Grote verschillen in voederwaarde graskuilen Perspektieven voor de melkveehouderij Mengelingen Een zeldzaamheid Veelbelovend snijmaïsras Presta op Rassenlijst 1988 Een rundveehouderij konsulentschap voor Noord-Brabant en Zeeland Inkomstenbelasting melkquotum geregeld korte wenken veehouderij De verschillen in voederwaarde tus sen de vroege voorjaarskuilen en de zomerkuilen zijn dit seizoen zeer groot, aldus het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek. De vroege voorjaarskuilen geven ge middeld uitzonderlijk gunstige onder zoekresultaten. Daarna sloeg het weer om met als gevolg dat de gemiddelde VEM terugzakte naar de middelmaat van de tachtiger jaren. Er is ongekend veel gebruik gemaakt van toevoeg middelen. Bij de onderzochte graskui len ligt dit tegen de veertig procent! De gemiddelde VEM van snijmaiskuil schommelt rond het gemiddelde van de laatste jaren. In 1987 bedroeg het percentage toe voegmiddelen bij de onderzochte kui len 39,5% en in de jaren daarvoor teruggaande respektievelijk 18,8%; 23,5% en 18,7%. Dankzij de gebruik te toevoegmiddelen en de veelal vlot te afwerking zijn de resultaten van het kwaliteitsonderzoek redelijk gunstig. Het valt op dat de voederwaarde en daarnaast ook het droge stofgehalte van de monsters van snijmaiskuilen uit de overwegend teeltgebieden ge middeld hoger ligt dan in de typische weidestreken. Het is daarom zeker nuttig om aan te kopen snijmaiskuil te laten onderzoe ken op voederwaarde. Rantsoensamenstelling belangrijk De verschillen in voederwaarde tus sen de vroege voorjaarskuilen en de zomerkuilen kunnen dit jaar uitzon derlijk groot zijn. Daarom kan het nuttig zijn om een goede en minder goede kuil naast elkaar te voeren. Op de bedrijven met snijmaiskuil is dit meestal het geval, maar op de typische weidebedrijven is dit vaak de overwe ging waard. Overleg met uw veevoe dingsadviseur! Herfstkuilen met/zonder toevoeging 1987, peildatum 16 december zonder met Aantal monsters 1612 1426 Droge stof 407 324 VEM 750 749 Vre 117 115 Ruwe celstof 241 235 Ruw as 163 171 NH3-fraktie 11 12 Veldperiode 3 2 De afdeling Bedrijfssynthese van het Proefstation voor de Rundvee houderij, Schapenhouderij en Paardenhouderij (PR) heeft samen met het Consulentschap in Algemene Dienst voor de Rundveehouderij, Schapenhouderij en Paardenhouderij (CAD-RSP) een modellenstu- die verricht naar de effekten van de stijgende meikproduktie per koe op het arbeidsinkomen. Hierbij is ook aandacht besteed aan de ge volgen van de daling van de melkquota- In deze studie beschikte het extensie ve bedrijf over 20 hektare grasland. Er werden 37 koeien gemolken met een gemiddelde meikproduktie van 5800 kg per jaar. Het melkquotum was 214.600 kg. De koeien werden dag en nacht geweid en kregen elke vier dagen een nieuw perceel. Het ar beidsinkomen bedroeg bij deze uit gangspunten 40.619 gulden. Als de meikproduktie toenam van 5800 tot 7000 kg, steeg het arbeidsinkomen met 7696 gulden. Als de opbrengst van de ruwvoerverkoop niet werd meegerekend, bedroeg het inkomen bij een meikproduktie van 7000 kg per koe slechts 41.029 gulden. De stij ging van de meikproduktie had dan nauwelijks een effekt op het arbeids inkomen. Het is denkbaar dat het overtollige ruwvoer niet verkocht kan worden. In dit geval kan het inkomen alleen stij gen door een verlaging van de pro- duktiekosten. In deze studie zijn verder drie manieren van kostenver laging geanalyseerd: de verlaging van de krachtvoerkosten; het gebruik van een gedeelte van de grond voor andere doeleinden; en het verlagen van de stikstofgift. Deze drie manieren van kostenverlaging zijn verder in publi- katie nr. 48 van het PR uitgewerkt. Het intensieve melkveebedrijf had de zelfde oppervlakte als het extensieve melkveebedrijf, namelijk 20 hektare. Het melkquotum bedroeg 348.000 kg. Op het bedrijf waren 60 melkkoeien aanwezig. De meikproduktie per koe bedroeg 5800 kg per jaar. De koeien werden overdag geweid en stonden 's nachts op stal. In de weideperiode werd 3 kg droge stof uit snijmais bij gevoerd. Het intensieve bedrijf is niet zelfvoorzienend. Er moet in de uitgangssituatie ruim 5 kg per koe per staldag aan droge stof uit snij mais worden aangekocht. Als de meikproduktie per koe toe neemt van 5800 tot 7000 kg stijgt het inkomen van 58.878 gulden naar 76.115 gulden. Omdat het aantal koeien afneemt van 60 naar 50 kan meer ruwvoer gewonnen worden. Hierdoor hoeft er minder ruwvoer aangekocht te worden. Zolang geen overschot aan ruwvoer ontstaat, blijft het voor het intensie ve bedrijf interessant om het graslandgebruik te verbeteren en de meikproduktie per koe te verhogen. Door beide maatregelen stijgt de hoeveelheid zelf gewonnen ruwvoer. Hierdoor dalen de ruwvoeraanko- pen en stijgt het arbeidsinkomen. Belangstellenden kunnen de publi- katie bestellen door 12,50 over te maken op postbanknr. 23 07 421 t.n.v. Proefstation PR, Lelystad met vermelding van: publikatie 48. De huidige konsulentschappen voor de Rundveehouderij in de gebieden Noord-Brabant en Zeeland, Overijs sel en Flevoland en Gelderland, zul len met ingang van 1 januari 1988 worden opgeheven. Per gelijke da tum wordt één Rundveehouderij- konsulentschap ingesteld per ge noemd gebied: - een Konsulentschap Rundveehou- Op 14 december 1987 heeft staatsse- kretaris Koning aan de belasting- inspekteurs een aanschrijving uit doen gaan waarin ter uitvoering van de motie Voorhoeve-De Vries de in komstenbelastingheffing op melkquo ta nader wordt geregeld. Onder bepaalde voorwaarden is het vanaf 8 oktober 1987, de datum van indiening van de motie, mogelijk melkquota ge heel of gedeeltelijk zonder inkomsten belastingheffing naar de opvolger door te schuiven. Voorwaarden zijn o.a. dat de be lastingplichtige overdrager 55 jaar of ouder moet zijn of voor meer dan 45 procent arbeidsongeschikt. De aan schrijving geldt alleen voor over drachten aan eigen kinderen of stiefkinderen, pleegkinderen of klein kinderen of hun echtgenoten. Bij de berekening van de WIR-premie op de overdracht zal wel rekening worden gehouden met de waarde van het melkquotum in het ekonomisch ver keer. Bij de overname moet vaststaan dat de overnemer de bedoeling heeft de onderneming duurzaam voort te zetten. Vrijdag 8 januari 1988 derij voor Noord-Brabant en Zeeland; - een Konsulentschap Rundveehou derij voor Overijssel en Flevoland te Zwolle; - een Konsulentschap Rundveehou derij voor Gelderland te Arnhem. Voorlopig blijven de vestigingen van de oude Konsulentschappen in resp. Hengelo, Doetinchem en Waalre ge handhaafd als bijkantoren. In bovenstaand kader vinden per 1 januari 1988 de volgende benoe mingenplaats: - ir. W. Luten wordt benoemd tot Konsulent Rundveehouderij voor Overijssel en Flevoland, ir. H. Wie ling wordt benoemd tot Konsulent Rundveehouderij voor Gelderland en ir. W.D. Ogink wordt benoemd tot Konsulent Rundveehouderij voor Brabant en Zeeland. De heer Ogink (geboortedatum 19 november 1951) studeerde in 1976 af aan de Landbouwhogeschool te Wa- geningen, richting Zootechniek- Veeteelt. Tot juni 1977 was hij in dienst bij de Rijks Middelbare Land en Tuinbouwschool te Tiel. Aanslui tend werd hij tewerkgesteld bij de Provinciale Direktie Bedrijfsontwik keling Gelderland in de funktie van ingenieur. Op 1 februari 1980 werd hij overgeplaatst naar het Konsu lentschap in Algemene Dienst voor de Varkenshouderij te Utrecht. Ver volgens werd hij eind 1983 benoemd tot Konsulent Rundveehouderij (en Akkerbouw) te Tilburg. Ir. A.J. Essink wordt benoemd tot iKonsulent Rundveehouderij voor Utrecht. In deze funktie volgj hij de heer Luten op. Ir. F.W.A. Vink wordt benoemd tot Konsulent Rundveehouderij voor Zuid-Holland. Hij volgt de heer Lu ten op die per juli 1987 naast Konsu lent Rundveehouderij voor Utrecht tevens was benoemd tot waarne mend Konsulent Rundveehouderij voor Zuid-Holland. De heer Vink (geboortedatum 14 ju ni 1954) studeerde in september 1977 af aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, richting Zootechniek. Hij trad op 15 maart 1977 in dienst bij het Konsulentschap in Algemene Dienst voor de Pluimveehouderij te Zeist als onderzoek koördinator, waarna hij met ingang van 1 februa ri 1980 als beleidsmedewerker bij de afdeling Kwaliteitszaken Dierlijke Produktie van de Direktie Veehou derij en Zuivel te 's-Gravenhage te werkgesteld werd. Op 1 oktober 1983 werd hij als ingenieur geplaatst bij het Konsulentschap Rundvee houderij en Akkerbouw in Noord- West-Friesland. Vanaf 1 februari 1987 is de heer Vink als Konsulent Rundveehouderij te Waalre werk zaam geweest. Ir. H.M.P. van den Brandt wordt bij de Direktie Veehouderij en Zui vel te 's-Gravenhage benoemd tot Projectmanager Provinciale Be leidstaken (t.b.v. de VZ- consulentschappen) Van de huidige Nederlandse schapenstapel is ongeveer een Vi van het oude inlandse Friese en Zeeuwse melkschapenras. De totale populatie van dit melk schapenras is klein; het omvat enkele duizenden stuks. Bij deze melkschapen zijn er een zeer klein aantal met een bijzonder kenmerk dat in ons land alleen bij deze melkrassen worden aan getroffen. Hierdoor is het dan ook weinig bekend. Het betreft het voorkomen van tepelvormige aanhangels aan weerszijden van de hals die met lellen, bellen of klokjes worden aangeduid. Deze lellen zijn met kort haar bezet en kunnen zowel bij ooien als ram men worden aangetroffen. Bij geiten komt de aanwezigheid van halslellen nog veelvuldig voor. In vroeger tijd had dit verschijnsel meer bekendheid voornamelijk doordat het aantal melkschapen toen groot was. Dr. A. Numan vermeldt in zijn boek "Handlei ding voor de inlandse schaapsteelt", dat verschenen is in 1835, hierover het volgende: "Het voorname en onverander lijke kenmerk van dit echte, oude, of groote Friese Schaap bestaat daarin, dat hetzelve, ter weerszijden van de hals, eigene aanhangsels of uitgroeisels bezit, zijnde, zo het schijnt, eigene klier achtige ligchamen van eene tepel vormige gedaante, welke met grof haar zijn bezet. Hij schreef voorts dat het aantal melkscha pen met halslellen toen reeds minder was dan in vroegere ja ren. Elders in dit boek is vermeld dat de Zeeuwse schapen overeen komen met de Friese schapen. Bij het Fries Melkschapenstam- boek is in 1916 een beschrijving van raskenmerken vastgesteld. Hierin wordt ondermeer het aan wezig zijn van halslellen aanbe volen. Als de schapen dik in de wol zitten zijn de lellen nauwe lijks zichtbaar. Door het niet be kend zijn met de aanwezigheid ervan kan het gemakkelijk ge beuren dat bij het scheren de halslellen worden afgeknipt. Schapen met halslellen zijn in ons land zeer zeldzaam. Het is een curiositeit. J.H. Lantinga Driejarige melkschapenooi met halsbellen Presta, het nieuwe veelbelovende snijmaïsras dat Cebeco-Handelsraad op de markt brengt, is opgenomen op de Rassenlijst 1988 in de groep midden vroege rassen. Presta bleek in de beproeving bijCebeco-Handelsraad en het Rivro in de afgelopen jaren een zeer be trouwbaar ras, dat zich kenmerkt door: - prima ziekteresistentie, vlot te beginontwikkeling, zeer goede ste vigheid, vrij vroege bloei, grote oogstzekerheiden goede opbrengst, gedrongen, massaal gewas met forse kolven. Bovendien heeft Presta ge middeld over meer jaren de hoogste voederwaarde in de droge stof van alle sinds 1981 in de Rassenlijst op genomen rassen. De combinatie van grote oogstzekerheid en uitstekende voederwaarde maakt Presta een zeer aantrekkelijk ras voor teelt onder Nederlandse omstandigheden. Presta is een kweekpoeder van het Franse bedrijf Coopérative de Cé- réales du Bassin de l'Adour(CAC- BA) in Pau. Het ras wordt in Neder land door Cebeco-Handelsraad op de markt gebracht. Voor het komen de voorjaar is er zaaizaad van uitste kende kwaliteit beschikbaar. Om schone melk te kunnen leveren moeten de ligplaatsen van de koeien schoon zijn. Strooisel of zaagsel in de boxen is nodig om de koeien schoon te houden. Met een droge voorbehandeling in de melkstal kan dan volstaan worden. Gebruik bij iedere keer melken een nieuw filter. Zorg voor een goede ventilatie in de stal. Durf te ventileren! Beter een koude droge stal, dan een warmere vochtige. In vochtige stallen komen vaker gezondheidsproblemen voor. Neem maatregelen bij strenge vorst Kaas breekt alle records De produktie en afzet van de Neder landse kaassector is nog nooit zo hoog geweest als in het afgelopen jaar. Dat heeft de vereniging Neder landse Zuivelbeurs maandag be kendgemaakt per hoofd van de be volking werd 13,8 kilo kaas gegeten. De consumptie van kaas in Neder land is het afgelopen jaar met ruim 3 procent gestegen. Het ziet er naar uit dat in 1988 een nieuwe mijlpaal in de Nederlandse kaashistorie zal worden bereikt, met een gemiddelde consumptie per hoofd van 14 kilo. De totale kaasexport uit Nederland is het afgelopen jaar gestegen met 5.000 ton tot een niveau van 385.000 ton met een waarde van 2,7 miljard gulden, dat is een waardestijging van 6 procent. om bevriezen van leidingen te voorkomen. In deze periode van het jaar is er ge legenheid om de werktuigen een goe de beurt te geven. Goed onderhoud verlengd de levensduur en is kosten besparend. Over enige tijd moeten de machines weer probleemloos kunnen draaien. Neem daar nu de maatregelen voor. Er is dit jaar veel verschil in kwaliteit van de voordroogkuil. Geef de beste kuil aan de hoog-produktieve koei en. Kuilgras van mindere kwaliteit bestemmen voor droogstaande koei en en het grotere jongvee. Om bij het jongvee voldoende groei te halen is aanvulling met krachtvoer soms nodig. "Het oog van de meester" moet kunnen beoordelen of het no dig is. Door het zachte weer zijn de mollen erg aktief. De resultaten zijn in het land duidelijk zichtbaar. Vooral in jong grasland kan de schade groot zijn. Vangen met een klem is de bes te bestrijdingsmethode. Het vraagt wel wat extra werk, maar het loont de moeite. 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1988 | | pagina 17