Alleen onbeschadigde knolselderij
is goed te bewaren
Plaats van de thermostaatvoelers bij
mechanisch gekoelde bewaarruimten
Vochtigheid
Wondheling
Tenslotte
Verschenen: 'Ziekten en
plagen van
graszaadgewassen in
beeld'
Tijdens het inkoelen van het produkt moet de waakthermostaat het
produkt beschermen tegen lage temperatuur bederf. De voeler moet
om deze reden daar geplaatst worden waar het produkt het eerst met
de koudste lucht in aanraking komt. Bij een continue luchtcirculatie
kan de voeler van de thermostaat in de retourlucht geplaatst worden.
Bij een discontinue luchtcirculatie is plaatsing van de voeler in het pro
dukt de beste oplossing, zowel bij langsstroom- als doorstroomkoel-
systemen.
De thermostaat regelt in een gekoel
de ruimte de gewenste temperatuur
binnen bepaalde grenzen. In de ruim
te is het mogelijk of de. temperatuur
van de lucht of van het produkt te re
gelen. Voor de duidelijkheid spreken
we dan over de ruimtethermostaat
c.q. produktthermostaat.
Om het produkt tegen te lage tempe
raturen te beschermen, wordt een
beveiligings- of waakthermostaat
naast de eerder genoemde thermosta
ten gebruikt.
Zowel bij mechanisch als elektronisch
werkende thermostaten is het erg be
langrijk waar de hierbij behorende
temperatuurvoelers worden aange
bracht. De plaatsen van de voelers be
palen voor een belangrijk deel de
maximum en minimum grenzen,
waarbinnen de gewenste temperatuur
wordt onderhouden. Bij mechanische
thermostaten wordt de temperatuur-
voeler de "bulb" genoemd en bij
elektronische thermostaten de sensor.
De stand van de sensor, dus vertikaal,
horizontaal of daar tussenin, heeft
geen invloed op het regelgedrag van
de installatie. De stand van de bulb
daarentegen wel. In dit artikel zal na
der worden ingegaan op de plaats van
een thermostaatvoeler tijdens het in
koelen en bewaren van in fust op
geslagen en losgestort produkt.
Lage temperatuur bederf (LTB)
De temperatuur van vers geoogste
produkten ligt normaal gesproken ve
le graden boven de optimale bewaar-
temperatuur van het produkt. Zo
gauw het produkt in de bewaarruim-
te is gebracht, wordt met de afkoeling
begonnen. Dit afkoelen gebeurt door
de koude lucht die uit de luchtkoe-
ler(s) komt. Deze lucht wordt kouder,
naarmate het produkt verder in tem
peratuur daalt. Aan het einde van de
afkoelfase kan de luchtkoeler de cel-
lucht zover hebben afgekoeld, dat het
produkt, dat het eerst in aanrhking
komt met deze koude lucht schade
ondervindt, terwijl de rest van het
produkt de bewaartemperatuur nog
niet heeft bereikt. Om het produkt te
gen dit lage temperatuur bederf (LTB)
te beschermen, is een waakther
mostaat nodig.
Inkoelen
Het inkoelproces van het vers inge
brachte produkt wordt gestart door
de ruimtethermostaat of produktther
mostaat op de gewenste bewaartem
peratuur in te stellen. De
waakthermostaat wordt ingesteld bo
ven de LTB-grens van het produkt.
Gedurende het inkoelen zal de ruim
tethermostaat of de produktther
mostaat de installatie pas uitschakelen
als de luchttemperatuur bij het verla
ten van de produktstapel bereikt is,
respektievelijk de produkttempera-
tuur aan het einde van de stapel be
reikt is. Hieruit volgt, dat de voeler
van de waakthermostaat in het
koudste gedeelte van de koellucht
moet worden geplaatst, die het eerst
met het produkt in aanraking komt.
Tijdens de inkoelfase schakelt de
waakthermostaat bij te koude aan-
stroomlucht de koelinstallatie uit en
schakelt de installatie in als de lucht
temperatuur weer boven een bepaal
de waarde is gestegen. Het verschil
tussen de uit- en inschakeltempera-
tuur wordt differentie genoemd. Om
pendelen (kort na elkaar in- en uit
schakelen) te voorkomen, wordt een
differentie van 1 a 2 graden ingesteld.
Dit in- en uitschakelen via de waak
thermostaat gaat door, totdat de
ruimte- of de produktthermostaat de
regelfunktie heeft overgenomen.
Bewaren
Als het produkt de bewaartempera
tuur heeft bereikt, treedt de bewaar-
Vrijdag 18 december 1987
fase in. Tijdens de bewaring wordt de
temperatuur geregeld door de ruimte-
of produktthermostaat. De waakther
mostaat komt alleen in bedrijf als de
instromende lucht te koud wordt. De
plaats van de voeler van de ruimte- of
produktthermostaat speelt gedurende
de bewaarperiode een zeer belangrij
ke rol. De plaats van de voeler hangt
af van diverse faktoren. De belang
rijkste faktor is of er continu of niet
continu lucht wordt gecirculeerd. Als
tweede punt speelt het gekozen lucht-
circulatiesysteem een belangrijke rol
bij de plaatskeuze van de voelers.
Continu of niet continu circuleren
Als tijdens de bewaarperiode continu,
dag en nacht, de ventilatoren blijven
draaien, zal het temperatuurverschil
tussen de circulerende lucht en het
produkt klein zijn. Hoe harder de
ventilatoren draaien des te kleiner
wordt dit verschil. Normaal is het zo
dat de luchtkoelerventilatoren tijdens
een koelperiode altijd op de maximale
kapaciteit draaien. Tijdens de niet
koelperiode kan de kapaciteit wel tot
1/3 van de maximale luchtkapaciteit
worden teruggebracht.
Wordt er alleen tijdens de koelperio
de met de maximale luchtkapaciteit
gedraaid en stoppen alle ventilatoren
tijdens de niet koelperiode dan is er
sprake van discontinu circuleren. In
het laatste geval zal de luchttempera
tuur veel af kunnen wijken van de
produkttemperatuur.
Wordt er nu continu gecirculeerd dan
kan de voeler van de ruimtether
mostaat heel goed in de bewegende
lucht worden gehangen. De juiste
plaats van de voeler in deze situatie
is in de luchtstroom, die uit het pro
dukt komt. Bij discontinue circulatie
is deze plaats niet juist, daar de pro
dukttemperatuur te veel af kan wij
ken van de luchttemperatuur. Om
deze reden is het beter de voeler in het
produkt te steken, daar waar de lucht
uit het produkt komt. In dit geval
spreken we over de produktther
mostaat.
Luchtcirculatiesystemen
Als tweede faktor speelt het luchtcir-
culatiesysteem voor de plaats van de
voelers een belangrijke rol. Bij los
gestort produkt stroomt de koellucht
via het onder het produkt aange
brachte luchtverdeelsysteem door het
produkt. Hier spreken we dan van
doorstroomkoeling. Bij produkt be
waard in kisten, zoals hard fruit,
stroomt de lucht langs en om de
kisten. Hier spreken we van
langsstroomkoeling.
Plaats van de voeler bij losgestort
produkt
Bij losgestort produkt wordt de afge
koelde lucht uit de lucht koeler(s) aan
gezogen door steun ventilatoren. Deze
ventilatoren blazen de koellucht via
het luchtverdeelsysteem door het
produkt.
Deze opgewarmde lucht uit het pro
dukt wordt aangezogen door de koe-
lerventilatoren. Deze ventilatoren
blazen of zuigen de lucht door de
luchtkoeler(s) en de lucht koelt weer
af. Bij losgestort produkt is er altijd
sprake van discontinu circuleren in de
bewaarfase.
In figuur 1. is een praktijksituatie ge
schetst, waarbij de luchtkoeler de
luchtbuffer boven het produkt con
tinu op een gewenste temperatuur
houdt. Om dit te kunnen regelen, is
een ruimtethermostaat aangebracht
waarvan de voeler 1 in de retour
lucht nabij de aanzuigzijde van de
koeler wordt gemonteerd. De steun-
ventilatoren worden in deze situatie
geschakeld door de produktther
mostaat, waarvan de voeler 2 cir
ca 30 cm diep in het produkt is
gestoken.
In deze situatie geeft voeler de plaats
aan van de waakthermostaat. Deze
plaats is gekozen om het bovenste pro
dukt tegen te lage temperaturen te be
schermen als de luchtkoeler door blijft
draaien bij een b.v. defekte ruimtether
mostaat. 1.
In figuur 2 is een praktijksituatie
weergegeven waarbij zowel de lucht
koeler^) als de steunventilatoren wor
den geschakeld door de
produktthermostaat. Hierbij vervalt
dus de ruimtethermostaat. Daar de
luchtkoeler alleen koelt als ook de
steunventilatoren draaien, is de plaats
van de waakthermostaat aangegeven
op plaats 3 De kans namelijk, dat
het bovenste produkt te koud wordt,
is hier niet aanwezig, omdat direkt
een menging ontstaat van de gekoel
de lucht en de opgewarmde lucht, die
uit het produkt komt.
Figuur 3 laat een opstelling zien,
waarbij de luchtkoeler(s) geheel is in
gebouwd. Deze koelerblokken zijn
niet voorzien van ventilatoren. De
produktthermostaat 2 geplaatst in
het produkt regelt de koelinstallatie
en de steunventilatoren. Alle lucht uit
het produkt wordt via de luchtkoelers
aangezogen door de steunventilato
ren. De voeler van de waakther
mostaat 3 kan hier het beste in de
drukgang of bij de kanalen worden
aangebracht, waardoor pendelen van
de koelinstallatie wordt tegengegaan.
Plaatsen van de voelers bij
langsstroomkoeling
Bij langsstroomkoeling (figuur 4)
kömt de koudste lpcht het eerst in
aanraking met het produkt tegenover
de koeler. De voeler van de waakther
mostaat wordt dan op plaats 3 aan
gebracht. Wordt tijdens de
bewaarperiode continu gecirculeerd
dan wordt de voeler 1 van de ruim
tethermostaat in de retourlucht onder
de luchtkoeler geplaatst, zoals in fi
guur 4 wordt aangegeven.
Wordt in de bewaarperiode disconti
nu gecirculeerd dan is de plaats van
de voeler 1 van de produktther
mostaat volgens figuur 5 een manier.
Sensor of bulb
Wordt de voeler in het produkt gesto
ken dan is het praktisch gezien veel
eenvoudiger hiervoor een sensor te ne
men. Een bulb is bevestigd aan een
zeer dun koper leidinkje (capillair) dat
erg kwetsbaar is. Om deze reden komt
een bulb alleen in aanmerking als de
ze op een vaste plaats is gemonteerd.
Voor de optimale werking van de me
chanische thermostaat is het noodza
kelijk, dat de bulb op de door de
fabrikant voorgeschreven wijze ge
monteerd wordt.
Beïnvloeding voelers
Probeer te voorkomen, dat de voeler
wordt beïnvloed door warmte of kou
de van buitenaf. Is de voeler strak te
gen een wand aangebracht, dan wordt
de voeler door de wandtemperatuur
beïnvloed. Plaats de voeler dus altijd
zo, dat instralingswarmte zoveel mo
gelijk wordt voorkomen. De cellucht
moet voldoende rondom de voeler
kunnen stromen. Ook ventilatielucht
via lekken, deuren en kieren kan een
voeler beïnvloeden. Wordt de voeler
te dicht bij een luchtkoeler gemon
teerd dan kan de voeler door deze
grote koude massa een afwijking
geven.
A. Scheer,
CAD voor de kwaliteit en bewaring
t.b.v. Akker- en Tuinbouw
Figuur 1
Figuur 2
Figuur 5
Figuur 1
Figuur 5
1. Voeder ruimtethermostaat
2. Voeder produktthermostaat
3. Voeder waakthermostaat
Beschadigingen van knolselderij zijn invalspoorten voor bakteriën en
schimmels. Zijn de knollen erg beschadigd, dan is een lange bewaring
onmogelijk. Rooien onder goede omstandigheden beperkt het aantal
beschadigingen tot een minimum. Dat is echter niet altijd mogelijk.
Te verwachten nachtvorst kan ook een aanleiding zijn om onder min
der gunstige omstandigheden toch te rooien.
De kwaliteit van de knollen, welke in
de bewaarruimte komen te liggen,
kan erg verschillen. Zijn de knollen
eenmaal binnen, dan pas kan goed
worden beoordeeld welke kwaliteit
men in huis heeft. Is het, in verband
met de vele beschadigingen, erg slecht
met de knolselderij gesteld, dan kan
de lange bewaring zonder meer wor
den vergeten. Opslag gedurende en
kele maanden is mogelijk indien de
bewaring goed wordt uitgevoerd. Tij
dig kontroleren blijft een harde nood
zaak. Omdat bakteriën en schimmels
bij hogere temperaturen aktiever wor
den, is het raadzaam om bij kontro-
les enkele knollen uit de bewaarplaats
te nemen en deze enigszins op te war
men. Hiermee kan men sneller een
lichte aantasting opsporen. Een "ver
snelde" afzet is in zo'n geval nood
zakelijk. Wacht men totdat de
aantasting in de bewaarplaats goed
zichtbaar is, dan kan het weieens zo
zijn, dat alles onverkoopbaar is ge
worden.
Bij opslag van knolselderij zijn tem
peratuur en luchtvochtigheid de be
langrijkste faktoren. Ten aanzien van
temperatuur tracht men de optimale
0 a 1°C te handhaven. Zijn de knol
len gezond, dan moet er worden ge
tracht een zeer hoge luchtvochtigheid
te kreëren, waardoor de uitdroging
tot enkele procenten beperkt blijft. Is
daarentegen de luchtvochtigheid aan
de lage kant, dan kan het vochtver
lies, dus ook het gewichtsverlies, toe
nemen tot 10% of meer. Voor de
afzet als verse konsumptie zijn uitge
droogde knollen niet bruikbaar. In
principe kiest men dus voor opslag bij
hoge luchtvochtigheden. Dit kan an
ders worden, indien de knolselderij
bij het rooien en binnenbrengen erg
is beschadigd. Via wondjes kunnen
bakteriën en schimmels binnendrin
gen. Is daarbij vrij veel vocht aanwe
zig, dan worden die aktiviteiten nog
eens extra gestimuleerd. De vraag
komt dan naar voren of die in
valspoorten kunnen wordèn gesloten
door een "verkurking".
Wonden laten helen door middel van
verkurking is in theorie mogelijk.
Praktisch komen daarbij wel enkele
problemen om de hoek kijken. Op de
eerste plaats werkt een wondheling
het beste bij hogere temperaturen.
Om afleving en bakteriegroei zo veel
mogelijk te remmen, is het wenselijk
om snel naar een lage opslagtempe-
ratuur te gaan.
Het tweede probleem is zeker zo
groot. Wil men namelijk elke wond
laten "verkurken", dan moet er bij
elke knol juist voldoende droging
plaatsvinden. Die verdeling is nooit
voor 100% uitvoerbaar. Als men bij
los gestorte opslag de lucht door de
produkten blaast, zal het vochtverlies
in de eerste laag altijd vele malen gro
ter zijn dan in de bovenliggende la
gen. Bij een zuigende opstelling ligt
dat net andersom. De beste vochtver-
deling wordt verkregen, wanneer er
afwisselend blazend en zuigend wordt
gewerkt. Vindt de opslag in kisten
plaats, dan ontstaat er een "randwer-
king". Doordat de lucht langs de
kisten wordt geblazen, zullen de knol
len gelegen aan de buitenzijde meer
vochtverliezen te zien geven dan de
overige. Bij langsstroom-koeling is
dat bijna niet te verbeteren.
Beschadigingen zijn bij het rooien van
knolselderij moeilijk voor 100% te
voorkomen. De verschillen zijn af
hankelijk van diverse faktoren en be
hoorlijk groot. Hetzelfde geldt voor
de ziekten, welke mee naar binnen ko
men. Een chemische bestrijding is in
de bewaarplaats niet toegestaan.
Door te spelen met temperatuur en
luchtvochtigheid kan de bakterie- en
schimmelgroei worden beïnvloed. Het
zijn echter lapmiddelen, welke niet al
tijd een hoog rendement opleveren.
Het hoogste rendement kan men ver
wachten als de knolselderij onbescha
digd binnenkomt.
Ing. H. Deenen
CAT Tilburg
Bij het CAD Gewasbescherming is
onlangs een brochure verschenen,
waarin de meest voorkomende ziek
ten en plagen in graszaadgewassen,
voorzien van een beknopte beschrij
ving, in beeld worden gebracht.
De brochure is in eerste instantie be
doeld voor graszaadtelers. Daar
naast is de brochure geschikt voor
het landbouwonderwijs, en kunnen
ook de landbouwvoorlichtings-
dienst, het landbouwkundig onder
zoek, de teeltbegeleiders van gras
zaadfirma's en de bestrijdingsmid-
delenhandel er hun voordeel mee
doen.
De brochure is verkrijgbaar door
ƒ9,te storten op postgiro 1690875
ten name van het CAD Gewasbe
scherming te Wageningen onder ver
melding van: 'Graszadenboekje'.
11