Landbouwkundig onderzoek
moet voor boer en tuinder
herkenbaar blijven
Opbrengsten per ha van meeste
akkerbouwgewassen afgelopen
seizoen matig
Landbouwschap in reaktie
Bij uitgifte van S.V.P.-
aardappelmateriaal veel aandacht voor
AM-resistentie
Geïntegreerd
Het landbouwkundig onderzoek moet
ook in de toekomst voor boeren en
tuinders herkenbaar zijn. Daarom zal
het agrarisch bedrijfsleven nauw be
trokken moeten blijven bij het opstel
len van onderzoekprogramma's en
het bekend maken van de onderzoeks
resultaten. Vanwege die herkenbaar
heid moet er in het nieuw op te richten
centrum voor plantenveredelingson-
derzoek ook een afdeling komen voor
de veredeling van specifieke Neder
landse akkerbouwgewassen. Dit
schrijft het Landbouwschap in een
uitvoerig kommentaar op het onlangs
door de minister van Landbouw ge
publiceerde Ontwikkelingsplan land
bouwkundig onderzoek 1987-1990,
dat eind deze maand in de Tweede
Kamer wordt behandeld. Uit het plan
blijkt dat het landbouwkundig onder
zoek de komende jaren ingrijpend zal
worden gereorganiseerd. Van de 24
instituten worden er enkele samenge
voegd en dit zal ook het geval zijn bij
de proefstations.
Het Landbouwschap is het er mee
eens dat het landbouwkundig onder
zoek moet worden versterkt om de
huidige knelpunten in de agrarische
bedrijfstak weg te nemen en om te
zoeken naar nieuwe afzet- en verwer
kingsmogelijkheden voor agrarische
produkten. Maar om de gewenste
kwaliteitsverbetering na te streven via
een personeelsinkrimping acht het
Landbouwschap een noodgreep. Te
genover de inkrimping zullen bepaal
de garanties moeten staan ten aanzien
van onderzoekprogramma's ^n taken
voor de komende jaren.
De financiering van het onderzoek,
waarover nog tal van onduidelijkhe
den bestaan, moet naar de mening
van het Landbouwschap een zaak van
de overheid blijven. In het ontwikke
lingsplan wordt uitgegaan van groei
ende inkomsten uit medefinanciering
en kontraktonderzoek. Het Land
bouwschap zet hier een vraagteken
bij. Kontraktonderzoek mag in geen
geval ten koste gaan van reguliere ta
ken. De resultaten van dit onderzoek
mogen hooguit tijdelijk tot geheim
houding leiden. Bezwaar heeft het
schap ook tegen een nog vertrouwe
lijk plan om geld uit het O- en S-fonds
over te hevelen naar het landbouw
kundig onderzoek. Minister Braks
moet alsnog aanspraak maken op de
middelen die het kabinet beschikbaar
heeft gesteld voor het technologiebe
leid, aldus het kommentaar.
Volgens het ontwikkelingsplan zal het
landbouwkundig onderzoek zich in de
toekomst op een meer geïntegreerde
manier moeten bezighouden met de
primaire produktie, de industriële ver
werking en afzet, natuur en landschap
en het landelijk gebied en het milieu.
Maar deze geïntegreerde benadering
mag niet ten koste gaan van de markt-
funktie van de Nederlandse land- en
tuinbouw, zegt het Landbouwschap.
Ook het milieuonderzoek moet aan
sluiting houden op de produktiefunk-
tie van de land- en tuinbouw.
Bij de reorganisatie van het land
bouwkundig onderzoek zal de taakaf
bakening tussen de verschillende
instituten fundamenteel worden aan
gepast. Zo zullen de taken van het In
stituut voor de veredeling van
tuinbouwgewassen (IVT) en de Stich
ting voor Plantenveredeling (SVP)
worden gebundeld in een nieuw op te
richten Centrum voor plantenverede-
lingsonderzoek. Verder komt er een
nieuw instituut voor agrotechnolo-
gisch onderzoek, dat zich gaat rich
ten op de verwerking van akker- en
tuinbouwprodukten. Het Landbouw
schap betwijfelt of het, gezien de be
staande goede samenwerking tussen
IVT en SVP, wel nodig is om tot één
veredelingsinstituut voor de plantaar
dige sektor te komen. Blijkens het on
derzoeksplan zal er tamelijk eenzijdig
op het veredelingsonderzoek voor de
akkerbouw worden ingekrompen. Op
dit punt acht het Landbouwschap een
nadere analyse nodig.
Relatie
Onduidelijk is nog wat de reorgani
satie van het landbouwkundig onder
zoek voor gevolgen zal hebben voor
de relatie tussen de onderzoeksinsti
tuten en de proefstations. Het Land
bouwschap pleit ervoor om via de
Nationale Raad voor het landbouw
kundig onderzoek een goede afstem
ming van het landbouwkundig
onderzoek met het werk van andere
onderzoeksinstellingen, ook bij uni
versiteiten en TNO, te be
werkstelligen.
Het is de bedoeling om het landbouw
kundig onderzoek in de toekomst te
verzelfstandigen in een aparte stich
ting of organisatie. Het Landbouw
schap vindt dat hierover pas een
beslissing kan worden genomen als de
in het ontwikkelingsplan vervatte re
organisatie is uitgevoerd. Om onze
kerheid bij de onderzoekers en
leegloop te voorkomen acht het Land
bouwschap het noodzakelijk dat de
ze reorganisatie snel zijn beslag krijgt.
De opbrengst per ha ligt voor de meeste akkerbouwgewassen in 1987
lager dan vorig jaar. Een uitzondering daarop vormen met name de
aardappelen. Hiervan komt de opbrengst per ha gemiddeld 10% ho
ger uit dan in 1986. Vergelijking met het vijfjarig gemiddelde laat
voor de verschillende akkerbouwgewassen eenzelfde of iets gunstiger
uitkomst van de opbrengsten per ha zien. Dit blijkt uit de definitieve
oogstraming akkerbouwgewassen van het Centraal Buro voor de Sta
tistiek die in de periode van 12 t/m 23 oktober 1987 is samengesteld
met hulp van de regionale oogstramingskommissies. De gegevens van
de regionale ramingen zijn nog niet beschikbaar.
Van alle granen liggen de op
brengsten per ha ruim onder die van
vorig jaar. Bovendien blijven enkele
gewassen ook onder het vijfjarig ge
middelde, zoals wintertarwe (- 6%),
zomer- en wintergerst (-3%, respec
tievelijk - 8%) en roggen (- 3%).
Door een uitbreiding van het areaal
van de meeste granen is de totale op
brengst evenwel hoger dan die van
vorig jaar. Alleen wintertarwe en
wintergerst hadden mede door een
kleinere geoogste oppervlakte een la
gere totale opbrengst (- 20%,
respektievelijk - 24%).
Peulvruchten (droog geoogst)
Van groene erwten is de opbrengst
per ha een stuk lager, zowel ten op
zichte van 1986 (- 38%) als ten op
zichte van het vijfjarig gemiddelde (-
27%). Doordat de geoogste opper
vlakte circa 60% groter is, is de tota
le opbrengst toch nagenoeg gelijk aan
die van vorig jaar. De totale opbrengst
van kapucijners en grauwe erwten is on
geveer gehalveerd als gevolg van een la
gere opbrengst per ha (-27 ten opzich
te van 1986) en een kleinere geoogste
oppervlakte (- 29%). De totale op-
Vrijdag 20 november 1987
brengst van bruine bonen komt uit
op slechts eenderde van die van vo
rig jaar. De veldbonen laten een bij
na normale opbrengst per ha zien (-
2% ten opzichte van het vijfjarig ge
middelde). Door de sterke uitbrei-
Op vrijdag 23 oktober waren de Ne
derlandse aardappelkwekers en de
Kommissie ter bevordering van het
kweken en het onderzoek van nieu
we aardappelrassen (C.O.A.) uitge
nodigd voor de uitgiftedag van de
Stichting voor Plantenveredeling
(SVP) op de Professor Broekema-
hoeve te Lelystad. De SVP-
Synthese-afdeling van uitgangsmate
riaal voor aardappelkwekers organi
seert jaarlijks deze dag. Naast de
RIVRO-serie, met kandidaatrassen
voor de Rassenlijst, wordt dan het
SVP-materiaal dat voor uitgifte is
bestemd ter bezichtiging opgesteld.
Deze uitgifte omvat in 1987 vijf ver
schillende groepen aardappelgeni-
teurs. Het betreft materiaal waarin
landbouwkundige en kwaliteiteigen
schappen zijn gekombineerd met
schurftresistentie, aardappelmoe-
heidsresistentie tegen de pathotypen
Fancom agro computers houdt
drie dagen open huis
De Noord-Limburgse agro-
computerindustrie Fancom B.V. in
Panningen (Gem. Helden) organiseert
een drie dagen durend open huis op
vrijdag 27 november (10.00-22.00
uur), zaterdag 28 november
(10.00-18.00 uur) en zondag 29 no
vember (14.00-18.00 uur). Voor vrij
dag 27 november ('s middags en 's
avonds) en zaterdagmiddag 28 no
vember staan gratis toegankelijke le
zingen op het programma. Deze gaan
over dier- en voerweging in de pluim
veehouderij (Ing. J. Cremers) en rest
loos brij voeren aan varkens (Ing. W.
de Vlieger) en duren een half uur.
Rol, Ro2, Ro3, Pa2 en Pa3 en/of
resistentie tegen het aardappelblad-
rolvirus.
Naast dit materiaal wordt een groep
uitgegeven met zeer goede en stabie
le kwaliteitseigenschappen voor
frites- en chipsfabrikage (ook na be
waring bij 2-4°C). In de laatste
groep zijn de primitieve soorten So-
lanum phureja en Solanum andigena
verwerkt met als doel de genetische
basis van de Nederlandse aardappel
te verbreden. In nakomelingen van
Solanum andigena kan daarnaast
nog sprake zijn van een heterosisef-
fekt op de opbrengst.
De belangstelling van kwekerszijde
was groot. Vooral het materiaal met
resistentie tegen de aardappelcysten-
aaltjes Globodera rostochiensis en
G. pallida oogstte veel belangstel
ling. Dit mede omdat dergelijk ma
teriaal uit ekonomisch en milieu
technisch oogpunt de meest efficiën
te bestrijding van aardappelmoeheid
biedt.
Continue droger voor granen,
zaden en peulvruchten
Voor de steeds lagere normen voor
het vochtgehalte, die gesteld worden
aan granen, zaden en peulvruchten,
brengt Graantec-Zaadprocessing een
serie continue drogers. Kapaciteiten
van 5,6 ton per uur tot 52,5 ton per
uur bij 5% vochtonttrekking. De con
tinue drogers zijn geschikt voor alle
granen, zaden, peulvruchten en mais.
De drogers worden geleverd in geheel
staalverzinkte uitvoering.
ding van het areaal is de totale op
brengst evenwel 60% groter dan in
1986.
Handelsgewassen
De oppervlakte karwijzaad is met
17% verminderd, terwijl de op
brengst per ha ten opzichte van 1986
slechts 36% is. Dit resulteert in een
totale opbrengst van niet meer dan
30% van de oogst van vorig jaar.
Van vlas ligt de opbrengst per ha 2%
hoger dan vorig jaar. Samen met een
circa 25% grotere oppervlakte leidt
dit tot een totale opbrengst vlas die
28% hoger dan in 1986.
Rooivruchten
Bij de aardappelen is de opbrengst
Definitieve oogstraming belangrijke akkerbouwgewassen per ha.
1986
1982/
kg
100
1986
wintertarwe
7000
87
94
zomertarwe
6100
91
104
wintergerst
5400
83
92
zomergerst
5200
84
97
Groene erwten
3450
62
73
Kapucijners en grauwe erwten
3650
73
85
Bruine bonen
1750
62
62
Veldbonen
4700
91
98
Koolzaad
3200
92
104
Karwijzaad
700
36
48
Blauwmaanzaad
1100
73
80
Vlas (ongerepeld)
8050
102
102
Aardappelen (incl. uitval)
45000
110
115
W.v. consumptieaardappelen:
Op kleigrond
incl. uitval
46500
103
111
excl. uitval
42000
104
112
Op zand- en veengrond
incl. uitval
44000
109
118
excl. uitval
38500
112
115
Fabrieksaardappelen
43500
124
120
Suikerbieten
54000
97
103
Voederbieten
87500
101
103
Zaai-uien
45000
89
101
Snijmais (in kg droge stof)
11000
80
-
De totale stro-opbrengst bedroeg dit jaar 16minder dan vorig jaar.
per ha beter dan in 1986 10%) en
nog beter dan het vijfjarig gemiddel
de 15%). De totale oppervlakte
aardappelen is met een afname van
iets meer dan 1.300 ha (0,8%) nau
welijks kleiner dan vorig jaar. Van
de konsumptie-aardappelen wordt
de totale opbrengst ten opzichte van
1986 4,3% hoger geraamd. De fa
brieksaardappelen geven eveneens
een hoge totaalopbrengst, namelijk
20% ten opzichte van 1986. De
oppervlakte suikerbieten is circa
10.000 ha kleiner dan in 1986. De
opbrengst per ha komt 3% lager uit
dan vorig jaar (tegen 3% ten op
zichte van het vijfjarig gemiddelde)
en de totale opbrengst blijft daar
door 10% achter bij die van vorig
jaar. Het suikergehalte ligt met
15,5% dit jaar ook lager dan de
voorgaande twee jaren. Van zaai-
uien is de opbrengst per ha ten op
zichte van 1986 lager (- 11%) en on
geveer gelijk aan het vijfjarig gemid
delde 1 Mede door een gerin
ge vermindering van de oppervlakte
is de totale opbrengst van zaai-uien
14% lager dan vorig jaar.
Mais
De oppervlakte snijmais is dit jaar
slechts een weinig groter dan in de
vorige jaren. De opbrengst per ha (in
kg droge stof) valt echter nogal te
gen (- 20% ten opzichte van 1986),
waardoor de totale opbrengst snij
mais 10% lager uitkomt dan in 1986.
Uit de oogstraming blijkt dat dit
jaar de opbrengst per ha van stro
voor alle graangewassen lager is dan
vorig jaar. De totale opbrengst be
draagt 590.000 ton stro; dit is 16%
minder dan in 1986.
De opbrengsten van de percelen waar
van ten tijde van de raming bekend
was dat oogsten niet meer mogelijk
was, zijn niet in deze oogstraming ver
werkt. Van de aardappelen, snijmais
en uien was ten tijd van de oogstra
ming pas een gedeelte geoogst, zodat
van deze gewassen - gezien de weers
omstandigheden - niet precies bekend
is welk gedeelte als verloren moet
worden beschouwd. De opbrengsten
van de genoemde gewassen geven dan
ook de hoeveelheden weer bij een vol
ledige oogst.
9