Meer zicht houden op
markt lamsvlees
Coöperatie ZON doorbreekt met
pluimveevoer magische 2,00 VC-grens
Gezondheidsdienst Noord-Brabant
en importeurs binden samen strijd
aan tegen abortus Bang
en Leucose
Inventariseren
Nog wel ruimte
korte wenken
veehouderij
Opslagkapaciteit voor
rundveedrijfmest beperkt
Het struktuurrapport over de Nederlandse schapensektor, dat werd
opgesteld door het Produktschap voor Vee en Vlees, schetst de knel
punten en doet aanbevelingen aan de zijde van het aanbod en de ver
werking, maar gaat evenmin voorbij aan de afzet. Aan de marktzijde
wordt steeds meer een vraag naar verwerkte lamsdelen gekonsta-
teerd. De groot-winkelbedrijven, met name in Frankrijk gaan een
steeds grotere rol spelen in de afzet van lamsvlees. De produktie van
slachtlammeren zal meer op deze vraag moeten worden afgestemd.
Konkreet betekent dit een gespreide afzet over het jaar en afleveren
op het juiste tijdstip (karkassen boven de 20 kilogram worden name
lijk steeds minder gevraagd).
In het forum waren verschillende branches uit de Nederlandse schapensektor
vertegenwoordigd, zoals de Centrale Organisatie voor Vleesgroothandel, het
Nederlands Texels Schapenstamboek in de persoon van de voorzitter, de
heer J.C. Geluk uit Dinteloord (2e van links) en de Friese Mij (links voorzit
ter Geert Hofstra), de detailhandel vertegenwoordigd door de Vleesch-
meesters en de eindgebruikers vertegenwoordigd in de Nederlands Club van
Chefkoks. Het forum werd voorgezeten door Jaap van der Veen (op de foto
in het midden).
Inspelen op de markt betekent ook
een noodzakelijke verandering in de
slachterijsektor. Momenteel gaat het
merendeel van de in Nederland ge
produceerde slachtlammeren nog le
vend de grens over. Maar we moeten
hier niet alleen zelf slachten, maar
ook dat stukje meerwaarde toevoe
gen aan de karkassen. Van der Veen:
'Nederland manifesteert zich vooral
als grondstofleverancier. In de toe
komst moet het een leverancier van
eindprodukten worden'.
De kapaciteit van de schapenslachte
rijen in Nederland is echter verou
derd en versnipperd, zo blijkt uit het
onderzoek. Slechts éénderde van de
kapaciteit wordt benut en ook de ar-
beidsproduktiviteit in Nederland
(2,2 lam per uur), steekt schril af bij
die in de ons bekonkurrerende lan
den (7,5 tot 10 lam per uur). Voorts
heeft de Nederlandse slachtsektor
nauwelijks uitsnij kapaciteit voor
lamsvlees. De huidige marge van on
geveer ƒ1,25 per lam die er tussen zit
voor de slachter maakt het evenwel
haast onmogelijk te investeren in de
ze tak.
Een belangrijke vraag is volgens
Odink, waar staan we op het mo
ment met de kwaliteit van ons scha
penvlees? Het IVO gaat daarom een
jaar lang via het EUROP-
klassifikatie-systeem het slachtaan-
bod van schapen en lammeren in Ne
derland inventariseren. De dieren
worden hierbij zowel levend als
geslacht beoordeeld. Dit projekt
moet belangrijke informatie opleve
ren om te komen tot het afleveren
van slachtlammeren op een juist ge
wicht en een optimale slachtrijpheid.
'Op het moment wordt namelijk nog
te weinig informatie uit de markt
doorgespeeld naar de schapenhou
der', aldus Odink. Volgens Van der
Veen zou 'uitbetaling naar karkas
kwaliteit wat dit betreft een verbete
ring zijn', om de kwaliteit van het
lamsvlees uiteindelijk nog meer te
verbeteren.
De afzet van schapenvlees in Neder
land zelf is uiterst beperkt. Slechts
0,5 kilogram per hoofd van de be
volking per jaar (gemiddelde in EG
3,5 kilogram). Op de vraag waarom
de Nederlandse konsument een pani
sche angst voor schapenvlees lijkt te
hebben, geeft de struktuurnota ech
ter geen antwoord, aldus Odink. In
de forumdiskussie werd geopperd
dat we na de oorlog het eten van
schapenvlees verleerd zijn omdat al
het lamsvlees werd werd geëkspor-
teerd en moeders het oude schapen
vlees wat hier bleef niet aan de kin
deren konden slijten. 'De werkelijke
reaktie van de konsument interes
seert ons en daarom zal hiernaar, sa
men met het ministerie van Land
bouw, nader onderzoek worden ge
daan', liet Odink weten. Volgens het
LEI zitten lams- en schapenvlees
duidelijk in de lift bij de Nederland
se konsument, maar bedraagt het
marktaandeel nog ruim minder dan
één procent. Vast staat dat meer in
gespeeld moet worden op de ontwik
kelingen in de distributie en dat de
promotie een impuls moet hebben.
In principe is de EG voor 80 procent
zelfvoorzienend wat schapenvlees
betreft. 'Het lijkt dus dat er ruimte
te over is op de Europese markt, wat
echter beslist niet het geval is', stelde
Van der Veen. De EG kent namelijk
via de GATT-bepalingen een im-
portkontingent van 320.000 ton
(waarvan een groot gedeelte wordt
ingevuld door Nieuw-Zeeland voor
prijzen waartegen wij niet kunnen
konkurreren) waardoor het aanbod
de vraag overtreft op de EG-markt.
Volgens Van der Veen moeten we echter
oppassen met importbelemme
ringen om te zorgen dat we als netto-
eksporterend land zelf geen belem
meringen oproepen.
Voor veel gespecialiseerde schapen-
bedrijven zou het een ramp zijn als
op dit moment de ooipremie zou
verdwijnen. De snelgroeiende scha
penstapel in Europa en dus ook Ne
derland (psychologisch effekt van de
ooipremie?) jaagt Brussel echter
steeds meer op hoge kosten en dat de
regeling in de toekomst zal worden
aangepast staat vast. Velen deelden
de mening dat het op de lange ter
mijn ook voor de konkurrentieposi-
tie van de Nederlandse schapenhou
derij alleen maar gunstig is als de
prijs meer uit de markt moet komen.
Zo snoept Groot-Brittannië op het
moment van de totale subsidiekoek
die te verdelen valt in de Europese
schapensektor ruim 90 procent op.
W.M.
Coöperatie Z.O.N. had een groot aandeel bij de doorbraak van de magisch
voeder kon versiegrens van 2.00.
Coöperatie Zuid-Oost Nederland te
Eindhoven behoort tot de eerste
mengvoercoöperatie in Nederland die
een grote inbreng heeft gehad bij de
vestiging van een "wereldrekord".
Onlangs werd bij drie legpluimveebe-
drijven in Noord-Brabant de magi
sche voederkonversiegrens van 2,00
doorbroken. Aan twee van deze be
drijven levert de ZON het voer.
"Als we dit tien jaar geleden hadden
voorspeld dan zou er niemand zijn ge
weest die het geloofde. We verwach
ten overigens dat de voederkonversie
bij legpluimvee nog wel verder zal da
len. In ieder geval zal in de breedte
de VC steeds meer naar beneden
gaan. We hebben nog enkele pluim
veehouders die al dicht bij de 2,00
grens zitten. Dat is een kwestie van
tijd en dan zijn zij er ook onder", ver
tellen ZON verkoopleider H. Wester
hof en pluimveevoorlichter Th. Ruys
niet zonder trots.
Kombinatie van faktoren
Het tweetal is overigens realistisch ge
noeg om te erkennen dat niet alleen
het voer van de ZON gezorgd heeft
voor deze unieke ontwikkeling. Ze
zien het duidelijk als een kombinatie
van faktoren. "Het gaat om zeer vak
kundige pluimveehouders, die zeven
Binnenkort wordt het vee weer op-
gestald. Het is dan gewenst om alle
dieren, dus ook het jongvee, te
SCHEREN. Geschoren dieren blij
ven beter schoon en hebben minder
last van huidaantasting en het optre
den van b. v. luis. Het scheren zelf is
geen aangename bezigheid, maar het
is voor het vee bijzonder goed.
Drinkbakken in ligboxen- en
roostervloerstallen moeten regelma
tig worden schoongemaakt. Voer-
resten kunnen het water bederven.
Vooral voor jongvee op roosterstal-
len is het gebruik van een DRINK-
NIPPEL ideaal. De dieren kunnen
volop drinken, morsen weinig en een
drinknippel neemt geen plaats in.
Vrijdag 30 oktober 1987
dagen per week met hun kippen be
zig zijn. Verder is het management
optimaal en voldoen huisvesting van
de dieren en de klimaatbeheersing aan
de allerhoogste eisen. De witte leg
horns die voor dit succes hebben ge
zorgd zijn zeer moderne legkippen.
En dat die beesten optimaal produce
ren met ons legpluimveevoer is nu dus
bewezen. Daar zijn we best een beet
je trots op. Het betekent toch dat je
het goed doet als coöperatie, maar
ook dat de pluimveehouders het
volste vertrouwen hebben in je pro-
dukten".
Kostprijs
Theo Ruys gelooft niet dat het door
breken van de 2,00 voederkonversie
een typische Brabantse aangelegen
heid is. Volgens hem kan dit ook ge
realiseerd worden in andere streken.
geboortedatum
aantal dieren (22 weken)
uitval (80 w)
aantal eieren (80 w)
gem. produktie °7o (80 w)
gem. voeropname pd/d (22-80 weken)
eimassa per g.a.h. (80 w)
VC (22 - 80 w)
VC (22 - 78 w)
Het hangt voor een belangrijk deel af
van het vakmanschap van de pluim
veehouder.
"Ons voer voldoet, net zoals het voer
van andere coöperaties, aan de CLO-
normen. Wel proberen we de sa
menstelling steeds zo te maken dat het
voer volledig wordt toegespitst op de
mogelijkheden die de moderne legkip
pen bezitten. Tenslotte gaat het ook
in de pluimveehouderij om het verla
gen van de kostprijs. Nu hebben ze
nog twee kilogram voer nodig voor
één kilogram eieren, maar als het aan
de pluimveehouder ligt wordt die hoe
veelheid voer nog verder verlaagd.
Dat moet ook wel wil hij nog een in
komen verwerven in deze be
drijfstak".
Bijgaande tabel geeft de cijfers weer
van de twee bedrijven die voer betrek
ken van de ZON:
3-12-'85
3-12-'85
30.158
13.335
6,0%
5,3%
344,0
353,6
84,7%
87,1%
98,7 gr.
100,4 gr.
20,32 kg.
20,96 kg.
1,97
1,95
1,97
1,93
De Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Brabant en ca. 35 importeurs
van dieren hebben een overeenkomst
gesloten om de besmetting van de Ne
derlandse rundveestapel met abortus
Bang en leucose door geïmporteerde
dieren zoveel mogelijk te voorkomen.
Tussen beide partijen is o.m. af
gesproken dat de geïmporteerde die
ren zoveel mogelijk op één adres
zullen worden aangevoerd (bestem
mingsadres), na toelating door de
RVV zo snel mogelijk door de VVB
van een oormerk worden voorzien en
vervolgens door de Gezondheids
dienst worden onderzocht.
De dieren zullen worden getapt op
twee oornummers, zowel exportnum
mer als Gezondheidsdienstnummer.
Dit om latere verwarring te voorko
men en bewijsvoering naar de expor
teur mogelijk te maken.
Indien één dier positief is, op abor
tus Bang of leucose, zal onmiddellijk
telefonisch door de Gezondheids
dienst voor Dieren aan de praktiseren
de dierenarts verzocht worden om een
heronderzoek (uitslag binnen 3 da-
Ruim 30% van de gespecialiseerde
melkveebedrijven had in 1986 op
slagruimte voor rundveedrijfmest,
die voor minder dan 8 weken toerei
kend was. Op circa 11% van de be
drijven was de ruimte voor minder
dan 4 weken voldoende.
Regionaal waren er grote verschil
len, waarbij in het bijzonder het
Noordelijke en het Centrale Zandge
bied opvallen. In deze gebieden was
bij respektievelijk circa 40% en 44%
van de melkveebedrijven een opslag
ruimte voor minder dan 8 weken
aanwezig. Bij de andere typen mest-
producerende bedrijven is de opslag-
kapaciteit in het algemeen voldoen
de voor tenminste 3 a 4 maanden.
Dit blijkt uit uitkomsten van een en
quête onder ongeveer 20.000 boeken
naar opslag, transport en gebruik
gen). Dieren die positief reageren op
tuberculinatie, kunnen onmiddellijk
worden geslacht onder toezicht van de
Gezondheidsdienst.
Indien een dier voor de tweede maal
positief is op abortus Bang of leuco
se, volgt onmiddellijk slachting onder
toezicht van de Gezondheidsdienst en
wordt omwille van de tijd niet ge
wacht op herbevestiging door het
C.D.I. Na afvoer van de positieve die
ren zal de rest van de koppel zo snel
mogelijk worden vrijgegeven. Met na
druk wordt erop gewezen, dat afvoer
pas kan geschieden na vrijgeven.
Voor de positieve geslachte dieren zal
overeenkomstig de Landbouwschaps
verordening door de Gezondheids
dienst voor Dieren geen
slachtvergoeding worden uitbetaald.
De schade zal door de importeurs
worden verhaald bij de buitenlandse
exporteurs. Daartoe is afgesproken
dat deze "voorwaarde van koop"
vooraf wordt overeengekomen.
Om snelheid van werken te garande
ren zal door de Gezondheidsdienst
voor Dieren ook op zaterdag bloed
worden ingezet voor onderzoek.
van dierlijke mest. Dit onderzoek is
in 1986 door het Centraal Buro voor
de Statistiek in samenwerking met
de Stichting tot Uitvoering van
Landbouwmaatregelen gehouden.
Vaste mest
Op 57% van alle mestproducerende
bedrijven kwam de mest geheel of
gedeeltelijk als vaste mest beschik
baar. Doordat het vervoer van vaste
mest goedkoper is dan het vervoer
van drijfmest, is de afzet eenvoudi
ger. Vaste mest kwam vooral be
schikbaar bij de wat kleinere melk
veebedrijven, en in veel kleinere hoe
veelheden, bij de pluimveebedrijven.
Het percentage dieren dat op een
'vaste mest systeem' stond varieerde
van 100 bij slachtkuikens tot 5 k 20
bij de overige dieren.
17