Keuze van rassen bij kwaliteitstarwe AVIR nieuwe baktarwe op Nederlandse Rassenlijst Inlandse tarwe Buitenlandse rassen Opbrengsten kwaliteitsrassen Nieuwe wintertarwerassen voor zand- en dalgrond op rassenlijst korte wenken akkerbouw nen aantasten. Het is daarom zeer verontrustend dat in het afgelopen jaar een tweetal nieuwe fysio's zijn vastgesteld. Het zal duidelijk zijn dat dit een groot gevaar oplevert voor de goede resistentie tegen gele roest, waarover het huidige Neder landse rassensortiment beschikt. Door stijgende produkties is in de laatste jaren binnen de EG een overschot aan granen ontstaan, die problemen met de afzet mee bracht. In verband hiermee heeft met name de kwaliteit van tarwe in de praktijk veel aandacht gekregen. Uit resultaten van onderzoek, dat in de laatste jaren werd uitgevoerd, is gebleken, dat kwaliteitsrij- ke rassen minder opbrachten dan Obelisk; de opbrengstderving liep al gauw op tot ongeveer 10%. Rassen met vrij goede kwaliteit (Kra- ka, Kanzier) blijven ca. 5% achter; de oogstzekerheid van deze ras sen laat te wensen over (legering, ziekten). Rassen met hoge kwaliteit (Rektor, Urban) hebben een opbrengstnivo wat ca. 10% lager is dan Obelisk. Bij de keuze van één dezer rassen kan de geringere vorstge- voeligheid, het steviger stro en geringe ziektegevoeligheid van Urban van belang zijn. De kwaliteit van wintertarwe heeft in de laatste jaren in toenemende - mate aandacht gekregen van teler en 1|? meelfabrikant. Deze toegenomen aandacht voor de teelt van kwali teitstarwe is mede een gevolg van de overschotsituatie binnen de EEG, waarbij met name problemen ver wacht worden bij de afzet van tarwe die van minder goede kwaliteit is. In het noorden (Dollard-tarwe) en in het zuidwesten (Delta-tarwe) hebben telers daarop gereageerd door geza menlijk (buitenlandse) rassen met goede kwaliteitseigenschappen te kiezen en uit te zaaien. Op de RIVRO-rassenlijst wordt thans onderscheid gemaakt in tarwe- rassen, geschikt voor de broodberei ding en in overige rassen. Met de in- troduktie van het ras Obelisk op de rassenlijst werd niet alleen de op brengst, maar ook de kwaliteit ver beterd. Nadien voegden zich daarbij de rassen Granta, Kraka en Pagode. Toch blijkt uit de reakties van meel fabrikanten, dat deze rassen niet als echte kwaliteitsrassen kunnen wor den beschouwd. Daarbij wordt vaak een vergelijking gemaakt met kwali teitstarwe, zoals Monopol en Kanz ier uit Duitsland en Camp Rémy uit Frankrijk. De kwaliteitsfactor is een sterk ras gebonden eigenschap. Wil de teler dus een kwaliteitsprodukt telen, dan zal hij in de eerste plaats een goed ras moeten kiezen. Zoals gezegd laat de kwaliteit van Nederlandse rassen nogal te wensen over en daarin mag binnen de eerste jaren geen verande ring worden verwacht. Vandaar, dat de vraag naar de mogelijkheden van buitenlandse kwaliteitsrassen ak- tueel werd. (Opgemerkt moet wor den, dat uit proefnemingen bij kwe kers en/of RIVRO vele van deze kwaliteitsrassen als onvoldoende werden beoordeeld voor wat betreft opbrengst, ziektegevoeligheid en oogstzekerheid). Bij de teelt van buitenlandse rassen onder Nederlandse groeiomstandig- heden is een aantal vragen aktueel: blijft de kwaliteit gehandhaafd; hoe zit het met de korrelopbrengst; wat is de oogstzekerheid van het ras. Gesteld kan worden, dat de kwaliteit zodanig sterk gebonden is aan het ras, dat deze slechts in beperkte ma te van weersomstandigheden afhan kelijk is. Wel kan bij de oogst, door het optreden van schot, de kwaliteit verloren gaan. Ten aanzien van de oogstzekerheid gaat het vooral om uitwintering, strostevigheid en ziek tegevoeligheid. Nederlandse rassen skoren hoog in deze eigenschappen; bij buitenlandse rassen is dit niet al tijd het geval. Bij Franse en Engelse rassen laat de winterhardheid vaak te wensen over. Een tekortkoming aangaande ziekteresistentie mani festeerde zich dit groeiseizoen door het optreden van gele roest bij het Duitse ras Kanzier. Niet alleen vraagt dit ras frekwente gewaswaar- nemingen, maar ook- de teeltkosten zijn door ekstra bespuitingen hoger. Bovendien is een aangetast Kanzier- perceel een direkte besmettingsbron voor andere percelen. Er kunnen zich ook gemakkelijk nieuwe gele roest-fysio's ontwikkelen, die weer andere, weinig vatbare rassen kun- Sinds 1984 wordt onderzoek uitge voerd om de kwaliteit van inlandse tarwe te verbeteren. Naast Neder landse rassen worden meerdere bui tenlandse rassen onderzocht. In ta bel 1 zijn de relatieve korrelop brengsten van de proeven, die op meerdere plaatsen zijn uitgevoerd, vermeld. De opbrengst van het ras Okapi is daarbij op 100 gesteld. Uit deze tabel blijkt dat Kraka een weinig stevig ras is, dat erg gevoelig is voor bruine roest. Met de teelt techniek zal hiermee door middel van een gedeelde CCC-bespuiting en een goede bestrijding van afrijpings- ziekten rekening moeten worden ge houden. Het veelbesproken ras Kanzier laat gunstige gewaskenmer- Tabel 1. Relatieve opbrengsten van kwaliteitsrassen bij wintertarwe geduren de 1984 t/m 1987. 1984 1985 1986 1987 gemiddeld Okapi NL 100 100 100 100 100 Obelisk NL 103 106 103 108 105 Granta NL 101 99 100 Kraka DK 99 106 96 98 100 Kanzier D 98 100 100 108 101 Rektor D 88 96 92 Urban D 96 97 96 Sperber D 91 99 95 Brimstone UK 102 88 95 Camp Rény F 76 99 96 103 94 100 /t/ha) 9,6 7,9 9,3 7,6 8,6 Tabel 2. Score* van raseigenschappen van enkele kwaliteitsrassen van win tertarwe (BSA, Beschreibende Sortenliste, 1986). Okapi Kraka Kanzier Rektor Urban neiging tot: uitwintering 4 5 3 4 5 legering 6 8 5 8 4 schot 5 4 4 5 5 korreluitval 5 5 5 5 4 gevoeligheid voor: meeldauw gele roest bruine roest kafjesbruin aarfusarium 6 4 4 4 4 3 4 8 4 4 5 6 3 4 4 5 5 *Score van 0-10: een laag cijfer is gunstig! Afgelopen seizoen waren veel percelen tarwe in meer of mindere mate gele gerd. De strostevigheid is als raseigenschap belangrijk voor de oogstze kerheid. ken zien; alleen is het gewas erg ge voelig voor vele blad- en aarziekten. Dit maakt dat men bij de teelt van dit ras zeer alert (frekwente gewas waarnemingen!) moet zijn op ziek ten als meeldauw, gele roest en brui ne roest. Dit resulteert veelal in een intensief spuitprogramma en hoge teeltkosten. Bij Rektor is de stroste vigheid onvoldoende en vraagt om een gedeelde CCC-bespuiting. Ur ban toont naast een goede gewasont wikkeling een goede weerstand tegen ziekten; dit ras heeft dientengevolge een grote mate van oogstzekerheid. Uit deze tabel blijkt duidelijk de gro tere produktiviteit van Obelisk ten opzichte van Okapi in alle jaren. De rassen Granta, Kraka en Kanzier lig gen op het nivo van Okapi. De op brengsten van de Duitse kwaliteits rassen Rektor, Urban en Sperber bleven 5 a 10% achter in opbrengst. De resultaten van Brimstone en Cam Rémy waren eveneens lager. Beide rassen werden vanwege hun geringe winterhardheid niet op de noordelij ke proefvelden uitgezaaid; in de win ter 1986/1987 vroren beide rassen op het proefveld te Lelystad volledig uit! Uit de gegevens van tabel 1 kan duidelijk worden afgeleid, dat kwa liteit ten koste gaat van opbrengst. Zo blijven de rassen Kraka en Kanz- •ler ca. 5% achter bij Obelisk; voor de kwaliteitsrijkere rassen Rektor en Urban is dit ongeveer 10%. Oogstzekerheid De teelt van EngelSe en Franse ras sen in Nederland is ongeschikt van wege hun beperkte winterhardheid. De meeste (niet alle!) Duitse rassen hebben een goede winterhardheid en komen als zodanig in aanmerking. Daarom zijn in tabel 2 enkele gege vens van deze rassen aangaande de oogstzekerheid overgenomen uit de Duitse rassenlijst 1986. Verschillen de raskenmerken zijn aangegeven binnen een schaal van 0-10, waarbij opgemerkt moet worden dat een laag cijfer als goed moet worden be schouwd. Dr.ir. A. Darwinkel PAGV Lelystad Cebeco 8277 met de naam AVIR is een nieuwe baktarwe van het Vere- delingsbedrijf van Cebeco- Handelsraad, die in aanmerking komt voor de "certificatenregeling voor baktarwe". Cebeco 8277 heeft een goede wintervastheid en is ge middeld vrij weinig tot weinig gevoe lig voor de belangrijkste graanziek- ten. Het is een vroeg, gelijkmatig af- rijpend ras met een forse, ruim ge schakelde aar. Bovendien geeft AVIR hoge opbrengsten met een goede brood- en deegkwaliteit. Ze is in de rassenlijst opgenomen onder het hoofdstuk rassen voor zand en dalgronden. Bij de afzet van Nederlandse land- bouwprodukten spelen allerlei kwa liteitsaspecten in toenemende mate een rol. Ook bij wintertarwe is deze tendens al enkele jaren waar te ne men; rassen die topopbrengsten combineren met goede bakkwaliteit zijn derhalve veel gevraagd. In aan sluiting op deze trend heeft Cebeco- Handelsraad het nieuwe wintertar- weras ontwikkeld. Dit ras is per 25 september 1987 toegelaten tot de Ne derlandse Rassenlijst. Raseigenschappen Aan de hand van gegevens van de kweker, het R.I.V.R.O. en uitge breid praktijkonderzoek kan de vol gende rasbeschrijving worden gemaakt. AVIR heeft een goede wintervast heid, ook in jaren met strenge, kale vorst, zoals in het seizoen 1986/1987. De beginontwikkeling van het ras is vlot met een snelle bo dembedekking. Het stro is midden lang en voldoende stevig. Het ras is gemiddeld vrij weinig tot weinig ge voelig voor belangrijke graanziekten als meeldauw, gele roest, bruine roest en afrijpingsziekten. AVIR rijpt relatief vroeg en gelijkmatig af en toont tijdens de afrijping een op vallend gezonde kleur. Het ras heeft een forse ruimgeschakelde aar en verdient het predikaat "een echte boerentarwe". Met name de vroege afrijping is interessant, omdat het Nederlandse wintertarwe- assortiment de laatste jaren de nei ging heeft nogal in de richting van laatrijpende rassen te verschuiven. Naast voornoemde gunstige land bouwkundige eigenschappen bezit AVIR een bijzonder hoge op brengstpotentie, naast een goede deeg- en broodkwaliteit. Uitgebreide bakproeven hebben aangetoond, dat het ras goed geschikt is voor de broodbereiding, waarmee het in aanmerking komt voor de "certifi- catenregeling voor kwaliteitstarwe". De kwaliteitseigenschappen van Ce beco 8277 kunnen als volgt worden omschreven: korrelhardheid: hard; machinale verwerkbaarheid deeg: goed; broodkwaliteit: vrij goed tot goed; deegkwaliteit: vrij goed. Belangrijk is voorts dat Cebeco 8277 vrij weinig gevoelig is voor schot. Beschikbaarheid zaaizaad De zaaizaadproduktie van Cebeco 8277 is nog in opbouw. Dit betekent, dat er van dit ras voor uitzaai in 1987 alleen basiszaad beschikbaar zal zijn. Dit basiszaad zal uitsluitend worden bestemd voor vermeerdering tot gecertificeerd zaad le vermeerde ring. De planning is, dat in 1987 een areaal van ongeveer 250 ha wordt uitgezaaid. Er zal worden gestreefd naar een reële verdeling over alle geïnteresseerde licentiehouders. Gezien de goede belangstelling voor dit nieuwe ras zal per licentiehouder slechts een beperkte hoeveelheid ba siszaad beschikbaar worden gesteld. In het najaar van 1988 zal derhalve een flink kwantum zaaizaad van Ce beco 8277 beschikbaar komen, waarmee de grote introductie van het ras op de boer kan plaatsvinden. De Commissie voor de Samenstel ling van de Rassenlijst voor Land bouwgewassen heeft bij wintertarwe onder het hoofdrassen voor zand- en dalgrond voor het eerst in de aange geven rubriek van de Beschrijvende Rassenlijst - geplaatst: N-Cebeco 8277 (voorlopige naam) K: Cebeco- Handelsraad, Rotterdam. Dit ras heeft vrij goede brood- en deegkwa liteit en een harde korrel. Lijkt vrij goed tot goed wintervast. Het stro is middenlang en middelmatig tot vrij stevig. Werd middelmatig tot vrij weinig door meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten aangetast. Lijkt middelmatig vatbaar voor gele roest. Gaf op zandgrond goede tot zeer goede en op dalgrond vrij goede tot goede opbrengsten. T-Pluton K: Se ntences Cambier Frères, Orchies, Frankrijk. V: Cebeco-Handelsraad, Rotterdam. Dit ras lijkt middelma tig tot vrij goed wintervast. Heeft vrij kort, middelmatig stevig stro en een gebaarde aar. Werd vrij weinig tot weinig door meeldauw, vrij wei nig door gele roest en middelmatig door bruine roest, bladvlekkenziekte en afrijpingsziekten aangetast. Soms trad door voetziekte sterke legering op. Rijpte vrij vroeg tot vroeg. Lijkt nogal gevoelig voor schot. Heeft op zand- en dalgrond zeer goede op brengsten gegeven. Aardappelen rooien ZONDER BE SCHADIGING lukt niet. Toch is veel narigheid te voorkomen. Rooi- scharen goed afstellen en kettingen bekleden, met name 'luchtkussenbe kleding', geeft véél minder beschadi ging. Rijsnelheid: de kettingsnelheid 1:1, op lichte zavel en zandgrond nog lager. Houdt voldoende grond op de ket tingen en draai de machines NIET leeg. Maksimale valhoogte 40 cm, ook in de kipper als u met een lege wagen begint. Gebruik valbrekers in de wagens. Een zak stro kan heel doelmatig werken. Bij witlof is het trekresultaat sterk afhankelijk van de RIJPHEID van de wortels bij de oogst. Wortels voor de direkte trek moeten voldoende rijp zijn; voor de middellate en late trek mogen ze beslist niet te rijp zijn, omdat de wortels tijdens de bewfi ring nog narijpen. Beoordeel de rijp heid aan de hand van de vertikale worteldoor snede. Het gebruik van DIERLIJKE MEST bevordert de goede vruchtbaar heidstoestand van de grond. Bij aardappelen en groentegewassen le vert dit al gauw 5°/o méér opbrengst op. Vaste mest geeft weer een beter resultaat dan drijfmest en is boven dien relatief goedkoper. Uw transportmiddel moet nu tip-top in orde zijn. Kontroleer regelmatig banden, remmen en verlichting. Een ongeluk zit in een klein hoekje. U wilt toch niet dat er doden vallen? 8 Vrijdag 2 oktober 1987

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 8