De maand oktober op het Zuidwestelijk akkerbouwbedrijf Het neerschrijven van de maand oktober betekent dat we weer in het "najaar" zijn aanbeland. De lange natte zomer heeft de graanoogst verlaat tot in begin september. Zelfs de laatste percelen erwten, gras zaad en vlas konden noodgedwongen plaatselijk pas begin september geoogst worden. De konsumptieaardappelen en de zaaiuien zijn dit jaar echter vroeg afgestorven, zodat de kans groot is dat de oogst van deze twee rooivruchten grotendeels in september kan plaatsvinden, wat overigens normaal is te noemen. De zeer late rijping en oogst van aard appelen en uien in de twee voorgaande jaren was dan ook niet nor maal en slecht voor de kwaliteit van het produkt. Een snelle afsterving en snelle sluiting van de hals van de uien na het strijken lijkt beter met het oog op de beruchte koprot. De vele regen heeft hier en daar be hoorlijke schade toegebracht aan de aardappelen. Natrot op de lagere plekken in de percelen, vooral op de lichtere gronden was het gevolg. Dit gevoegd bij het feit dat er ook phy- tophthorarot en zwartbenigheid en stengelnatrot voorkomt, maakt dat dit jaar extra aandacht vereist is voor de droogperiode direkt na het binnen brengen en voor de verdere bewaar periode. Deze maand is verder een drukke maand in verband met het bie- tenrooien, zaaivoor en wintervoor ploegen en het rooien van de win tertarwe. Wintertarwe Met het zaaien van de wintertarwe worden weer de eerste stappen gezet voor de vaststelling van het bouwplan 1988. De tarwe neemt een belangrij ke plaats in in het bouwplan op veel bedrijven in het Zuidwesten. Het is onmisbaar voor de noodzakelijke vruchtwisseling met de rooivruchten. Zaaitijd De zaaitijd rond half oktober is van ouds het beste gebleken. Afgelopen jaar kwam dit weer eens duidelijk naar voren. De percelen gezaaid in november hebben duidelijk meer van de vorst geleden dan die gezaaid zijn in oktober. Decernberzaai was weer wel goed, zij het duidelijk met een la tere ontwikkeling. Gezien het feit dat veel percelen aardappelen dit jaar be gin september reeds waren dood gespoten en de oogst dus duidelijk vroeger zal zijn dan voorgaande ja ren, lijkt ook de kans op tijdige in zaai van de tarwe groter te zijn, waarbij we weer terug zijn bij wat we vroeger gewend waren. Rassenkeuze Ten aanzien van de rassenkeuze zult u in een apart artikel uitvoerig wor den geinformeerd. Dit jaar waren de opbrengsten duidelijk minder, zeker na vroege legering en de kwaliteit is veelal gewoon slecht. Het is niets nieuws dat de bakkwaliteit niet alleen afhangt van het ras en de teelttechniek (bv. N-giften) maar ook van het kli maat en de weersomstandigheden. Duidelijk is wel dat tarwe met een goede bakkwaliteit, gezien de prijs en afzetmogelijkheden, meer kansen biedt dan voertarwe, en dat is in de eerste plaats rasgebonden want aan het weer kan verder niemand iets ver anderen. Zo'n slechte zomer als 1987 mag u niet maatgevend laten zijn voor de komende jaren. De wintervastheid en de strostevig heid zijn ook belangrijk bij de rassen keuze. Ten aanzien van wintervastheid geven een aantal spe cifieke buitenlandse baktarwes uit Frankrijk en Engeland, zoals Camp- Remy en Moulin, teveel risiko's. Het Duitse baktarweras Urban is wel goed wintervast en weinig ziektegevoelig, doch geeft iets minder opbrengst. Het lijkt erop dat de rassen Obelisk, Pa gode en de betrouwbare Arminda het grootste areaal zullen innemen. Voor Obelisk is de mindere strostevigheid een nadeel. Dit ras moet twee maal met CCC worden behandeld en de temperatuur tijdens de bespuiting is van veel belang voor het effekt, dus bij koud weer is het effekt duidelijk minder. Er komen dit jaar geen nieu we rassen op de Nederlandse ras- senlijst. Zaaien De te gebruiken zaaizaadhoeveelheid is afhankelijk van het D.K.G. dat o.p de label staat vermeld. Om in het voorjaar een optimaal aantal planten van 200 a 220 pl/m2 te krijgen dienen we bij rijenzaai onder goede omstan digheden uit te gaan van 300 verzaai- de korrels per m2. Bij minder gunstige omstandigheden of breedwerpige zaai gaan we uit van 350 korrels per m2 en bij erg late zaai breedwerpig in no vember of december van 400 korrels per m2. De zaaizaadhoeveelheid per ha is dan respektievelijk 3 - 3'A - 4 keer het D.K.G. van het zaaizaad, hetgeen blijkt in onderstaande tabel. groter waterbergend vermogen heeft dan bij kultivateren. Bij alleen kulti- vateren ligt de grond losser en is ook slempgevoeliger. Slempgevoelige lich te grond nooit te intensief bewerken en het liefst gekombineerd in één werkgang. Onkruidbestrijding in de stoppel Komt er kweek voor of ander wortel onkruid, dan kan - hoewel aan de la te kant - in oktober nog wel met Roundup of groeistoffen gespoten worden in de stoppel en in groenbe- mesters. Het onkruid moet dan wel goed ontwikkeld en nog aan de groei zijn en het is aan te bevelen 3 a 4 we ken te wachten met ploegen na de bespuiting. Kweek kan na het ploegen ook nog bestreden worden met 75 kg TC A over de sneden. Het is mogelijk om daarbij telkens een stuk te ploegen en dan een halve spuitboombreedte met een te spuiten. Dan hoeft men later niet met de spuitmachine over de ploegsneden te hobbelen. Overigens komt het de werkzaamheid van de TC A ten goede als men - op zware grond - eerst een egaliserende grond bewerking uitvoert. Ook voor de spuitmachine is het dan minder pijn lijk! Voorwaarde voor zo'n egalise rende grondbewerking is wel dat het onder droge omstandigheden plaatsvindt. Aardappelen Op het moment dat dit artikel ge schreven wordt, ziet het er naar uit dat het overgrote deel van de aard- Hoeveelheid zaaizaad in kg per ha korrels per m2 300 350 400 D.K.G. 45 135 160 180 50 150 175 200 55 165 190 220 Veel grondtarra kost geld Naast een zaaizaadontsmetting tegen kiem- en bodemschimmels kan het nodig zijn het zaaizaad te ontsmetten tegen vreterij door de made van de smalle graanvlieg of fritvlieg. Afge lopen voorjaar hebben we nogal wat schade gezien van de smalle graan vlieg. Dit insekt zet zijn eieren af in de grond gedurende augustus/sep tember/oktober en het liefst in loslig gende grond. De made doet pas schade na de winter in maart/april. Aantasting komt vooral voor na vroe ge losliggende bewerkte stoppels en op losliggend aardappelland. De ma de van de fritvlieg doet reeds schade na opkomst in het najaar, met name wanneer kort voor het zaaien gras is ondergeploegd. De fritvlieg zet zijn ei eren namelijk af op grassen in augus tus/september. Tegen de smalle graanvlieg en fritvlieg is een aanvul lende zaaizaadbehandeling kort voor het zaaien nodig met het insekticide Dyfonate 25 EC (4 ml), daar er na op komst weinig tegen is te doen. Tegen ritnaalden en emelten is lin daan nog het aangewezen middel. Grondbewerking Voor het zaaien van wintertarwe zijn met het gekombineerd zaaien en grondbewerken in één werkgang, heel goede ervaringen opgedaan. De zaai- machine hangt dan achter de aange dreven eg en er ontstaat zo een minimaal aantal sporen. Het werken met de spitmachine en zaaimachine in één werkgang kan ook en zal vooral onder erg natte omstandigheden uit komst kunnen bieden. De grond blijft echter erg los, het zaad valt gedeeltelijk erg diep en het is een vrij dure werkwijze voor een boer die over eigen mechanisatie be schikt. De laatste 2 jaar met veel vorst hadden de losliggende en dus ook de gespitte percelen meer vorstschade na de winter. Voor het zaaien heeft als hoofdgrondbewerking ploegen de voorkeur, omdat de grond dan een appelen in september zal worden ge rooid. Dit jaar hebben we duidelijk te maken met hier en daar rot in de partij. Dat wil zeggen plaatselijk wa terrot, phytophthora rotte knollen en ook nog kans op rotte knollen als ge volg van stengelnatrot en zwartbenig heid. Op plaatsen waar zware buien zijn gevallen is de onderzijde van de aardappelrug nat en dicht. Rotte knollen kunnen beter niet de bewaar plaats binnenkomen, maar geheel te voorkomen is dit niet. Op percelen met veel waterrot of phytophthora in de knol kan voorraadrooien een goe de mogelijkheid zijn. Dat wil zeggen net als bij de uien eerst in het zwad rooien en na enkele uren drogen in het zwad oprapen met de rooimachine aangepast als voor uien. Dit gaat uit stekend, het produkt komt veel dro ger in de schuur en er blijven meer rotte knollen op het land. De kans op beschadiging is echter wel groter, zo dat dit alleen iets is voor extreme percelen. Bij bodemtemperaturen lager dan 10°C, moet u oppassen voor rooibe- schadiging en blauw. Het is dan be ter om te wachten met rooien tot de middag. Drogen Dit jaar zal het drogen extra aandacht verdienen. Onmiddellijk na het bin nenbrengen moet met het drogen wor den begonnen, aangezien er op veel plaatsen rot in de partij zal voorkomen. een partij zonder zieke knollen en zonder natte grond: alleen enkele uren per dag luchtverversen. een partij met veel natte grond en een enkele zieke knol: ventileren met alleen buitenlucht met dezelfde tem peratuur of iets lager dan de aard appelen, dus niet overdag of op de middag. partij met veel zieke knollen: over dag ventileren met buitenlucht tot max. 20°C 's avonds en 's nachts de lucht enkele graden opwarmen tot 16°C. Dit droogproces kan wel één tot twee weken duren. Bedenk bij het droogproces dat: - Lucht die gelijk of kouder is dan de partij aardappelen altijd een drogend effekt heeft. - De temperatuur van het produkt i.v.m. de wondheling niet onder de 16°C mag komen. - Ventileren met warmere buitenlucht dan de temperatuur van de aardappe len veelal kondensvorming in de par tij tot gevolg heeft (afhankelijk van de R.V.). - t)m snel te drogen het belangrijk is dat de temperatuur van de aardappe len konstant rond de 16°C blijft. - Wanneer het niet dringend nodig is, niet ventileren bij mist en regen en nooit bij een buitentemperatuur bo ven 20°C en beneden 12°C. - Centrale temperatuurmeting met speervoelers betrouwbaarder is dan steek thermometers. Wondheling De wondheling verloopt het gunstigst bij een produkttemperatuur van on geveer 16°C. Veel ventileren tijdens deze periode is alleen gewenst als de temperatuur boven de 20°C stijgt of kondensatie moet worden bestreden. Af en toe luchtverversing is voldoen de. In partijen met veel grond en zie ke knollen heeft drogen echter voorrang boven wondheling. Het inkoelen Na drogen en wondheling is het wen selijk de .temperatuur van de aard appelen zo snel mogelijk op de gewenste streeftemperatuur te bren gen. Deze streeftemperatuur kan voor half oktober op ca. 8 en voor half no vember op ca. 6°C worden gesteld. Voor chipsaardappelen zal echter een hoger niveau moeten worden aange houden. Bij het inkoelen maakt men gebruik van koude en bij voorkeur vochtige buitenlucht. Gewenste bewaartemperatuur De gewenste bewaartemperatuur is afhankelijk van de bestemming van de aardappelen. Tracht deze in over leg met de afnemer zo spoedig moge lijk vast te stellen. De gewenste produkttemperatuur bij bewaring lan ger dan 3 maanden zijn voor: tafel aardappelen 4 a 5°C; aardappelen voor de frites- en droogindustrie 5 a 6°C; chipsaardappelen 7 a 10°C. Laat uw thermometers kontroleren of ze de juiste waarde aangeven! Suikerbieten Gericht onderzoek op de aanwezig heid van bietecysteaaltje is gewenst. Voor de bietenteelt in 1988 had dit onderzoek de afgelopen winter al moeten plaatsvinden, zodat u nu zo nodig grondontsmetting kan uitvoe ren of het bouwplan kunt aanpassen. Onderzoek kan nu alsnog gebeuren, waarbij u bij te grote besmetting al leen nog binnen het bouwplan kunt schuiven. Rooien onder gunstige om standigheden geeft de minste tarra en verliezen. Tevens wordt struktuurbe- derf voorkomen, hetgeen een positief effekt heeft op de opbrengst van het volgende gewas. Aanbevelingen voor goed rooiwerk De snelheid moet zijn aangepast aan het gewas. Harder rijden geeft min der goed kopwerk. Nauwkeurige besturing van de werktuigen voor komt verliezen. Bij opbouwmachines wordt vaak met succes dubbellucht gemonteerd: de banden zijn smaller, de trekkracht groter en de balans be ter. Werkhoogte en -diepte zijn als re gel in te stellen via de hefinrichting van de trekker of draaispindels op steunwielen. Een en ander moet goed funktioneren en ook benut worden. Automatische diepteregeling en aan gedreven scharenlichters geven zeer goed werk. Hoe hoger de biet wordt aangegrepen, hoe minder tarra, maar hoe groter de kans op puntbreuk. Houdt met rhizomanie of zwaar met bietecysteaaltjes besmette percelen voor het laatst. Breng zo weinig mo gelijk grond over van het ene naar het andere perceel. 100% schoon is moei lijk, maar 80% schoon is in weinig tijd wel te realiseren. Veel grondtar ra kost geld en gaat in de toekomst nog meer geld kosten. Graszaad De uiterste zaaidatum voor Engels raaigras ligt rond 1 oktober. Latere zaai geeft minder opbrengst en ondervindt meer schade van een vorstperiode. Tegen duist en diverse breedbladige onkruiden kan na op komst bij minimaal 2 blaadjes van het gras, 7,5 - 10 liter ethofumesaat (Tra- mat) worden toegepast. Overjarige percelen roodzwenk voor de laatste keer cirkelmaaien of maaien en afvoe ren rond half september, terwijl dit bij veldbeemd begin oktober dient te gebeuren, waarna een kleine N-gift van 45 kg een algemene trefmaat- regel is. In veldbeemd kan straatgras en/of duist tot half oktober bestreden worden met 4-5 kg methabenzthiazu- ron (Tribunil), eventueel gekombi neerd met TCA tegen tarweopslag. In roodzwenk en hardzwenk is tegen duist en tarwe opslag Fusilade en te gen alleen duist ook Fervinal be schikbaar. Ploegen Ploegen is de eerste stap naar het teeltjaar 1988. De zwaardere gronden worden in oktober zo mogelijk op wintervoor geploegd. Op de zwaarde re gronden is het aan te bevelen om direkt na het ploegen een egaliseren de bewerking uit te voeren. In de win ter lukt dit meestal niet meer. Groen- bemesters .en bietenloof worden bij voorkeur onder droge omstandighe den en niet te diep ondergeploegd. Dit om het zgn. inkuileffekt te voor komen. Ploeg niet dieper dan nood zakelijk. Dieper ploegen dan in voorgaande jaren betekent: - verschraling van de bouwvoor wat betreft fosfaattoestand en organisch stof percentage. - dat op deze diepte blijvend geploegd zal moeten worden, omdat een verla ten bouwvoor zich spoedig verdicht. Alleen wanneer er echt sprake is van een verdichting onder de bouwvoor een woeler onder de ploeg gebruiken. Diversen Grondontsmetten kan in oktober nog sfeeds, mits de bodemtemperatuur (liefst meer dan 10°C, min. 7°C) en de vochtigheidstoestand van de grond dit toelaat. Geeft u tijdig op voor grondonder zoek. Op percelen waar organische mest opgereden is, is het beter om het grondonderzoek een jaar uit te stel len. Om een goede vergelijking te krij gen tussen de bemonsteringen van hetzelfde perceel en tussen de verschil lende percelen moet bij voorkeur be monsterd worden na dezelfde voorvrucht, b.v. wintertarwe. Voordat u een ploegzool op gaat bre ken, vergewis u eerst van het feit of er ook daadwerkelijk een storende ploegzool aanwezig is. Roundup bespuitingen tegen kweek of ander wortelonkruid kan nog wel, al is het aan de late kant. Veel hangt dan af van de groeiomstandigheden tijdens en na de bespuiting. Min. 4 weken wachten met een grondbe werking. Kali-60 in het najaar: geen schade door sporen, geen zoutschade in het voorjaar, gunstig voor de werkverde ling en financieel aantrekkelijk. Houdt het verslepen van grond in de hand, want problemen met bakterie- ziekten, aaltjes, rhizomanie en on kruiden vormen een steeds grotere bedreiging binnen de bedrijfsvoering en voor onze export. ing. A. Bakker bvl. CAT - GOES 8 Vrijdag 25 september 1987

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 8