Wordt de stikstof uitspoeling op
bouwland beperkt door de
mestwetgeving?
Laatste stikstofgift op wintertarwe
Het tijdstip
De grootte
Geen 'kop '-zorgen
Een aantal regels in het kader van de
mestwetgeving die per 1 mei of later
van kracht worden (onder, andere de
fosfaatnorm en het uitrijverbod (na
de oogst van 1988)), zijn met name
gericht op het terugdringen van de
stikstófuitspoeling. Beperking van
stikstofuitspoeling is niet het enige
doel van de regels, van belang zijn
ook het voorkomen van fosfaat
uitspoeling, terugdringen van de
ammoniakvervluchtiging (door de
onderwerkverplichtigen per 1 januari
1988) en het beperken van de aan
voer van zware metalen.
In dit artikel wordt duidelijk ge
maakt waarom het nodig is om de
stikstofuitspoeling te verminderen
en op welke manier de 'mestregels'
deze vermindering kunnen be
werkstelligen.
Hoe komt stikstofuitspoeling tot
stand?
Nitraat wordt met het overschot aan
neerslag verplaatst naar de diepere
ondergrond. Gemiddeld valt in Ne
derland jaarlijks circa 760 mm
neerslag, waarvan circa 460 mm
weer verdampt via bodem en gewas
en ongeveer 300 mm afgevoerd
wordt via grond- en oppervlaktewa
ter. Neerslag en verdamping zijn niet
gelijkmatig over het jaar verdeeld.
De stikstof die in oktober verplaatst
wordt naar de ondergrond zal zo
diep uitspoelen dat een volgend ge
was dit niet meer kan opnemen. De
stikstof die later, bijvoorbeeld in ja
nuari, uitspoelt, zal minder diep on
der de bouwvoor terechtkomen.
Dit gegeven is één van de redenen
waarom het uitrijverbod vooral voor
de herfstmaanden geldt.
Nitraatuitspoeling kan alleen optre
den als er nitraat in de bouwvoor
aanwezig is op het moment dat er
geen gewas meer staat of het gewas
geen voedingsstoffen meer opneemt.
Nitraat kan na het groeiseizoen in de
bewortelde zone achterblijven of
aanwezig zijn door:
een te hoge N-dosering (er is meer
stikstof gegeven dan het gewas kan
opnemen); bemesting met dierlijke
mest (of kunstmest) na het groeisei
zoen en door de omzetting van orga
nische stikstof nitraat door bodem
organismen na het groeiseizoen.
Hoe zit het met stikstofuitspoeling
uit dierlijke mest?
In niet beluchte dierlijke mest, zit
geen nitraat, maar wel ammoniak
(NH3) en organische stikstofverbin
dingen.
Uit allerlei onderzoek is dan ook ge
bleken dat uit (drijf-)mest die na
half december uitgereden wordt
nauwelijks nitraat uitspoelt. Dit is
wederom een verklaring waarom het
uitrijverbod het meeste effekt heeft
in de herfstmaanden.
Stikstofbenutting door het gewas
In het algemeen is het met betrek
king tot stikstofbenutting door het
gewas en vermijding van stikstofver-
liezen te prevaleren om mest vroeg in
het voorjaar uit te rijden, tenminste
daar waar dat mogelijk is.
Daarbij zal men erop dienen te letten
niet meer stikstof toe te dienen dan
het gewas kan opnemen. De te veel
gegeven stikstof zal na het groeisei
zoen achterblijven en met het
neerslagoverschot uitspoelen.
Slechts met een groenbemester of
een wintergewas kan men trachten
(een gedeelte) van dit nitraat vast te
leggen.
Het ene gewas kan meer stikstof op
nemen dan het andere (voor akker
bouwgewassen varieert het van on
geveer 100 kg voor rogge, 200 kg
voor mais, tot ruim 250 kg voor
aardappelen). De fosfaatnormering
op bouwland (125 kg P205 in de
vorm van dierlijke mest) betekent te
gelijkertijd dat de stikstofgift aan
een maksimum gebonden is, waar
door de giften meer in overeenstem
ming zijn met wat het gewas kan op
nemen en er na het groeiseizoen geen
stikstof achterblijft.
In verband, hiermee is het goed op te
merken dat de toegestane gift op
maisland (350 kg P205) betekent
dat veel meer stikstof gegeven wordt
dan dat maisgewas kan opnemen.
Op maisland zal de N-uitspoeling
dan ook zeker nog zeer aanzienlijk
zijn. De fosfaatnormering op mais
land is dan ook vooral tot stand ge
komen om het mestoverschot in de
konsentratiegebieden niet al te groot
te laten worden. Ook hier geldt: de
fosfaatnorm is zeker geen be
mestingsadvies!
Stikstofwerking kan veranderen
door de onderwerkverplichting
Het is te verwachten dat door de on
derwerkverplichting op bouwland
die per 1 januari 1988 van kracht
wordt, aanzienlijk minder ammoni
ak zal vervluchtigen dan tot nu toe
het geval was. Dat betekent dat er
meer stikstof in de bouwvoor te
rechtkomt. Uit proeven is gebleken
dat als meteen na toediening onder
gewerkt wordt, er niet veel ammoni
akvervluchtiging optreedt. Laat men
de mest 2 a 3 dagen oppervlakkig lig
gen dan is al 50% van de ammoniak
de lucht ingegaan. Men dient hier
mee bij de toepassing van mest ter
dege rekening te houden, anders ver
mindert men wel de ammoniakver
vluchtiging, maar zal daarentegen de
stikstofuitspoeling toenemen.
Stikstofbesparing
De konklusie is dat de meeste
stikstofverliezen beperkt kunnen
worden door uit te rijden vlak voor
het groeiseizoen, gevolgd door di-
rekt onderwerken.
Als vanwege bodemkundige knel
punten zoals op klei- en veengron
den het onmogelijk is om in het
voorjaar uit te rijden en een herfst-
toediening noodzakelijk is, dan.
kan bij het uitrijden een nitrifikatie-
remmer toegevoegd worden. Alge
meen wordt aangenomen dat een ni-
trifikatieremmer pas na half tot eind
oktober effektief werkt om stikstof-
Stikstofverliezen zijn te beperken door 'toediening vlak voor het
groeiseizoen gevolgd door direct onderwerken.
uitspoeling te voorkomen. Een ni-
trifikatieremmer kan dus geen uitrij
verbod vervangen!
Wat een en ander kan besparen aan
kg N per ton mest is vooral afhanke
lijk van het tijdstip van toediening,
de snelheid van onderwerpen en na
tuurlijk van de samenstelling van de
mest.
De maatregelen hoeven niet alleen
gezien te worden als een 'beperking'
in de bedrijfsvoering. Beperking van
stikstofverliezen uit dierlijke mest
kunnen een aanzienlijke besparing
opleveren, aangezien men dan min
der kunstmest-N nodig heeft in het
groeiseizoen. Dit heeft niet alleen fi
nanciële voordelen voor de boer, het
is tevens te verwachten dat de
stikstofwerking beter te voorspellen
is, waardoor dierlijke mest een meer
betrouwbare vervanger wordt voor
kunstmest.
P.C. Meeuwissen, CAD
voor Bodem-, Water- en Be
mestingszaken in de Akkerbouw en
Tuinbouw te Wageningen
Er is in de praktijk veel belangstel
ling voor de teelt van kwaliteitstar-
we. Hierbij moet een hoog
eiwitgehalte samengaan met een
hoge opbrengst. Een hoog eiwit
gehalte wordt bereikt bij een hoog
stikstofaanbod. Uit oogpunt van
oogstzekerheid wordt een gedeel
te van de stikstofbemesting laat
aangewend. Veelal betreft dit de
derde stikstofgift.
Deze laatste gift kan het gewas lan
ger groen houden. Grotendeels komt
deze toegediende stikstof als eiwit in
de korrel terecht, hetgeen de bak kwa
liteit gunstig beïnvloed.
Vanaf het einde van de uitstoeling tot
aan de bloei is de stikstofbehoefte en
opname van het gewas bijzonder
groot. Na de bloei vermindert de
stikstofopname geleidelij k terwij 1 dan
de korrelvulling begint en stikstof in
de korrel wordt opgeslagen. Vanaf
eind juni verloopt de opslag van
stikstof in de korrel sneller dan de op
name van stikstof door het gewas.
Dan vindt dus onttrekking van
stikstof uit de vegetatieve delen plaats
ten behoeve van de korrel. Uiteinde
lijk komt ongeveer driekwart van de
in het gewas aanwezige stikstof in de
korrel terecht. Hooguit 30 a 40% van
de korrelstikstof kan afkomstig zijn
van na de bloei door het gewas opge
nomen stikstof. Onder gunstige groei-
omstandigheden kan stikstof tot drie
weken na de bloei worden opgeno
men. Een grote N-opname na de bloei
beperkt de onttrekking van stikstof
uit bladeren en stengels, waardoor het
gewas langer groen blijft, en de kor
relopbrengst wordt verhoogd.
Wanneer we ervan uitgaan dat win
tertarwe de tweede week van juni in
de aar komt, betekent dit voor de
praktijk dat eind mei, uiterlijk begin
juni de laatste gift dient te worden ge
geven. Vroeger strooien verhoogt de
kans op legering, later betekent bij
een lange droge periode een te vroeg
afsterven van het blad als gevolg van
onttrekking van te veel stikstof uit
bladeren en stengels, hetgeen resul
teert in opbrengstderving.
De N-bemesting bij wintertarwe is
sterk gericht op het verkrijgen van ho
ge, oogstzekere opbrengsten. Met de
stijgende opbrengsten is ook de
stikstof bemesting gestegen en tege
lijkertijd nam het eiwitgehalte in de
korrel toe. Voor een opbrengstniveau
boven 8 ton blijkt een aanbod van 200
kg N/ha aan bodem N kunstmest
vaak niet toereikend. Per ton op
brengst blijkt 25 kg N aanbod
noodzakelijk. De inmiddels vaste
teeltmaatregel van 50 kg N/ha ex
tra in de vorm van een derde gift voor
het in de aar komen is dan ook zeker
verantwoord. Gemiddeld levert deze
gift 300 a 500 kg korrelopbrengst per
ha op.
Ook het eiwitgehalte stijgt met 0,7 -
1%. Uit het tot nu toe gehouden on
derzoek blijkt, dat de korrelopbrengst
door verhoging van de 3e N gift van
40 naar 80 kg/ha niet stijgt (zie tabel
1). Een verhoging van de 3e gift tot
80 N per ha geeft echter wel een ver
dere stijging van het eiwitgehalte (zie
tabel 2).
Vooralsnog wordt voor baktarwe een
minimum eiwitgehalte van 12%
gesteld. Bij de huidige baktarwe ras
sen blijkt een derde gift van 40 - 60
kg N/ha toereikend voor een vol
doende hoog eiwitgehalte. Alleen
wanneer mede op basis van eiwitge
halte uitbetaald wordt kan verhoging
van de derde gift zinvol zijn.
Ing. J.C.H.M. Staal,
CAT Tilburg
2 Nieuwe Deutz-Fahr
trekkermodellen
TABEL 1
Korrelopbrengsten 83-86
3e N-gift
0
40
80
Ebelsheerd
7.7
7.8
7.8
Feddemaheerd
8.3
8.6
8.5
v. Bemm.hoeve
8.5
9.0
9.0
PAGV L'stad
8.8
9.2
9.4
Wijnandsrade
7.9
8.2
8.2
Westmaas
8.5
9.4
9.5
Rusthoeve
9.0
9.3
9.4
Gemiddeld
8.4
8.8
8.8
Tabel 2
Eiwitgehalten 83-86
3e N-gift 0
40 80
Ebelsheerd 12.3 12.6 13.0
Feddemaheerd 11.9 12.5 13.0
v. Bemm.hoeve 10.9 12.1 12.7
PAGV L'stad 11.5 12.6 13.4
Wijnandsrade 12.3 13.0 13.4
Westmaas 10.5 11.8 12.2
Rusthoeve 12.2 12.8 13.6
Gemiddeld 11.7 12.5 13.1
De werkzaamheden in de tulpenbollenteelt zijn tot nog toe goed
verlopen, ook het koppen kon onder goede omstandigheden plaatsvinden.
Wij waren nog net op tijd om de heer J. van Klinken samen met zijn
zoon hiermee aan het werk te zien vorige week donderdag, voordat de
volgende dag de laatste rijen onder handen genomen werden. De familie
Van Klinken heeft al zo'n jaar of zes de zeer arbeidsintensieve tulpenteelt
in het bouwplan, en dat tot volle tevredenheid. Gezien de geringe
groeimogelijkheden in de afzet is het echter geen teelt die voor nieuwe
telers grote perspektieven biedt, aldus de heer Van Klinken.
Het DX 4.20 SE model in de 70 pk
klasse wordt speciaal voor Nederland
in een zeer komplete uitvoering ge
bouwd, waarmee de kritische en toe-
komstgeoqënteerde ondernemer nog
efficiënter kan werken. De DX 4.20
SE heeft nagenoeg dezelfde ge
bruiksmogelijkheden en techniek als
de nieuwe DX 6.05. Toch staat bij de
ze DX 4.20 SE met zijn vele mogelijk
heden de prijs geheel in verhouding
met een trekker in de 70 pk klasse.
De DX 6.05 met 74 kW, geleverd
door een 6-cilinder motor, is een mo
del dat komt tussen de DX 4.70 met
66 kW en 4-cilinder motor en de DX
6.10 met 77 kW en 6-cilinder motor.
De DX 6.05 heeft de kenmerken van
de DX 4-trekkers en de 6-cilinder mo
tor van de DX 6-trekkers. Bij de vier-
wielaangedreven uitvoering bedraagt
de wielbasis 2660 mm en het gewicht
in komplete leveromvang 4700 kg.
Prijzen exkl. BTW:
DX 4.20 SE 2 WD ƒ75.330,—; 4 WD
ƒ89.720,—.
DX 6.05 2 WD ƒ91.405,—; 4 WD
ƒ105.935,—.
Verdere informatie verkrijgbaar bij
de Deutz-Fahr trekkerdealers.
Bemiddelingsburo's bloembollen
en de vakheffing
Het Produktschap voor Siergewas
sen vestigt er de aandacht op, dat bij
transakties via de bloembolienveilin-
gen, c.q. de in- en verkoopburo's,
t.w.: A.B.M., B.S.F., C.N.B., Flo-
ralia, Hobaho en N.O. b.v., uitslui
tend vakheffing bloembollen wordt
ingehouden, c.q. in rekening ge
bracht.
Wofden er bloem- of boomkweke-
rijprodukten (waaronder vaste plan
ten) via de bloembollenveilin-
gen/i.v.b.'s verhandeld, dan wordt
géén heffing berekend en dient de
verkoper van deze produkten zich
bij het P.V.S. te laten registreren als
bloem en/of boomkweker en zelf
aangifte te doen van zijn verkopen.
Een speciale plaats wordt ingeno
men door de zelfstandige bemidde
lingsburo's en tussenpersonen. Om
dat zij hun bemidcteling uitsluitend
verlenen bij het tot stand brengen
van transakties en zich niet bezig
houden met de financiële afwikke
ling daarvan, wordt hier geen enkele
vakheffing berekend. Kwekers moe
ten derhalve in alle gevallen waarin
niet wordt verhandeld via bovenge
noemde bloembollenveilin-
gen/i.v.b.'sdus zelf nog aangifte
doen van hun verkopen.
Vrijdag 15 mei 1987
7