Botrytisbestrijding in erwten is niet eenvoudig Aktie 'Bedrijfsbezoek in groepsverband'; samen kijken is samen leven De grauwe schimmel (Botrytis cinerea) is één van de belangrijkste scha- deverwekkers in erwten. Hij kan zich alleen onder vochtige omstan digheden ontwikkelen. Behalve vochtige omstandigheden heeft de schimmel ook dood organisch materiaal nodig om zich te vestigen. Normaal gesproken zijn de afgevallen bloemblaadjes het eerste dode weefsel in een erwtegewas. Vooral zware gewassen vormen een gunstig mikro-klimaat voor de schimmel. Een Botrytisaantasting veroorzaakt doorrotten van stengels en wegval van met name de eerst gevormde peulen. Ul'iil'iiH: I. liivIOL.il vim |ilinili|U(ul U|i ilu ki|-l>|)l>ri!iiij:iL vim uriHaiu i-rml 'Tiiiiili:'. I'ACW - liilyiiliul IVII'i l/« IVIK, /OOO J,, AANTAL PLANTEN PER M? 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 Tabel 1. Gemiddelde resultaten van bespuitingen met Ronilan en Rovral op rijp te oogsten erwten. PAGV Lelystad PD-proeven op regionale proef- boerderijen 1983 t/m 1986. Opbrengst in kg/are. 1983 1984 1985 1986 1983 t/m 1986 onbehandeld 46 58 41 59 51 1 X Ronilan 48 62 41 60 53 2 x Ronilan 48 63 44 61 54 2 x Rovral 45 60 (54) Behalve Botrytis kunnen ook ratten- keutelziekte (Sclerotinia sclerociorum) en donkere vlekkenziekte (Mycos- phaerella pinodes) toeslaan onder om standigheden die gunstig zijn voor Botrytis. We treffen daarom meestal meer dan één soort schimmel in een ziek erwtegewas aan. Plantgetal en strorijkheid van de grond Op zavel- en humeuse zandgronden ontstaat over het algemeen een zwaar gewas. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de planten op deze grond soorten over voldoende gemakkelijk opneembaar vocht kunnen beschik ken. Vooral wanneer in de maand ju ni veel neerslag valt, bloeien de erwten langer door en vormen dan een zwaar gewas. Afhankelijk van grondsoort en groeiomstandigheden kunnen planten van eenzelfde ras 50 maar ook 100 cm lang worden. Niet alleen groeiomstandigheden, maar ook de plantdichtheid heeft een duidelijke in vloed op de gewasstruktuur. Naarma te het plantgetal hoger is, wordt er een zwaarder gewas gevormd. De hoogte van het plantgetal moet men laten af hangen van de te verwachten stro ontwikkeling. Uit onderzoek en prak tijkervaring blijkt dat men voor rijp te oogsten erwten op zavel- en humeu se zandgronden kan volstaan met 50 planten per m2, terwijl dit op de zwaardere kleigronden kan worden opgetrokken tot 70 planten. In gra fiek 1 zijn de resultaten weergegeven van proeven die vanaf 1984 op het PAGV in Lelystad zijn uitgevoerd met het ras Finale. De opbrengstlij- nen lopen alle drie de jaren tamelijk vlak, maar bij nadere beschouwing zijn toch duidelijke verschillen waar neembaar. In de natte zomer van 1984 werd de hoogste opbrengst reeds ge haald bij 35 planten per m2. Verho ging van het plantgetal leidde tot lagere opbrengsten. Dit werd veroor zaakt door de steeds ernstiger wor dende aantasting van Botrytis en Sclerotinia bij hogere plantgetallen. In 1986 deden zich geen schimmelaan tastingen voor; de hoogste opbrengst werd toen gehaald bij 135 planten per m:. Het lage opbrengstniveau van 1985 werd veroorzaakt door aan tasting door de donkere vlekkenziek te; het gewas stierf toen in korte tijd versneld af. Uit vergelijkende proeven met precisiezaai is gebleken dat door precisiezaai ongeveer 20% op zaai- zaadhoeveelheid bespaard kan wor den. Bij doperwten bestaan grote verschillen tussen de rassen in gewenst aantal planten per m2; bij de rijp te oogsten erwten wordt hierin geen on derscheid gemaakt tussen de rassen. Rassenkeuze Bij de rijp te oogsten erwten blijkt de volgorde van produktiviteit van de in Nederland geteelde rassen op alle grondsoorten gelijk te zijn. De rassen- keuze kan dan overal gelijk zijn. Bij doperwten kennen we wel verschillen tussen de rassen in geschiktheid voor bepaalde grondsoorten. Dit hangt vooral samen met de strorijkheid van een ras. Een nieuwe ontwikkeling die zich op het rassengebied voordoet, is de overschakeling naar halfbladloze rassen. In proeven die de laatste drie jaren op het PAGV te Lelystad zijn uitgevoerd, is gebleken dat het half bladloze ras Solara gemiddeld 9 da gen langer overeind blijft dan Finale. In tegenstelling tot bij granen zakt een erwtegewas langzaam van onderuit in elkaar; een steeds groter stengelge deelte komt op de grond te liggen, maar de kop van de plant blijft naar boven gericht. Bij zowel Finale als bij Solara heeft dan het plantgetal een duidelijke invloed op het begintijdstip van legeren. Iedere stapsgewijze ver hoging van het plantgetal met 20 planten per m2 vervroegt dit tijdstip met 2 dagen. Bij Finale waren in alle drie de proefjaren alle objékten bij de oogst volledig gelegerd, bij Solara was dit niet het geval. Het gewas was wel iswaar wel ingezakt, maar lag niet vol ledig plat op de grond. Het beeld was overigens niet in alle jaren gelijk. On danks de gunstige gewaskondities bij halfbladloze rassen, profiteert Sola ra hiervan nog niet optimaal. Ook in natte jaren wordt dit ra^ernstig aan getast door schimmelziekten. Solara is nog te strorijk. Er bestaat een dui delijke behoefte aan halfbladloze ras sen die hun bloei onder wat vochtige omstandigheden gemakkelijk af sluiten. Preventieve gewasbespuiting Vanaf 1983 zijn door de Plantenziek- tenkundige Dienst op de regionale proefboerderijen te Rolde, Emmer- compascuum, Wieringerwerf en Co- lijnsplaat middelenproeven uitgevoerd en vanaf 1984 is op het PAGV in Lelystad een proef uitge voerd, waarbij het effekt van een bespuiting met 2 x 1 kg/ha Ronilan toevoeging van uitvloeier bij ver schillende plantdichtheden van zowel Finale als Solara is bestudeerd. De eerste bespuiting in de proeven te Le lystad werd uitgevoerd bij het vallen van de eerste bloemblaadjes en de tweede volgde ongeveer 10 dagen la ter. In 1984 trad ernstige aantasting op van zowel Botrytis als van Sclero tinia. De bespuiting bleek zeer effek- tief tegen Sclerotinia, maar had slechts een beperkt effekt op Botry tis. Ook in 1985 kwam naar voren dat de bespuiting geen afdoende effekt had. Behalve door Botrytis werd het proefveld in 1985 door donkere vlek- Tijdens het groeiseizoen zijn er veel momenten waarop de teler beslissingen moet nemen over bij voorbeeld: bemesting, ziekte bestrijding, onkruidbestrijding en dergelijke. Om deze beslissin gen goed te kunnen nemen, is kennis van de situatie nodig. Een goede mogelijkheid om op de hoogte te zijn is door met kol lega's te kijken naar en te praten over alles wat groeit en zich ont wikkelt. Aan de hand van wat er te zien is kan de beste handelwij ze voor de gegeven situatie wor den besproken. Bedrijfsbezoek in groepsverband Het is een bekend feit, dat bedrijfs bezoek onderling slechts sporadisch voorkomt. Ieder heeft het druk. Om de akkerbouwers behulpzaam te zijn, is het Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Tuinbouw in sa menwerking met de Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting gestart met de aktie 'Bedrijfsbezoek in groepsverband'. In elk gebied op de Zeeuwse eilanden zijn enkele kollega's bereid gevonden om op hun bedrijf de gelegenheid te geven om deze bedrijfsbezoeken te organiseren. Voor de bedrijfsbezoe ken zijn voor het gehele seizoen plaats, data en aanvangsuur vast gesteld. Een rooster hiervan is in elk kenziekte aangetast. De Ronilan- bespuiting had geen invloed op de bestrijding van de donkere vlekken ziekte. In 1986 deden zich geen schim melaantastingen voor en leverden de bespuitingen geen resultaat op. Wanneer de resultaten van beide se ries proeven per jaar worden samen gevat dan ontstaat het beeld dat in tabel 1 is weergegeven. De meeropbrengsten varieerden in de afzonderlijke proeven van 0 tot bij na 1000 kg/ha. In de tabel zijn de ge middelde resultaten van meerdere proeven per jaar weergegeven. Met name in 1984 werden opzienbarende resultaten geboekt. Gemiddeld over alle proeven in de periode 1983 t/m 1986 wordt door een dubbele Ronilan-bespuiting een meerop brengst gehaald van 300 kg/ha. Het effekt van een eenmalige bespuiting is iets minder. De waarde van deze meeropbrengst is helaas ongeveer even groot als de kosten van het mid del, zodat het niet juist lijkt om dit middel routinematig ieder jaar te spuiten. Hetzelfde geldt voor Rovral. Hoewel de bespuiting voorbehoedend moet worden uitgevoerd, lijkt het niet zinvol om bij aanhoudend droog weer te spuiten. In tegenstelling tot wat werd verwacht, was het effekt van de bespuiting bij alle plantdichtheden ge lijk en verschilde evenmin voor bei de rassen. De weersomstandigheden in en na de bloeiperiode spelen klaar blijkelijk een grotere rol dan de ge waseigenschappen. Dit wordt uiteraard mede veroorzaakt door het feit dat de bestrijdingen nog niet af doende waren. Een niet opgehelderd verschijnsel blijft het resultaat in 1983 en 1986 op de proefboerderij te Wieringerwerf, waar in beide jaren een opbrengstver hoging van ongeveer 500 kg/ha be reikt werd, zonder dat van zichtbare schimmelaantasting sprake was. Bij rijp te oogsten erwten mag een bespuiting met Ronilan of Rovral her haald worden; bij doperwten is met het oog op de veiligheidstermijn slechts één bespuiting toegelaten. Opbrengstvergelijking van erwten en wintertarwe In grafiek 2 zijn de opbrengsten van groene erwten en wintertarwe vanaf 1974 weergegeven. Het betreft de gebied verzonden aan de leden van de Vereniging voor Bedrijfsvoorlich ting. Mocht u dit niet gekregen heb ben dan kunt u dit vragen bij uw be- drijfsvoorlichter. Omdat er enkele vakatures zijn kunt u kontakt opne men met de volgende bédrijfsvoor- lichters: Schouwen-Duiveland: ing. W.J. in 't Veld, tel. 01119 - 1436; Tholen en St. CBS-oogstramingen van Zeeland. De grafiek illustreert de forse verhoging van de opbrengst van wintertarwe, maar laat ook zien dat de laatste drie jaren in Zeeland ook bij de erwten top- opbrengsten gehaald zijn. Heel frap pant is het verschijnsel dat in jaren waarin de erwtenopbrengst hoog is, Philipsland: L.N. Bax, tel. 01660-2805; Oost Zuid-Beveland en West Zuid-Beveland: ing. A.P. Basting, tel. 01102-3592; Noord- Beveland en Walcheren: ing. A.P. den Hollander, tel. 01199-926. Hoe gaat het in zijn werk? Op de aangegeven plaats en tijd kan ieder met kollega's een aantal gewas- dit ook bij tarwe het geval is en het zelfde geldt voor jaren met lage op brengsten. Klaarblijkelijk hebben de weersomstandigheden eenzelfde in vloed op beide gewassen. ir. P.H.M. Dekker PAGV Lelystad sen bekijken en in aanwezigheid van de bedrijfsvoorlichter de nodige handelingen bespreken. Het gaat er om dat aktuele zaken die dan of in de komende week spelen goed wor den doorgenomen. Gewapend met deze kennis kan ieder dan voor het eigen bedrijf de plannen eventueel bijstellen. Het is ook mogelijk om materiaal (bijvoorbeeld aangetaste of afwij kende planten) mee te nemen naar de bijeenkomsten. De bijeenkomsten zijn vrij, opgave vooraf is dus niet nodig. Bij de opzet is gestreefd naar spreiding over het gebied, maar ieder kan zelf bepalen hoe vaak en welke bijeenkomsten hij of zij wil bezoeken. De geplande be zoeken gaan altijd door, ongeacht het weer. Bij 'onwerkbaar' weer zal getracht worden door het verzamelen van demonstratiemateriaal de bespreking in de schuur rond te zetten. De aktie 'Bedrijfsbezoek in groeps verband' is gericht op het bedrijf als geheel en zal daarom op alle gewas sen gerfcht zijn. Er zal dus niet uitvoerig op ge- wasspecifieke onderwerpen worden ingegaan. Daarvoor bieden de ge wasstudiegroepen een betere aanpak. Iedere belangstellende is van harte welkom! ing. F. Vader (CAT-Goes) Samen kijken is samen leren. Aktuele zaken worden te velde met elkaar besproken Vrijdag 1 mei 1987 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 9