De maand mei op het zuidwestelijk veebedrijf Een goede start is het halve werk Biggenopfok vraagt een intensieve kontröle Bedrijfshygiëne, ook uw belang MELKVEEHOUDERIJ Beweiding en voederwinning vragen uw serieuze aandacht VARKENSHOUDERIJ PLUIMVEEHOUDERIJ De maand mei is een van de drukste maanden op het melkveebedrijf. Er moet n.l. veel gras worden gemaaid, geschud en ingekuild. Ook de beweiding vraagt veel aandacht, want we moeten zorgen dat de melkkoeien zoveel mogelijk goed en smakelijk gras ter beschikking hebben. Mei is echter ook één van de mooiste maanden. Het frisse groen van de gewassen, de struiken en de bomen is nu prachtig. Ook al hebben we het nog zo druk in ons bedrijf, het is toch goed om al dit moois ook eens te bekijken. Het streven moet er op gericht zijn dat het vee altijd voldoende en toch niet te lange gras ter beschikking heeft. Dit geldt zowel voor omweiden als voor standweiden. Bij omweiden liefst inscharen bij zo'n 15 cm graslengte. Na 4 dagen moet dan het meeste gras zijn afgeweid. Naweiden met droogstaande koeien en jongvee is een goede methode. Als het melkvee bij omweiden te lang in één perceel loopt krijgen we meer kans op een mindere kwaliteit van het gras, vooral de laatste dagen. En dit gaat dan weer ten koste van de pro- duktie en het niet goed afvreten. Ook moeten we niet te bang zijn om op tijd een perceel over te slaan en dit straks te maaien voor voederwinning. H^t is dikwijls de angst van: als het gaat dro gen, dat we dan teveel en te lang gras voor de koeien krijgen. Het gevolg is dan, dat de koeien van het ene te lan ge gras naar weer het volgende per ceel met te lang gras moeten. Maar omdat het grasland buiten ligt, hebben we natuurlijk niet alles zelf in de hand. Laten de koeien een te rui ge stoppel achter, dan zullen we daar wat aan moeten doen. Als de volgen de snede wordt gemaaid voor voeder winning geven niet te grote stoppels weinig problemen. Moet de volgende snede weer worden beweid, dan moe ten we eerst bossen of bloten. Na het uitscharen moeten we ook zo snel mo gelijk een N-bemesting geven. We verliezen dan geen groeidagen, zodat er weer snel een volgende snede gras kan groeien. De graslandgebruikska- lender kan bij de beweiding een goe de steun zijn. Voederwinning Wat de waarde is van goed ruwvoer hebben we afgelopen winter kunnen merken. Daarom moeten we er alles aan doen om dat ook deze zomer weer te bereiken. We moeten begin nen met op tijd maaien. Vooral de eerste percelen jong maaien. Dan na het maaien zo snel mogelijk schud den. De eerste keer schudden moet ge beuren met veel toeren en in een lage versnelling om het gras goed uit el kaar te trekken. Probeer het gras in 2 a 3 dagen op minstens 40% droge stof te krijgen. Droger is niet nodig. Werken de weersomstandigheden te gen, probeer dan toch op tijd in te kuilen en gebruik dan een goed toe voegmiddel. Hakselen of opraapwagen? Deze vraag is al enkele jaren aktueel. Beide methoden hebben voor- en na delen. In het kort komt het hier op neer, dat wanneer het gras goed en ook egaal droog is, dus zonder groe ne, natte plukken, beide methoden goede resultaten kunnen geven. Is het gras echter niet goed droog, dus min der dan 40% droge stof, of niet egaal droog dan heeft hakselen de voorkeur omdat het gras dan beter wordt ge mengd. Maar of we nu hakselen of met de opraapwagen of eventueel per sen, een droge stofgehalte van minstens 40% blijft het beste. Is na enkele dagen het gras nog niet goed droog en het weer blijft kwakkelen, dan moeten we niet langer wachten, maar het gras inkuilen. Op die manier behouden we de grasmat en kan ook de hergroei weer beginnen. Verbetering van gebouwen Thans worden er weinig nieuwe stal len gebouwd. Ook uitbreiding of ver groting van bestaande stallen komt weinig voor. Toch kan ej in een aan tal stallen nog wel het een en ander worden verbeterd. Vooral bij de stal ling van het jongvee. De zomer is hiervoor de meest geschikte tijd. Hebt U plannen in die richting dan is het nodig om nu met de voorbereidingen te beginnen. Er zijn verschillende mogelijkheden om de jongveestalling te verbeteren. Vooral bij verbouwingen in bestaan de ruimten is dit per bedrijf verschil lend. Daarom is het ook moeilijk om in dit artikel daarvoor vaste richtlij nen te geven. Vraag daarom de be- drijfsvoorlichter eens om de situatie bij U mee te bekijken. Deze man heeft veel ervaring met dit soort zaken en kan U daarom beslist goede aanwij zingen geven, omdat hij op verschil lende bedrijven komt, kan hij U misschien wel adressen geven met een soortgelijke situatie als bij U. Door op deze bedrijven te gaan kijken en met de betreffende veehouder te pra ten kunt U veel opsteken. Ook heeft de bedrijfsvoorlichter tekeningen, vlugschriften e.d. waarin een groot aantal zaken over jongveestalling staan. Op veel pluimveebedrijven hoef je als bezoeker weinig moeite te doen om bij de kippen te komen. Laar zen, bedrijfskleding en een ont- smettingsbak worden te weinig als voorwaarden gesteld om in een stal te worden toegelaten. Toch is een goede hygiëne, zowel binnen als buiten de stal, op elk pluimveebedrijf belangrijk! Wat is hygiëne? Hygiëne is er voor zorgen dat ziekte kiemen buiten de deur blijven en dat verspreiding van ziektekiemen wordt voorkomen. Hygiëne is dus een dui delijk onderdeel van de ziektepreven tie. In Nederland wordt binnen de pluimveehouderij veel aandacht be steed aan preventieve gezondheids zorg, met een georganiseerde aanpak. Toch is hiermee geen volledige be scherming te bereiken. De pluimvee houder kan dit aanvullen door het nemen van extra maatregelen. Dat hieraan niet altijd evenveel waar de wordt gehecht heeft verschillende oorzaken: De georganiseerde gezondheidszorg biedt een breed pakket aan maatrege len. De mogelijkheden die al deze en tingen en medicijnen bieden worden wel eens overschat. Men heeft hier te recht veel vertrouwen in, maar men wordt soms zorgeloos m.b.t. het ei gen handelen. Een ander punt dat meespeelt is dat er de laatste jaren binnen de Iegpluim- veehouderij weinig grote problemen met ziektes zijn geweest. Toch vinden er regelmatig besmettingen plaats, maar ze zijn meestal niet veront rustend. De meeste infekties verlopen De opfok van biggen vraagt een goe de intensieve kontröle op zowel de bigged als de zeugen. Ook de huis vesting draagt bij om de opfok met zo weinig mogelijk problemen te la ten verlopen. De voeding van de zeug in de laatste maand van de dracht kan een hoger geboortegewicht van de biggen tot gevolg hebben. Uit cijfers van het varkensproefbedrijf te Sterk- sel blijkt dat onder biggen met een laag geboortegewicht (minder dan 1250 gram) tweederde van de totale sterfte optreedt. Niet alleen het gewicht is van belang, maar een egaal geboortegewicht van de biggen onderling is van nog grote re invloed op de sterfte. Een gemak kelijk verlopend geboorteproces zal tot minder doodgeboren biggen lei den, maar ook zullen de biggen dan vitaler zijn. Engels zout of de laatste dag de zeug niet voeren kan de geboorte verge makkelijken. In de eerste drie levens dagen vindt de grootste uitval onder de biggen plaats. Het is daarom van levensbelang aan deze periode veel aandacht te besteden. Het begint met de zeug in een schone, ontsmette stal te plaatsen, waar all in - all out wordt toegepast. Alvorens de zeug, ruim voor de werpdatum, in de kraamstal te plaatsen moet ze eerst ontwormd, gewassen en ontschurft worden. Hier door kan de infektie-druk op de big gen zo laag mogelijk gehouden worden. Er wordt nogal eens gezegd: bouwen moet je eigenlijk twee keer doen. Nou is één keer bouwen meestal al duur ge noeg. Dat kan ook goed, maar dan moet U van te voren de zaak wel goed bekijken en bepraten. Daarom als U plannen heeft, neem dan daarvoor voldoende tijd. mild of zelfs onmerkbaar. Toch ver oorzaken ze wel degelijk, direkt of in- direkt, financiële schade! Ook leeft bij veel pluimveehouders de gedachte dat je besmettingen toch niet kunt tegenhouden, er wordt in die si tuatie berust. Dit hangt ook samen met een laatste punt: hygiënisch handelen vraagt ook konsekwent handelen. Dit vraagt van de pluimveehouder een voortdurend aktief bezig zijn, zowel in zijn eigen handelen als tegenover derden. Op een bedrijf met verschillende koppels dieren, waar veel mensen op bezoek komen betekent dit een stukje extra inspanning. Maar: een inspanning die wel wordt beloond. Veel besmettin gen zijn wél tegen te houden. Een goede bedrijfshygiëne is een van de manieren om als veehouder in vloed uit te oefenen op je produktie- resultaten. Konsekwent werken is hierbij van groot belang. Regelmatig komen er mensen over de vloer. Vooral personen die op verschillende bedrijven komen zijn potentiële insle- pers van smetstoffen. Laat daarom alleen mensen toe die er ook moeten zijn en gebruik dan laarzen, bedrijfs kleding en een goede ontsmettings- bak. Ook aan materiaal dat van buiten komt (containers etc.) mogen eisen gesteld worden. Regelmatig het eierlokaal schoonmaken, struif oprui men enz. zijn ook dingen die van zelfsprekend moeten zijn, evenals een goede ongedierte-bestrijding. Voortdurend aandacht aan deze za ken geeft minder risiko van ziektes wat het hele bedrijf ten goede komt! Aan het goed reinigen en ontsmetten van stallen, ook een belangrijk hygiëne-onderdeel, wil ik een volgen de keer aandacht schenken. Om verkleuming van biggen tc voor komen is tijdens de geboorte een ruimtetemperatuur van 22°C en een nest-temperatuur van 30°C noodza kelijk. Probeer zoveel mogelijk rust in de stal te houden tijdens en na de geboorte, maar kontroleer de biggen en de zeug regelmatig om uitval te be perken. Bij een speenleeftijd van 4 weken is bijvoedering van de biggen in de zoogperiode gewenst. Dit dient plaats te vinden met een licht verteerbaar smakelijk voer. Geef dit voer dage lijks vers en dus in kleine hoeveelhe den om bederf en vermorsing te voorkomen. Voer dezelfde korrels de eerste dagen na het spenen door een schakel daarna geleidelijk over. Zijn er speenproblemen, dan kan overwogen worden een speen- of dieetvoer te voeren. Dit heeft alleen effekt als de hygiëne op het bedrijf goed is. Of de opfok van biggen goed is, is dan pas te konstateren als we iets weten van gezondheid, groei en uitval. Indien er iets schort, dan is het van belang de oorzaak van de eventueel te hoge sterfte te weten. Bedenk wel dat medicijnen dienen om ziekten te bestrijden, maar niet om problemen te camoufleren. ing. A. Biemans en A. Wouters, CR Tilburg ing. G. Meeuwissen en ing. D. Pul len, CVP Tilburg Nog een paar weken, dan kan er weer ingekuild worden. Houd de veldperio- de kort. De mestperiode van het vleeskalf begint als het kalf op de leeftijd van 1 week op het mestbedrijf aankomt. De volgende 5 maan den kunnen onderverdeeld wor den in een startperiode en een af- mestperiode. Met name in de startperiode vraagt het kalf veel individuele aandacht. Het is ge bleken dat veel gezond heidsstoornissen in de startperio de terug te voeren zijn op de be handeling die het kalf gekregen heeft in de eerste week van zijn leven. Deze tijd wordt doorgaans doorgebracht op het melkveebe drijf. In deze week vragen een drietal zaken de aandacht. Ten eerste is dit de navelontsmetting. De navel biedt direkt na de ge boorte aan bakteriën een ideale mogelijkheid om in het lichaam van het kalf door te dringen. Via de bloedsomloop verspreiden de bakteriën zich door het lichaam en veroorzaken daar ontstekin gen. Een ontstoken navel ten ge volge van onzorgvuldige ont smetting is vaak een voorbode van meerdere gezondheidspro blemen in de mestperiode. Het tweede belangrijke aspekt is de biestverstrekking. Het pasgebo ren kalf bezit geen weerstand te gen ziektekiemen. De afweerstof- fen worden door het kalf via de biest van de moeder opgenomen. Kalveren die onvoldoende biest verstrekt hebben gekregen heb ben in de mestperiode een ver hoogde kans op ziekte en uitval. Een derde faktor die van invloed is op de resultaten in de mesterij- fase is het transport. Het trans port moet altijd zo kort mogelijk gehouden worden en dient plaats te vinden in goed gereinigde en ontsmette veewagens. Een langdurig transport onder slechte omstandigheden ver zwakt de kalveren zodanig dat in de startperiode een verhoogde uitval optreedt. Na aankomst op het bedrijf vraagt het kalf in deze periode veel aandacht. Met de voeding moet rustig begonnen worden. Overdosering in deze periode leidt gemakkelijk tot voedingsstoornissen. Deze lage voergift draagt ertoe bij dat het kalf van 1 week oud een negatie ve energiebalans heeft. Dit wil zeggen dat met het voer minder energie wordt opgenomen dan het kalf voor zijn onderhoud ver bruikt. Bij de opvang is het dan ook be langrijk dat de temperatuur in de stal minstens 15°C bedraagt. De vochtbehoefte is de eerste twee weken groter dan het vocht dat via de kunstmelk wordt gege ven. In deze periode is het dan ook belangrijk dat tussendoor ekstra vocht wordt verstrekt. Ondanks alle goede zorgen ko men er in bijna iedere koppel wel enkele aandoeningen voor zoals startdiarree en koppelhoest. Een tijdige herkenning en opti male behandeling of het voorko men hiervan is dan ook zeer be langrijk. De mesterijperiode van het vlees- kalf kent verschillende kritieke perioden. De periode vooraf gaande aan de mesterij is van grote invloed op de te behalen re sultaten tijdens deze mest periode. Bij de huidige nukaprijzen mag op het melkveebedrijf voor deze kalveren dan ook de nodige aan dacht gevraagd worden. Vrijdag 1 mei 1987 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 13