Overproduktie en konkurrentiepositie vanuit de Z.L.M. gezien zuidelijke landbouw maatschappij Gelegenheidswerk bedreigd door aangescherpte regelgeving t OU VRIJDAG 2 land- en tuinbouwblad Er zijn de laatste paar weken flinke vorderingen gemaakt bij het zaaien en poten, al tekenen zich toch duidelijk verschillen af tussen de verschillende gebieden in Brabant en Zeeland wat betreft vroegheid. Zie hiervoor ook de praktijkpagina's 6 en 7. Of het zaaien van veldbonen (zie boven) de goede keus is geweest zal pas later dit seizoen blijken. Alhoewel volgens de F.A.O. de graanvoorraad in de EEG uit strategische overwegingen tweemaal zo groot moet zijn als hij nu is; de EG jaarlijks nog dubbel zoveel graan importeert als dat zij eksporteert; de kwotering in de zuivel tot verlies van eksportmarkten leidt... en ook al hebben wij (onder andere daarom) onze twijfels over de realiteit van het struktureel te veel produceren in de landbouw...: overproduktie is een feit. Een politiek feit. Een politiek feit dat met na me vastgesteld is door de 95% niet-boeren in onze samenleving. De bijna 30 jaar lang gehanteerde pri maire ekonomische doelstelling van het veilig stellen van de voedsel- en grondstoffenproduktie binnen de EG heeft, onder invloed van de huidige na-oorlogse welvaartsgeneratie, plaats moeten maken voor ande re prioriteiten. Schaarste is een onbekend begrip ge worden. Voedsel en grondstoffen zijn over de hele wereld te koop. Landbouwproduktie hoeft niet per se in Nederland of Europa plaats te vinden, zo is de ge dachte. Een gedachte, die de laatste jaren meer en meer gestalte heeft gekregen in de politiek. De Euro pese 'ekonomische' gemeenschap is verworden tot een Europese 'politieke' gemeenschap. En de politiek - (daarbij naarstig terzijde gestaan door de niet met kennis van zaken belaste publiciteitsmedia) - brand merkt de landbouwsektor met het doemwoord 'over produktie'. Het abrupte dictaat van de Europese politiek - (overi gens in alle toonaarden toegejuicht door onze natio nale regering en volksvertegenwoordigers) - om, mid dels een snelle en vergaande afbraak van het EG- markt en -prijsbeleid, éénzijdig en volledig de verant woordelijkheid bij de land- en tuinbouwproducenten te leggen, baart ons grote zorgen. We hebben dat reeds herhaaldelijk verwoord, en we zullen dat ook blijven doen. Nog grotere zorgen echter, alsmede een totaal onbe grip onzerzijds, worden veroorzaakt door de huidige houding en mentaliteit van de Nederlandse overheid, als het gaat om haar medeverantwoordelijkheid voor het in stand houden en verbeteren van de ekonomi sche positie van onze nationale land- en tuinbouw. Meer dan ooit zal de oorspronkelijke EG-doelstelling 'er zal daar geproduceerd moeten worden, waar dat het meest efficiënt kan gebeuren', bewaarheid moe ten worden. Een keiharde konkurrentieslag zal uit gaan maken wie en waar in Europa uiteindelijk de blijvers zijn. Onont beerlijk voor de overlevingskansen van de Nederland se agrarische sektor is daarbij een Haags beleid dat een doelmatige bedrijfsvoering en een optimale pro- duktie tegen zo laag mogelijke kosten mogelijk maakt. Ministerie van Landbouw zowel als de parlementaire regeringsfrakties CDA en VVD beleiden met de mond dat de konkurrentiepositie zo mogelijk versterkt dient te worden. In de dagelijkse praktijk echter wordt het zogenaamde voorwaarde scheppend beleid ten be hoeve van land- en tuinbouw telkenmale verzwakt in plaats van versterkt. Doorgaande lastenverzwarin gen, alsmede de verplichte medefinanciering van overheidstaken, en de toenemende regelgeving, ver slechteren in plaats van verbeteren onze konkurren- tieverhouding ten opzichte van onze kollega's konkurrenten) in de andere EG-lidstaten. De meest kwalijke aktualiteit in dit verband is overi gens wel het in woord en daad steeds meer vorm krij gende politieke argument, dat de agrarische produk- tieoverschotten bestreden dienen te worden door de Nederlandse landbouwproduktie ondergeschikt te maken aan natuur- en milieubelangen. Overmatige strenge voorschriften voor het gebruik van meststof fen en gewasbeschermingsmiddelen; aardappelmoe- heidsbeleid zonder grondontsmettingsmogelijkheden; gedwongen aanpassing voor bouwplan en teeltmaat regelen aan de fourageergewoontes van massale ganzenpopulaties; het niet droog maken van de Mar kerwaard; geen landbouwkundige bestemming voor drooggevallen 'Krammer-Volkerak' - gronden, voor rang voor natuur en landschapsnostalgie bij land- inrichtingsprojekten; ekstra bezuinigingen op ruilver- kavelingswerken; het ongedaan maken van financiële toezeggingen voor zoetwatervoorzieningen in de Zuidwestelijke deltahet zijn allemaal aktuele za ken die gebaseerd worden op de drogredenen, dat Nederland daarmee een bijdrage zou leveren aan de vermindering van de Europese landbouwproduktie. Een dergelijk beleid stevent lijnrecht af op minimalisa tie (dus verlies van konkurrentiekracht), in plaats van optimalisatie (dat is verbetering van konkurrentie kracht). Ik hoor de 'kollega's' over de grens elders in de EG al in hun vuistje lachen. De toekomstige pro- duktie (of die in z'n totaliteit meer of minder zal moe ten zijn, doet er niet toe) zal immers daar plaatsvin den, waar de meest doelmatige voorwaarden zijn, of geschapen worden, voor maksimale opbrengsten met "De wijze waarop het Agrarisch Sociaal Fonds district Tilburg de regels met betrekking tot gelegenheidswerk in de land- en tuinbouw medio 1984 heeft menen te moeten aanscherpen, dreigt een einde te maken aan de een voor de praktijk werkbare regeling. Voor deze werkzaamhe den zijn geen beroepsmensen voorhanden en het ontbre ken van werkwillige vrijwilligers zou voor de landbouw onoverkomelijke problemen opleveren. Het kind dreigt dus met het badwater te worden weggegooid". Dit zei de secretaris van de ZLM, de heer R. Hoiting, vrijdag 17 april jl. op een zitting van de Raad van Beroep in Middelburg in de zaak van de agrariërs M.P. van Weele uit Waarde en L. de Kok uit Kerkwerve. Beiden zijn in beroep gegaan tegen een besluit van de Be drijfsvereniging Agrarisch Bedrijf waarbij is vastgesteld dat zij verzekeringsplichtig zijn voor personeel dat sei zoenwerkzaamheden heeft verricht. Bij de heer Van Weele gaat het om tijdelijk werk in de fruitpluk en bij de heer De Kok om het inzetten van witlofwortelen. In zijn betoog verklaarde de heer Hoiting dat de land bouw wel begrip heeft voor het feit dat de Agrarische So ciale Fondsen een eind willen maken aan de misstanden bij het gelegenheidswerk waar het gaat om de verzeke ringsplicht "maar de uitleg die aan de nieuwe voorschrif ten wordt gegeven dreigt wel een eind te maken aan het totale gelegenheidswerk dat tijdens de arbeidspiek in hoofdzaak door huisvrouwen en scholieren wordt ver richt. Daarmee worden gezinsbedrijven zwaar gedu peerd". De belangrijkste oorzaak van de problemen ligt bij de uitleg van het begrip gezagsverhouding. Is er een gezagsverhouding (geeft de werkgever opdrachten, wordt er uitleg gegeven, gecontroleerd enz.) dan is er verzekeringsplicht. De uitleg.van het A.S.F. met betrek king tot het begrip gezagsverhouding is zo eng begrensd dat de agrarische praktijk er niet mee kan werken. De heren Van Weele en De Kok ontkennen dat er in hun si tuatie sprake is van een gezagsverhouding. "Onze men sen kunnen komen en gaan wanneer ze willen", zo lieten ze de rechter weten. "Er is geen toezicht en er wordt zelfstandig gewerkt". Vier opgeroepen getuigen onder schreven deze bewering. De ZLM-secretaris wees er verder op dat er in de prak tijk bezwaren bestaan tegen de met de nieuwe regeling samenhangende grote administratieve rompslomp en te gen de kosten die slechts beperkte sociale rechten geven. "Voor de gezinsbedrijven waar de werkgever in drukke periodes alles moet regelen is de administratieve verwer king zoals het ASF die verlangt amper op te vangen". Hij kritiseerde ook de manier waarop het ASF heeft ge meend de regeling te moeten controleren. "Soms is on der misleidende motieven geprobeerd na te gaan of er toch niet iets verkeerds aan de orde is geweest. Dit heeft bij zowel de ondernemers als bij de landbouworganisa ties geleid tot grote onrust en verontwaardiging en tot een argwanende relatie met het ASF". "De nieuwe regeling en de uitleg hiervan gaan het prakti sche boerenverstand te boven", zo besloot de heer Hoi ting zijn betoog. Zowel de heer Van Weele als de heer De Kok blijven van mening dat er op hun bedrijven sprake is van gelegenheidswerk dat niet kan leiden tot verzeke ringsplicht. Het woord is nu aan de rechter die over ca. 3 weken uitspraak zal doen. J.W. de minste kosten. Het is met name tegen die achter grond, dat onzerzijds - naast de andere genoemde za ken - onder andere de komende maanden zeker niet vergeten zal worden de zogenaamde 'zwarte lijst' van VROM-minister Nijpels van het stempel 'niet aksepte- ren' te voorzien. Een verbodslijst (waarop naast Gramoxone en Reglo- ne nu ook prijken DNOC, Dinoseb, Atrazin, Simazin en de metaalverbindingen t.b.v. de Phytophthora- bestrijding) alleen in Nederland, zonder EG- harmonisatie, en zonder beschikbare alternatieve middelen. Een verbodslijst bovendien grotendeels zonder enige argumentatie met betrekking tot per sistentie of andere schadelijke effekten. Het zij nog eens uitdrukkelijk vermeld, ook wij zijn - mede in ons eigen belang - voorstander van strenge milieu-eisen, en hebben deels onze hoop gericht op mogelijke toe komstige rendabele toepassingen van een geïnte greerd landbouwsysteem met minder gebruik van kunstmeststoffen en bestrijdingsmiddelen. Zolang die laatste mogelijkheid er echter praktisch en ekono- misch niet is, zolang ook zullen wij een uitdrukkelijk beroep doen op minister Nijpels om politiek opportu nisme in te ruilen voor medeverantwoordelijkheid voor het behoud van de ekonomische positie van on ze nationale land- en tuinbouw. H.C. van der Maas

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 1