Bijenteelt Een eeuwenoude produktietak Aantallen bijenvolken Het bijenvolk Zwermen Honing en andere produkten Bestuiving De honingbij (Apis Mellifica) komt van nature verspreid over Afrika, Azië en Europa voor. Reeds vanaf ver in de geschiede nis heeft de mens zich met bijen bezig gehouden. Aanvankelijk zal dit het weghalen van honing bij de in het vrije veld levende bijen zijn geweest. Honing, het door de bij en verzamelde voedsel, is vanouds een door de mens begeerd pro- dukt. Met het geven van huis vesting in de vorm van stukken uitgeholde boomstammen werd een aanzet verkregen voor het be heersen van bijenvolken. In de Bijbel (Statenvertaling) komen 4 keer bijen in teksten voor en ho ning zelfs 52 keer. (Concordantie van de Bijbel A. Trommius). De bijenteelt, bijenhouderij, iem- kerij of imkerij is al een zeer oude agrarische produktietak. Ver voor het begin van onze jaartelling werd deze teelt reeds beoefend. Tot de bloei van de bijenteelt in westelijk Europa heeft Karei de Grote (742-814) veel bijgedragen. Hij stelde verordeningen vast ter bescherming van deze teelt. Bo vendien boefende hij zelf ook de imkerij. Honing en was zijn vanouds be langrijke produkten. Was wordt verkregen van raten die de bijen bouwen voor opslag van honing en voor broedcellen. Gedurende lange tijd was honing het eni ge zoetmiddel en was (waskaarsen) het belangrijkste middel voor ver lichting. Honing, was en bijenvol ken hadden in die tijd een hoge waarde. Dat in de tijd van Karei de Grote twee bijenvolken dezelfde waarde vertegenwoordigden als een beste koe, kunnen wij ons moeilijk in denken (Joh. A. Joustra 1934). Omstreeks 1400 bereikte deze teelt haar hoogtepunt en bleef geduren de een paar eeuwen op dit niveau. Reeds in de middeleeuwen begon nen de imkers zich in gilden te ver enigen. Na 1600 begon echter geleidelijk een teruggang van dit eertijds zo belangrijke bedrijf. Het op de markt komen van andere zoetmiddelen, door de opkomst van het suikerriet en sinds de vo rige eeuw van de suikerbieten, deed de vraag naar honing steeds verder afnemen. Na de reforma tie daalde de vraag naar kaarsen voor kerkelijke gebruiken, waar door de waarde van was ging min deren. Geleidelijk aan werd de bijenteelt een nevenberoep. Het verdwijnen van bepaalde ge wassen als de boekweit-kuituur en de verbouw van spurrie (groen voer voor rundvee) op de zand gronden in het begin van deze eeuw, alsmede de ontginning van extensieve weidegronden als heide velden in de loop van de eerste helft van deze eeuw deed de bij enweide (drachtplanten) sterk ver minderen. Door grondiger bestrijding van onkruiden op de akker- en de graslanden werden ook hierdoor de bronnen voor de bijen van nektar en stuifmeel minder. Daar staat tegenover dat in de nieuwe tot stand gekomen polders in de eerste jaren veel koolzaad is geteeld. Dit waren grote opper vlakten. Tijdens de bloeiperiode van het koolzaad werden in deze velden toen door veel imkers bij envolken geplaatst. Vanaf ongeveer het midden van de vorige eeuw zijn gegevens van het aantal bijenvolken in ons land bekend. Deze aantallen zijn naar on derstaande peiljaren als volgt: jaar aantal volken 1866/70 215.000 1881/1890 136.000 1901 110.000 1910 69.000 1921 94.000 1940 100.000 1986 100.000 De eerste vijf gegevens zijn naar de Verslagen van de Direktie van de Landbouw; 1940 is naar Joh. A. Joustra en 1986 naar J.J. Speelziek. Er was dus een grote te ruggang in de tweede helft van de vorige eeuw. In tussenliggende ja ren zijn uiteraard de aantallen ho ger of lager geweest. In de oorlogsjaren 1914-1918 en 1940-1945 was er een stijging in de belangstelling voor het houden van bijen. Na 1950 liep deze be- mer als kasten bij gewassen zijn geplaatst staan deze als regel nogal ver in het veld. Bijen brengen ons in aanraking met een geheimzinnige dierenge- meenschap. Voor het beheren van een bijenvolk is nodig dat wij hun levenswetten moeten nagaan. Bij en zijn sociaal levende insekten; ze leven in een kolonie. Een honing bij of ieme kan niet alleen in le ven blijven. Ze leeft voor en door de andere bijen van een volk. Voor het instandhouden van een bijenvolk zijn elementen als een bijenwoning, een bevruchte ko ningin en een voedselvoorraad no dig. Vroeger waren bijen gehuisvest in van stro gevlochten korven; thans is dat als regel in kasten. Een bijenvolk bestaat in de zomer uit: koningin (één) werkbijen (veie duizenden) darren (enkele honderden) De koningin of moer (moeder) is het enige volwaardige vrouwelij ke individu in het volk. Zij is al leen maar in staat eieren te leggen. Ze wordt gevoed en schoongehou- den door de werkbijen. De konin gin is wat groter dan de werkbijen; planting. Een dar heeft dus geen vader maar wel een grootvader. De koningin en werkbijen zijn ontstaan uit bevruchte eieren. Een eitje voor een jonge koningin wordt gelegd in een speciale ko ninginnecel of ook moerdop ge noemd. Enige dagen nadat dit eitje gelegd is verlaat de oude ko ningin met een deel van de bijen de kast; ze zwermen. Na dit uit vliegen zet de zwerm zich als tros neer, meestal aan een boom of heester. Een zwerm wordt als re gel vlug waargenomen, geschept en vervolgens in een kast ge plaatst. Zo is er een nieuw volk gevormd. De inmiddels geboren jonge ko ningin van het oude (uitgedunde) volk, is evenwel nog niet bevrucht. Deze vliegt spoedig uit omgeven door darren. Dit is de zogenaam de bruidsvlucht of paringsvlucht. De koningin paart hoog in de lucht achtereenvolgens met 6 a 10 darren. De zaadcellen neemt z^op in haar zaadblaasjes. Zij is gedu rende haar gehele verdere leven in staat bevruchte eitjes te leggen. Ook kan ze onbevruchte eieren leggen. Hieruit ontstaan de dar ren. Een koningin kan 3 a 5 jaar oud worden. Bij de paring verliest de dar zijn Een imker bij zijn bijenstal langstelling behoorlijk terug. In de laatste decennia is het aantal bij envolken weer gaan toenemen en is de omvang ervan vrijwel weer gelijk aan die in het begin van de ze eeuw. Deze nieuwe belangstel ling is niet alleen van land- en tuinbouwers, maar ook, en in gro te mate, van hen die de bijenteelt als liefhebberij beoefenen. Voor al deze laatsten spelen in aantal een belangrijke rol in de heden daagse bijenhouderij. Er zijn momenteel in ons land om streeks 12.000 bijenhouders die ook wel als imker, iemker of bij- ker worden aangeduid. Volgens Joustra waren er in 1940 rond 25.000 imkers. Voor de bij is er ook de benaming van bie, iemme en ieme. Met in totaal 100.000 vol ken die thans als regel in kasten zijn gehuisvest is het toch een vrij omvangrijke produktietak. De jaarlijkste produktie aan ho ning is thans in ons land Vi a 1 miljoen kg. De produktie is voor al afhankelijk van meer of minder gunstig weer voor bijen in de zo merperiode. Als regel wordt de bijenteelt als neventak of als lief hebberij uitgeoefend. De imkerij als hoofdberoep hebben er in ons land maar enkelingen. De bijenteelt is in het algemeen niet erg opvallend in het agrarisch gebeuren. De opstelling van de bij enstal is meestal wat verscholen achter op het erf. Ook in de zo ze heeft een langer achterlijf. De werkbijen zijn ook vrouwelijke in dividuen, maar hun eierstokken zijn niet ontwikkeld. Zij zijn dus onvruchtbaar. De werkbijen bou wen raten, verzorgen het broed, voeden de larven, houden de kast schoon, halen nektar, stuifmeel, water en doen andere werkzaam heden die nodig zijn voor het voortbestaan. De darren zijn de mannelijke vertegenwoordigers in het bijenvolk. Darren verrichten geen werk. Hun bezigheid bestaat alleen in de deelname aan de zo genaamde bruidsvlucht met een jonge koningin. Maar enkele van de darren hebben de eer met de koningin te paren. Eind januari begint de koningin met het leggen van eieren. Naar mate de buitentemperatuur stijgt neemt de legkapaciteit toe. In de maanden juni en juli kunnen dit er wel 1.500 a 1.600 per etmaal zijn. In de winter zijn er in een volk 15.000 a 20.000 werkbijen en in de zomer zijn dit er bij een sterk volk wel 50.000 a 60.000 stuks. Een bijenvolk werd vroeger ook wel bijenstok genoemd. In mei/juni onstaat er binnen het bijenvolk een drang tot deling of afsplitsing. Voordien zijn er ech ter darren geboren. Deze zijn ont staan uit onbevruchte eitjes, de zogenaamde maagdelijke voort geslach'tsdeel, dit betekent het ein de van zijn bestaan. De cyclus van een werkbij van eit je tot volwassen insekt duurt 21 dagen. Bij een koningin is dit en kele dagen korter en bij darren en kele dagen langer. De in het voorjaar en zomer geboren werk bijen (zomerbijen) hebben maar een levensduur van 6 weken. De in het najaar geboren bijen over winteren. Deze winterbijen heb ben een levensduur van ongeveer 7 maanden. Darren worden in mei geboren uit onbevruchte eitjes. In de maand augustus worden de darren door de werkbijen uit de kast gedreven en gedood. Dit wordt de darrenslacht genoemd. De darren die niets anders doen dan voedsel verbruiken zijn niet meer nodig. Hun aanwezigheid zou alleen maar n&delig zijn voor de voedselvoorraad gedurende de winter. De bijen halen nektar, het zoete vocht, uit de bloemen en brengen dit naar de kast. Door verdampen van het overtollige vocht en toe voegen van stoffen door de bijen verandert de nektar in honing. Dit wordt opgeslagen in de cellen van de raten. De Nederlandse honing bestaat voor ongeveer 75% uit suikers (vruchtensuiker en druivensuiker) en omstreeks 20% water. Voorts nog kleine hoeveelheden vitami nen, mineralen, organische zuren, enzymen e.a. Honing is licht ver teerbaar; het wordt gemakkelijk in het lichaam opgenomen. Honing lost slijm op en werkt verzachtend bij verkoudheid. Er zijn verschillende soorten van bloemenhoning. Dit wordt be paald door het gewas waarvan de nektar afkomstig is. Zo varieert de kleur van bijna wit van koolzaad tot bruinrood van struikheide. Ook de struktuur varieert. Zo is heidehoning taai vloeibaar en kla- verhoning boterzacht. Honing gaat na kortere of langere tijd kristalliseren. Dit is niet nadelig voor de kwaliteit. Gekristalliseer de honing kan door verwarmen weer vloeibaar worden gemaakt. Eenvoudig kan dit door het plaat sen van de pot met honing in warm water waarna de substantie wordt geroerd. Bij dit opwarmen mag de temperatuur niet hoger komen dan 40°C daar anders de kwaliteit wat achteruit gaat. Goedverzorgde onverwarmde ho ning is in een gesloten pot enige ja ren houdbaar. Mede of mee is een alcoholische drank bereid uit honing. Bereiding en gebruik van mede dateert in Europa al van voor het begin van onze jaartelling. De raten die de bijen maken met hun wasklieren bestaan uit was. Vroeger was de wasproduktie be langrijk voor het maken van was kaarsen. Tegenwoordige kaarsen zijn meestal vetkaarsen. De was van de overtollige raten wordt te genwoordig na smelten in vellen gewalst met celindrukken. Deze vellen worden in raampjes in de kast geplaatst en worden door de bijen uitgebouwd tot volledige ra ten. Met deze zogenaamde kunstraten wordt de bijen een stuk werk bespaard. Het direkte nut van de bijen is de produktie van honing en was. Vanaf omstreeks het begin van de ze eeuw is men in voortdurend toenemende mate meer waarde gaan hechten aan het indirekte nut van de bijenteelt namelijk als bestuivend insekt. Door het vlie gen van de bijen van bloem tot bloem voor het verzamelen van nektar en stuifmeel bevorderen ze met het stuifmeel de kruisbestui ving. Bij kruisbestuiving wordt de stamper bestoven met stuifmeel van een andere bloem. Bijen zijn bloem vast; ze vliegen op bloemen van dezelfde plantensoort zolang deze soort in bloei staat. Doordat de bestuiving door bijen intensief is geeft dit een betere en hogere vruchtzetting. Voor veel kuituur gewassen zoals fruitbomen (ap pels, peren, kersen, bessen e.a.), koolzaad, veldbonen zijn bijen be langrijk voor de bestuiving. Vol gens pomologen (vruchtenkenners) geeft een inten sieve kruisbestuiving naast een be tere vruchtzetting ook een betere kwaliteit van de vruchten. Veel fruit- en zaadtelers van ge wassen waarvoor een intensieve bestuiving gewenst is gaan een overeenkomst aan met imkers voor het plaatsen van bijen in de boomgaard, of op het veld. Dit gebeurt tijdens de bloeiperiode van de betreffende plantensoort. De bijenhouder krijgt hiervoor een vergoeding. In de praktijk wordt dit met huren aangeduid. De vergoeding is gebaseerd op het aantal geplaatste kasten met bijen. Nederland is een honinginvoerend land. De jaarlijkse honingproduk- tie dekt slechts omstreeks 10% van de konsumptie. Er is dus nog vraag naar de produktie van ho ning. Er is ruimte voor uitbreiding van de bijenteelt. Hierbij moet ge voegd worden de grote betekenis van de bijen als bestuivend insekt. Ing. J.H. Lantinga 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 23