Op lange
termijn
2.10O r
zegge en schrijve
zuidelijke landbouw maatschappij
Arrogantie
m
land- en
tuinbouwblad
VRIJDAG 17 APRIL 1987
75e JAARGANG NO. 3872
Het landschap, de
landbouw in de kunst. Bij
zijn af scheidskollege heeft
de Wageningse hoogleraar
in de Regionale
Bodemkunde profdr.
LJ. Pons aan dit
onderwerp ruime
aandacht geschonken. Al
vanaf de Middeleeuwen
zijn landschap, bodem en
boer een dankbaar
onderwerp van de
schilder. Vincent van
Gogh schilderde dit
landelijk beeld in 1888. In
een brief schrijft hij "...Ik
heb een week van druk
en moeilijk werk in de
volle zon achter de rug.
Het resultaat is een schets
van een zaaier op een
geploegd veld. Een groot
veld met paarse kluiten
oplopend naar de
horizon. Een zaaier in
blauw en wit..." Een
tafereel om even tot
bezinning te komen. Wat
is er sindsdien veel
veranderd...Hoewel, het
poten en zaaien ieder
voorjaar is gebleven....
Vorige week heeft de minister van Verkeer en Wa
terstaat tijdens haar bezoek aan Zeeland duidelijk ge
maakt dat ze niet bereid is ook maar één cent meer uit
te geven voor de zoet waterpijp voor Schouwen-
Duiveland dan de reeds eerder - samen met de minis
ter van Landbouw - toegezegde vijftien miljoen gulden.
De regio blijft daardoor zitten met een tekort van ten
minste zo'n slordige 8 miljoen gulden. Dit "lek" van
8 miljoen is onlangs boven water gekomen via bere
keningen die in opdracht van de Provincie Zeeland zijn
uitgevoerd. Daarbij is namelijk gebleken dat er bij de
eerdere berëkeningen verkeerde uitgangspunten zijn
gehanteerd waardoor men kwam op vijftien miljoen
gulden voor de aanleg van de pijp. In het kader van het
bezoek van de minister aan Zeeland is door ons nog
geprobeerd de minister te bewegen tot een soepeler
houding. Zo is er o.a. een gêsprek geweest met Gede
puteerde Staten van Zeeland en hebben we (vanuit de
ZLM) nog een ijlbrief gestuurd aan de minister. Ook
vanuit Schouwen-Duiveland is GS schriftelijk benaderd.
Het heeft allemaal niet mogen baten. Van diverse kan
ten is zeer teleurgesteld gereageerd en we kunnen ons
afvragen of ten aanzien van het zoet water nog wel
gesproken kan worden van behoorlijk bestuur. Het lijkt
mij dan ook logisch dat we de Tweede Kamer van een
en ander in kennis stellen. Er ligt immers nog altijd een
motie Eversdijk/Te Veldhuis die vraagt om integrale fi
nanciering van de pijp door het Rijk. Indertijd bij de in
diening werd deze motie Kamerbreed gesteund. De
vraag is echter of de minister een dergelijke motie zal
uitvoeren en zal de Kamer dan bereid zijn de minister
voor deze zaak naar huis te sturen?
Ook de provinciale politiek heeft nog een schuld in te
lossen. Indertijd werd immers gekozen voor een zoute
Grevelingen op voorwaarde dat het Rijk de pijp zou be-
talen. Zal de Provincie nu zijn standpunt herzien - en
zo ja - zal dit dan de Grevelingen zoet maken? Ik heb
sterk het gevoel dat door de vragen te stellen het ant
woord al is gegeven. Ik zou daarom maar liever willen
kiezen voer een beleid waarbij we het ene doen - in ca-
su een beroep doen op de politiek - en het andere niet
nalaten. Dat "andere" zou b.v. kunnen zijn dat we na
gaan of er toch niet - binnen de marge van vijftien mil
joen - zoet water naar Schouwen-Duiveland gebracht
kan worden. Dat zal wellicht kunnen door een minder
groot gebied van zoet water te voorzien waardoor de
kapaciteit van de pijp minder groot behoeft te zijn en
de kosten derhalve lager worden. De vraag is natuur
lijk of een dergelijke aanpak te verdedigen valt t.a.v.
diegenen die dan buiten de boot vallen. Het lijkt mij dat
het gebied hier zelf een antwoord op moet geven. Maar
zelfs al zouden we hier uit komen dan blijken we er nog
niet te zijn omdat er dan nog minstens twee hindernis
sen zijn te nemen n.l. de exploitatiekosten van de pijp
en de kwaliteit van het aangevoerde water. Zo lust ik
er nog wel een paar: de kwaliteit van het water is door
Rijkswaterstaat altijd gegarandeerd. Dit nu weer ter dis-
kussie stellen is volledig buiten de orde.
Ook de exploitatiekosten van de pijp - bij ongewijzigd
plan zouden deze zeven ton per jaar bedragen - nu
opeens aan de orde stellen is ongehoord.
De konklusie is wel duidelijk: men probeert zich met
alle macht aan gemaakte afspraken te onttrekken. Zo
heb ik ook sterk het gevoel dat de huidige overproduk-
tie gebruikt wordt als argument om maar geen geld
meer te steken in de land- en tuinbouw. Dat geldt niet
alleen voor de pijp maar ook voor andere projekten. Dit
is een bijzonder kortzichtig beleid omdat ekonomisch
gezien vast staat dat de overschottenproblematiek van
voorbijgaande aard is. Daar tegenover staat dat het
zoetwaterprojekt voor de lange termijn is bedoeld. Van
uit de land- en tuinbouw moeten we tegen dit "over
schot - dus - laat - maar - zitten - denken" krachtig
stelling nemen omdat dit snel tot verloedering van de
land- en tuinbouw kan leiden (en het platteland erbij).
Mede tegen deze achtergrond moeten we blijven vech
ten voor de realisering van de zoetwatervoorziening in
ons werkgebied tegen voor de land- en tuinbouw ac
ceptabele voorwaarden. Ook vanuit de land- en tuin
bouw moeten we ons wellicht meer eigen maken om
op lange termijn te denken - en niet alleen voor de zoet
watervoorziening - om daarmee de kontinuïteit te waar
borgen. Een betere reden om de strijd om de pijp niet
op te geven is eigenlijk niet denkbaar.
Bij het afscheid van ir. P. Koks als direkteur Lavo in de
provincie Noord-Brabant meende de plaatsvervangend
direkteur algemene zaken van het Ministerie van Land
bouw, ir. G. van der Lely, van de gelegenheid gebruik
te moeten maken om in verband met de privatisering
van de rijkslandbouwvoorlichting uit te halen naar de
landbouworganisaties. Hij verweet de organisaties al
tijd de mond vol te hebben gehad over het grote be
lang van de voorlichting maar nu het op betalen aan
komt niet thuis te geven. Ik vind dit een bijzonder on
redelijk verwijt. Niet alleen is de aangeboden eerste
lijns voorlichting niet dè voorlichting maar ook heeft
het bedrijfsleven zich vanaf het begin bereid getoond
serieus over het idee van privatisering van de voorlich
ting te willen praten. Dat daarbij de nodige zorgvuldig
heid moet worden betracht spreekt vanzelf. Het gaat
tenslotte niet om niks en bovendien zijn er veel men
sen bij betrokken. Maar dat laatste is kennelijk niet de
eerste zorg op het ministerie gezien de wijze waarop
men met zijn mensen meent om te kunnen gaan. Dat
de vakbonden daar niks aan doen is onbegrijpelijk. Ik
zie dit soort uitlatingen zoals Van der Lely heeft gedaan
vooral als de zoveelste uiting van de hand over hand
toenemende arrogantie op het Ministerie van Land
bouw. Gelukkig weten we uit ervaring dat de macht
van de arrogantie doorgaans geen lang leven is bescho
ren. Maar goed dat er nog landbouworganisaties zijn
die verder kijken dan hun neus lang is.
Oggel