Hoe kan de kans op doorwas bij aardappelen worden beperkt? Achtergrondgegevens Vruchtwisseling in het Zuidwesten korte wenken akkerbouw Terwijl de gevolgen van het doorwasjaar 1986 nog merkbaar zijn, lijkt het erg vroeg om nu al te gaan denken over de mogelijk heid van doorwas in 1987. Toch is het een goede zaak om nu reeds stil te staan bij het verschijnsel doorwas en de mogelijkheden om doorwas •zoveel mogelijk te voorkomen. Hoe ontstaat doorwas? Doorwas is een typisch verschijnsel van droge en warme perioden in het groeiseizoen. Als het gewas tenge volge van vochttekort weinig produ ceert, kan de groei van de aardap pelknol vrijwel stilgelegd worden. Daarnaast zien we de temperatuur van de grond rondom de knol vaak stijgen bij warm weer, zeker als de grond uitdroogt. Grondtemperatu- ren van 23°C rondom de knol en groeistilstand brengen een hormona le reaktie teweeg in de plant, waar door de kiemrust doorbroken wordt. Men spreekt dan van een doorwasinduktie. Het gevolg van deze induktie is dat een aantal knol len in de grond gaat kiemen. Vaak ontstaan er aan deze kiemen nieuwe (sekundaire) knollen die verder ont wikkelen. De gevolgen van deze doorwas zijn vaak: een fijnere sorte ring, knolmisvorming, een lager ge middeld onderwatergewicht met on derling grote variaties, kiemlustige aardappelen en soms problemen bij de bewaring als gevolg van water zakken. Hoe is doorwas te beperken? Zoals hierboven al gesteld is 'het weer' vaak de hoofdoorzaak van doorwas. Er zijn nog steeds geen mogelijkheden om 'het weer' te re gelen. Wel kan geprobeerd worden om een gewas te telen dat minder snel last heeft van doorwas. In feite komt het erop neer dat zo veel mogelijk gestreefd moet worden naar een ongestoorde groei van het gewas, zodat snel een sluitend loof- dek wordt verkregen. Door een goed sluitend bladapparaat worden véél zonnestralen en daardoor warmte te gengehouden, zodat de grondtempe- ratuur niet zo snel op zal lopen. Bij lang aanhoudende droogte zal ech ter, ondanks een flink bladerdek, doorwas niet voorkomen kunnen worden. De hierna genoemde maat regelen kunnen er echter wel toe bij dragen dat doorwasinduktie zo lang mogelijk uitgesteld wordt. Struktuur Het poten van aardappelen in onbe reden grond, dus in grond met een goede struktuur is aan te bevelen. Uit proeven van het IMAG is geble ken dat op onbereden grond een op brengstvermeerdering van 14% is gerealiseerd (gemiddeld over 4 jaar). Het betrof hier een vorm van bed denteelt waar werkelijk niet één spoor in lag. Wij kunnen dit met on ze machines niet bereiken, maar het geeft zéér duidelijk aan dat trek kersporen een flinke belemmering zijn voor de groei van aardappelge was. Vandaar dat de ontwikkeling naar poten in onbereden grond (b.v. bewerken poten in één werkgang) een goede zaak is voor groei en op brengst en daardoor een manier om doorwas te beperken. Fosfaatbemesting Uit proeven is gebleken dat met na me een goede fosfaattoestand be langrijk is voor een vlotte beginont- wikkeling en een goede opbrengst. Gemiddeld genomen kunnen we stel len dat de totale opbrengst bij een Pw-getal van 25 met een voorjaars bemesting van 140 kg zuivere P205 zo'n 3-4% hoger is dan bij een be mesting van 200 kg zuivere P205 bij een Pw-getal van 15. Ook hier geldt zeker dat een goede fosfaattoestand Vrijdag 3 april 1987 van de grond en een verse fosfaatgift belangrijk zijn voor een snelle loof- ontwikkeling. Het is daarvoor een manier om doorwas te beperken. Stikstofbemesting De ervaring leert dat een stikstofbe mesting in een periode van droogte en doorwasinduktie vaak tot gevolg heeft dat er ekstra doorwas ontstaat. Uit dat oogpunt is het dus veiliger om de stikstof in één keer vóór het poten te geven. De laatste jaren zijn er echter steeds meer be- mestingsproeven in aardappelen die laten zien dat een deling van de tota le gift gunstig is voor de opbrengst. Met name op de wat lichtere gron den is het daarom gewenst om de In deling toe te passen. Let er wel op dat de 2e gift na knolzetting niet ho ger is dan 80 kg N. Als er vlak na de knolzetting een doorwas-induktie is, is het beter om nog even te wach ten met de N-bemesting. Op zware gronden en gronden waar veel organische mest wordt toege past is de noodzaak niet aanwezig om stikstof te delen. Op deze gron den is het uit het oogpunt van door- wasbeperking beter om de stikstof in één keer ruim vóór het poten te geven. Organische mest Toepassing van organische mest voor aardappelen is vrijwel altijd gunstig. Vooral uit het oogpunt van bodemvruchtbaarheid, struktuur en vochtvasthoudend vermogen. Bo vendien is de noodzaak van een bi dding op percelen waar organische mest gebruikt is minder urgent. Or ganische mest is gunstig voor een on gestoorde groei, dus kan ook meehel pen om doorwas te beperken. Vochtvoorziening Doorwas wordt geïnduceerd door hoge temperaturen in de grond. Als de grond vochtig is zal de tempera tuur veel minder snel oplopen. Elke vochtvoorziening is daarbij gunstig, hetzij vanuit het grondwater d.m.v. capillaire opstijging (in een profiel waar in ieder geval geen storende laag zit) hetzij via kunstmatige bere gening. Beregening is in Zeeland slechts op enkele plaatsen mogelijk, maar is juist op die plaatsen de mo- Het bevorderen van een ongestoorde groei en daarmee het bereiken van een snel sluitend loofdek kan het optreden van doorwas beperken gelijkheid bij uitstek om doorwas te beperken. Bespuitingen met chemische middelen Deze zijn onmisbaar, maar elk jaar opnieuw worden er weer bespuitin gen uitgevoerd die het gewas onno dig remmen in de groei. Kijk goed uit en yraag bij twijfels altijd aan een deskundige hoe het middel toe gepast moet worden. Met name bij de onkruidbestrijding rond opkomst vinden er nogal eens groeiremmin- gen plaats. Zoals al eerder gesteld is in dit arti kel, is het mogelijk om doorwas te beperken. Alles komt daarbij neer op het bevorderen van een on gestoorde groei. Vrijwel alle maatre gelen die doorwas beperken bevor deren tevens de opbrengst. Namens de Konsulentschappen voor de Akker- en Tuinbouw in Zuidwest Nederland, ing. W.L. v.d. Ree G.C. van den Berg. Tijdens mijn studie aan de Hogere Agrarische School te Dordrecht (nu: Agrarische Hogeschool) heb ik een afstudeeropdracht geschre ven. Investeren in bouwplanverruiming?Het probleem deed zich voor dat er moeilijk aan harde cijfers was te komen wat betreft aaltjespro- blematiek en andere vruchtwisselingsperikelen in het zuidwestelijk zeekleigebied. Door tijdgebrek liet ik de gedachte aan een enquête al snel varen. Na de studie en tijdens de diensttijd was daar meer tijd voor, zodat het plan opnieuw werd opgevat. Na vele enquête-uren in zomer en herfst 1986 ben ik met de uitwerking begonnen. Door mid del van een artikelenserie in dit blad, hoop ik dat de gegevens onder een breder publiek komen. Tevens wordt hiermee de wens van som mige akkerbouwers vervuld: horen wij er nog wat van? De enquête is onder 167 akkerbou wers in het zuidwestelijk'zeekleige bied gehouden. Het CBS verstrekte gegevens over het aantal akkerbou wers in dit gebied en per deelgebied. Er is naar gestreefd 2% van de ak kerbouwers te enquêteren. De verde ling over de gebieden is als volgt: Nadere gegevens vindt u in het laat ste (elfde) artikel. Bouwplanverruiming en vruchtwis seling staan sinds een aantal jaren volop in de belangstelling. Kleine akkerbouwgewassen en vollegronds- groenten moeten de akkerbouw uit het slop halen. Wie adviezen voor al ternatieven zoekt is bij deze serie aan het verkeerde adres; er is zoveel ver schil in mechanisatie, aanwezige ge bouwen, bouwplan, mogelijkheden en interesse. Een of enkele gewassen aanraden is trouwens niet goed, ook voor dat gewas zal de markt dan be Tabel 1. Bedrijfsoppervlak en bouwplansamenstelling Bedrijfsopper- vlak (ha) <20 21-40 41-60 61-80 80 1. Voorne en Putten 9 aantal bedrijven 2. IJsselmonde 5 W 16.1 38.9 24.6 10.8 9.6 100.0 3. Hoekse Waard 11 gewasaandeel 4. Eiland van Dordrecht 3 W 5. Goeree en Overflakkee 18 aardappelen 15.2 18.4 20.1 22.8 20.5 19.9 6. Schouwen en Duiveland 11 suikerbieten 16.1 18.0 18.1 17.7 17.8 17.8 7. Sint Philipsland 1 wintertarwe 16.3 23.0 22.2 25.2 28.3 24.0 8. Tholen 9 overige granen 5.4 5.8 3.8 2.1 5.2 4.5 9. Noord-Beveland 3 graszaad 6.3 5.5 7.1 8.7 7.2 6.9 10. Walcheren 14 uien 5.8 3.6 3.3 3.8 4.7 3.9 11. Zuid-Beveland 18 erwten 2.6 5.6 6.2 8.1 4.6 5.8 12. West Zeeuws-Vlaanderen 16 stambonen 6.7* 2.8 3.7 1.4 0.5 2.5 13. Oost Zeeuws-Vlaanderen 21 veldbonen 1.0 2.3 1.9 1.0 1.9 1.8 14. Brabantse Biesbos 4 blauwmaanzaad 0.0 0.0 0.1 0.0 0.0 0.0 15. Westelijke Langstraat 6 karwij 0.0 0.0 0.9 0.0 0.0 0.3 16. Noordwesthoek van Brabant 18 teunisbloem 0.9 0.2 0.7 0.4 0.0 0.4 vlas 1.5 1.4 1.0 2.7 0.0 1.2 witlof 2.5 1.4 1.0 1.1 0.8 1.1 Onderwerpen die aan de orde komen knolselderij 0.9 0.3 0.3 0.9 1.3 0.6 zijn bijvoorbeeld aaltjesproblema- spruiten 0.0 1.3 1.3 0.5 1.7 1.2 tiek, resistente kruisbloemige groen- overige ge wassen bemesters, onkruiden, vruchtwisse 8.3 6.2** 4.3 1.7 4.3 4.6 ling bij de diverse gewassen en toe- weide 11.6 4.5 4.0 1.9 1.2 3.5 komstperspektieven. In elf artikelen totaal 101.1 100.3 100.0 100.0 100.0 100.0 zal dit afgehandeld worden. Bij ge bleken belangstelling kan er een uit *nateelt 1.1% gebreid verslag uitgegeven worden. **nateelt 0.3% derven; u vindt dus een momentop name, meer niet. Deze momentopname vindt u ook in tabel 1. Aardappelen, suikerbieten en win tertarwe nemen het grootste deel van het bouwplan in (48%-67%). Ar beidsintensieve gewassen als witlof, stambonen en teunisbloem (on kruidbestrijding, oogst) komen op de meer kleine bedrijven het meest voor. Erwten heeft zich aan de ar beidsintensieve sfeer ontrukt - ruite- ren komt steeds minder voor - en wordt dus ook op grotere bedrijven veelvuldig verbouwd. Overige ge wassen komen het meest op de klei nere bedrijven voor. Bij overige ge wassen moet men o.a. denken aan arbeidsintensieve vollegrondsgroen- ten of bloemen en bloembollen. Ook dit jaar komt er weer RHIZOC- TONIA op het pootgoed voor. Een bestrijding van deze schimmel bij het poten is erg zinvol. Rhizoctonia geeft opbrengstderving en misvormde knol len. Als tevens Fusarium of bakterie- ziekten voorkomen, hebben de poedermiddelen sterk de voorkeur. Het spuiten van een bodemherbicide is se kuur werk. Zo wordt bij overlap pen een dubbele dosis gegeven en bij te breed rijden een gedeelte overgesla gen. Door goed af te meten en het ge bruik van goed zichtbare stokken of vlaggetjes kunt U sekuur werken. BE TER WAT MÉÉR VOORZORG, dan later schade of veel "nawerk". Kontroleer, voordat het voorjaars- werk begint, de bandenspanning van Uw trekker. Een bandenspanning van 1 BAR OF MINDER geeft weinig bo demverdichting en voorkomt (diepe) insporing. Denk ook aan het draag vermogen van de band en raadpleeg de bandentabel. Het onkruid in wintertarwe begint weer te komen. Als U geen duist ver wacht, kan op dergelijke percelen met succes veel KIEMEND onkruid wor den bestreden met kleurstoffen. Veel water en een grove druppel komen het resultaat ten goede. Nachtvorst, kort vóór of na de bespuiting, kan schade veroorzaken. Bestrijdingsmiddelen horen A CH- TER SLOT EN GRENDEL. Maak er een gewoonte van om alle middelen direkt op te bergen. U bent dit niet alleen wettelijk verplicht, maar denk ook aan de kinderen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 9