Referentie-gewasverdamping in weerbericht: (ver)droogt het nu wel of niet? Regionaal landbouwweerbericht betekent vooral aanvulling voor de korte termijn Vanaf 15 april zal er in vier re gio's een telefonisch weerbericht voor de landbouw zijn te be luisteren. Vanaf 15 april t/m 31 oktober 1987 wordt er dagelijks 7 keer een nieuw bericht ingespro ken, nl. om 06.30, 08.30, 10.30, 13.30, 16.30, 19.30 en 22.30 uur. Tussen 03.00 en 06.30 is steeds een algemene weersverwachting te beluisteren. Regionaal Landbouwweerbericht Dit jaar geeft het KNMI voor vier regio's een verwachting per telefoon uit. De nummers voor het weer zijn: 06-91122341 in Noordwest Neder land, 06-91122342 in Zuidwest Ne derland, 06-91122343 in Noordoost Nederland en 06-91122344 in Mid den Nederland. Per minuut bedragen de oproep- kosten ongeveer 50 ct. Het bericht heeft een lengte van ongeveer 2 minuten. Korte termijn Met het landbouwweerbericht wordt getracht meer op de behoeften van de landbouw afgestemde verwach tingen te geven voor de korte termijn (vandaag en morgen). Het zal duide lijk zijn dat naarmate de verwach tingsperiode verder weg ligt de ver wachtingen minder gedetailleerd kunnen zijn en aan betrouwbaarheid zullen inboeten. Voor de periode na 36 uur kunnen in het geheel geen re gionale verschillen meer worden aangegeven. De verdere vooruitzich ten worden volledigheidshalve toe gevoegd, maar zijn niet meer dan een korte weergave van de algemene meerdaagse verwachting, die ook op radio en tv is te vernemen. Het landbouwweerbericht moet worden gezien als een aanvulling op de algemene weerberichten van ra dio, tv, teletekst en 003. Men moet het daarom combineren met deze al gemene bérichten. Om een duidelijker beeld te krijgen van de algehele weerssituatie doet men er goed aan kennis te nemen van de weerberichten op de radiovan 06.45 (Radio 3, FM of 5, AM), 12.56 (Radio 1) en 17.55 (Radio 5) en eventueel van teletekst weerbeeld Nederland (pg. 704). Richtlijnen Voor een juist gebruik van de ver wachtingen is het goed het volgende in acht te nemen. Wat betreftde in de verwachtingen genoemde cijfers moet rekening worden gehouden met een zekere spreiding rond deze waarden. De verschillende weersfac- toren kunnen niet nauwkeuriger worden voorspeld. Indien de volgen de afwijkingen worden geaccep teerd, kan wat de verwachtingen voor "vandaag" betreft, op een be trouwbaarheid van 70 a 80% wor den gerekend (d.w.z. 70 a 80% "goede" verwachtingen): Zonneschijn: plus of min 2 uren; temperatuur: plus of min 2° C; windkracht: plus of min 1 Beaufort; windrichting: 45° in beide richtin gen, d.w.z. West is tussen ZW en NW en NW is tussen W en N; Rela tieve vochtigheid: overdag plus of min 10%, 's nachts plus of min 5%. Referentie-gewasverdamping plus of min 1 mm. Neerslag kansen Voor de neerslag worden kansper centages gegeven. Zo mogelijk wor den afzonderlijk kansen gegëven voor de ochtend, middag, avond en nacht. Bij het gebruik van kansper centages dient men zich te realiseren dat een kans van 50% in wezen een grote kans is. Gemiddeld valt er in Nederland in ca. 7% van de tijd neerslag. Indien men voor een be paald werk beslist geen regen kan ge bruiken is het beter dit werk niet uit te voeren als er 50% kans op neerslag wordt gegeven. Uiteraard moet iedere ondernemer zelf beslis sen welke risico's hij wel of niet wil nemen. Voorts is het goed te weten dat de genoemde kansen in principe voor iedere plaats afzonderlijk gelden. Wanneer het bijv. voor bijna 100% zeker is dat er, verspreid in het ge bied, enkele buien zullen vallen, kan de kans dat er neerslag valt op een willekeurige plek slechts 30% zijn. Dan wordt er in het bericht een kans van 30% genoemd en geen 100%! De kanspercentages hebben niets te maken met de hoeveelheid neerslag die verwacht kan worden. Een grote kans op neerslag kan betrekking hebben op een hoeveelheid van min der dan 1 mm. En ook het omge keerde kan voorkomen, b.v. bij bui en: een kleine kans op 10 mm of meer neerslag. Het voorspellen van de hoeveelheid neerslag is trouwens een hachelijke zaak. De genoemde hoeveelheden moeten als een zeer globale aanwijzing beschouwd wor den. Vooral bij plaatselijke buien kan de hoeveelheid neerslag nog niet op 10 mm nauwkeurig worden voorspeld. Minimumtemperatuur De temperatuurverwachtingen heb ben altijd betrekking op de tempera tuur van de lucht op 1.50 m hoogte. De minimumtemperatuur aan de grond is meestal lager dan op 1.50 m hoogte. Bij windstil weer en een hel dere hemel kan dit verschil plaatse lijk wel 5° C of meer zijn. Dit bete kent dus dat bij rustig en onbewolkt weer vorst aan de grond kan optre den terwijl de "officiële" tempera tuur niet beneden de 3° C komt. On der deze omstandigheden kunnen ook grote plaatselijke verschillen voorkomen in de minimumtempara- tuur aan de grond. Deze wordt na melijk sterk beïnvloed door de mate van beschutting, de toestand van de grond, de begroeiing en de hoogte ligging. Referentie-gewasverdamping (Er) Het getal van de referentie- gewasverdamping geeft de hoeveel heid water aan die in een etmaal Het leggen van weerkaarten op elkaar op een lichtbak. door verdamping verdwijnt uit een "referentie-gewas". Evenals bij de neerslag wordt de hoeveelheid uitge drukt in millimeters. De referentie- gewasverdamping geeft een goede aanwijzing voor het drogend vermo gen van het weer. Gemiddeld is de dagelijkse Er in april ca. 2 mm, in mei ca. 3 mm, in juni* en juli ca. 3,5 mm, in augustus ca. 3 mm, in sep tember ca. 2 mm en in oktober ca. 1 mm. Op zomerse dagen met veel zon, hoge temperaturen en een dro ge lucht kan Ef wel 5 a 6 mm bedra gen. Hoe hoger de referentie- gewasverdamping, hoe sneller zullen grond en gewas opdrogen. Behalve de verwachting van de Er voor van daag en morgen ook de sommen van de opgetreden referentie-gewasverdam- ping gegeven van de afgelopen 7 en van de afgelopen 14 dagen. Met behulp hiervan kan een vochtboekhouding worden bijgehouden ten behoeve van kunstmatige beregening. Dauwpunt Kennis van het dauwpunt kan van belang zijn voor het drogen van ge oogste produkten in een bewaar plaats. Om een drogend effekt te hebben moet de buitenlucht een dauwpunt hebben dat minstens 2 a 3° C lager is dan de temperatuur in de be waarplaats. Als het dauwpunt hoger is, zal door afkoeling van deze lucht in de bewaarplaats condensatie optreden. De afgelopen jaren werd dage lijks op de radio de referentiever damping gegeven. Met deze refe rentieverdamping was een schat ting te maken van de hoeveelheid water die een te velde staand ge was verdampt. De verdamping is belangrijk voor de produktie. Hoe groter de verdamping door een gewas, des te meer een gewas kan produceren, al thans wan neer geen vochttekort optreedt. Het tijdstip waarop een aanvul ling van de vochtvoorraad in de bodem nodig is, bijvoorbeeld door beregenen, kan onder ande re met behulp van de verdam- pingsgegevens worden bepaald. Er zijn verschillende methoden in omloop om de verdamping te be rekenen. De berekening van de referentieverdamping is er een van. De diverse methoden bere kenen niet allemaal dezelfde grootte voor de verdamping, al zijn de verschillen klein. Om meer eenheid te krijgen worden deze methoden overboord gezet en gaat men een nieuwe bereke ningsmethode invoeren. De hier mee berekende verdamping wordt de referentie- gewasverdamping genoemd. Berekeningswijze De bioloog G.F. Makkink heeft in de jaren vijftig veel onderzoek verricht op het gebied van de ver damping van water door gewas sen. Hij heeft een methode ont wikkeld om deze verdamping te berekenen. Deze methode gaat vanaf 1 april dit jaar door het KNMI gebruikt worden. Hier voor moet de kortgolvige straling vastgesteld worden die het aard oppervlak ontvangt van de zon, Deze straling, ook wel globale straling genoemd, kan met een meetapparaat bepaald worden. Zo kan per dag de dagsom voor globale straling berekend wor den, uitgedrukt in Joules per vierkante centimeter. Deze dag som wordt dagelijks al via de ra dio bekend gemaakt voor een vijftal KNMI-stations. Uiteraard Stralmgsstation betreft het gegevens van de vori ge dag. daarnaast is per etmaal (24 uur) een gemiddelde tempera tuur nodig. Met deze gegevens over globale straling en tempera tuur kan de referentie- gewasverdamping bpaald wor den. Deze wordt uitgedrukt in millimeters (mm). Een verdam ping van 3 mm op een dag wil zeggen dat al het water dat ver dampt is, tezamen een water schijf vormt van 3 m dik. Verdamping gewassen De verdamping van een bepaald gewas is dikwijls niet gelijk aan de berekende referentie- gewasverdamping van die dag. Voor een gewas dat van voldoen de water is voorzien, is wel een goede schatting te maken van de verdamping. Deze verdamping noemen we de potentiële verdam ping van dat gewas. De potentië le verdamping van een gewas is gelijk aan de referentie- gewasverdamping vermenigvul digd met een faktor: de gewas- faktor. In de tabel staan de ge- wasfaktoren voor een aantal ge wassen vermeld. Hierbij is een decade een periode van tien of elf dagen. Zo loopt de eerste decade (I) van een maand altijd van dag 1 tot en met 10; de tweede decade (II) altijd van dag 11 tot en met 20 en de derde decade (III omvat de resterende dagen van de maand. Zoals uit de tabel blijkt is de gewasfaktor voor een gewas niet voor alle decaden gelijk. Dit hangt samen met het ontwikke lingsstadium van het gewas. Hoe meer het gewas is uitgegroeid, hoe groter de verdamping zal zijn. Daarmee zal ook de gewas factor hoger zijn. Graslengt Voor gras geldt voor de meeste decaden een gewasfactor van één. Hierbij wordt uitgegaan van gras met een gemiddelde lengte van ongeveer tien centimeter. Dit Tabel. Gcwaafattorcn ter berekenlns »an de potentUle gewasverdamping uit de rererentle-gcwasverdamping maand detnde pril ■cl Juni Juli CUguSCUB i 11 111 1 II III 1 II III I 11 III I 11 111 1 II III I'" 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 0.9 0.9 0.9 granen 0.7 0.8 0.9 1.0 1.0 1.0 1.1 1.2 1.1 1.0 0.9 0.7 0.5 0.6 0.8 0.9 1.0 1.2 1.3 1.3 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 aardappelen 0.7 0.9 1.0 1.2 1.2 1.2 1.2 1.1 1.1 1.1 l.l 0.7 suikerbieten 0.5 0.5 0.5 0.8 1.0 1.0 1.1 1.1 l.l 1.1 1.2 1.2 1.2 l.l l.l peulvruchten 0.5 0.7 0.8 0.9 1.0 1.1 1.2 1.2 10 0.8 plantul 0.5 0.6 0.7 0.8 0.8 0.9 1.0 1.0 1.0 1.0 1.1 raalul 0.6 0.5 0.5 0.6 0.7 0.8 0.8 0.9 1.0 1.0 1.0 1.0 1.0 0.9 0.7 witlof 0.5 0.5 0.5 0.8 1.0 1.1 l.l l.l l.l l.l 1. 1 l.l winterpeen 0.5 0.5 0.5 0.8 1.0 1.1 1.1 l.l l.l l.l l.l l.l knolselderij 0.5 0.6 0.7 0.7 0.8 0.8 0.9 1.0 l.l 1.1 l.l l.l prei 0.5 0.5 0.5 0.5 0.6 0.7 0.8 0.8 0.9 1.0 0.9 0.9 0.9 0.9 bol/knolgewassen 0.5 0.6 0.7 0.9 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 1.2 pit/steenvruchten 1.0 1.0 1.0 1.4 1.4 1.4 1.6 1.6 1.6 1.7 1.7 1.6 1.3 1.3 1.2 1.2 1.2 1.2 (volgroeid) zal over een heel bedrijf bezien wel kloppen. Tussen de percelen kan echter veel verschil in graslengte bestaan. Het ene per ceel is net gemaaid of afgeweid en heeft een graslengte van 5 cen timeter. Op het perceel ernaast kan een hooisnede van 30 cm staan. Het is te begrijpen dat de gewasverdamping van beide per celen niet gelijk zal zijn. Wil met deze verschillen in graslengte re kening gehouden worden, dan kan voor gras van 5 tot 15 cm lengte (weidesnede) de gewasfac tor uit de tabel aangehouden worden. Voor gras langer dan 15 cm (maai- of hooisnede) moet de gewasfactor uit de tabel met 1,2 vermenigvuldigd worden. Wat doen we ermee Met de door het KNMI opgege ven referentie-gewasverdamping en de gewasfactoren kunnen we een schatting maken van de po tentiële verdamping van het ge was. Dat gewas moet om die hoe veelheid water ook echt te kun nen verdampen echter wel over voldoende water kunnen be schikken. Het gewas kan zijn wa ter putten uit de neerslag die valt, de vochtvoorraad die in de bo dem aanwezig is en de nalevering vanuit het grondwater. Zijn deze bronnen uitgeput of ontoerei kend om in de behoefte te voor zien, dan zal de werkelijke ver damping van het gewas lager zijn dan de potentiële verdamping. Het gewas ondervindt vochtte: kort en zal minder produceren. Het tijdstip is dan aangebroken om extra water aan te voeren als dat wenselijk is. Door een 'boekhouding' bij te houden van de in- en uitgaande hoeveelheden water, is het tijdstip te bepalen, waarop bere gend moet gaan worden. Ing. Th.H.M. Reuling,CAD voorBodem-, Water- en Be mestingszaken in de Veehoude rij, Wageningen. Vrijdag 3 april 1987 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 13