Bemesting van pootaardappelen
Voorkom besmetting
met droogrot
Pootaardappel-aktualiteiten
Uitbetaling van bieten
naar kwaliteit
korte wenken
akkerbouw
Bij pootaardappelen dient, in tegenstelling tot een ruime fosfaat- en
kalibemesting, de voor het gewas beschikbare stikstofvoorraad afge
stemd te worden op de (vermoedelijke) groeiduur van het gewas. Voor
al met het oog op het ontwikkelen van een zekere mate van
ouderdomsresistentie bij vroeg te rooien pootgoed dient de voorraad
stikstof voor het gewas te worden beperkt. In verband met het ont
wikkelen van ouderdomsresistentie, worden grote giften dierlijke mest
ontraden.
In dit artikel ligt de nadruk op be-
mestingsaspekten. Echter om de op
neembare voorraad
voedingselementen in de grond opti
maal te kunnen aanspreken, dienen
de plantenwortels onbelemmerd te
kunnen groeien. De struktuur van de
bouwvoor vereist elk jaar de nodige
aandacht, zeker t.b.v. gewassen met
een relatief zwak wortelstelsel als
aardappelen. Het poten in onbereden
grond is daarbij een goede teeltmaat
regel. Achtereenvolgens passeren
hierna de voedingselementen stikstof,
fosfor, kalium en magnesium de
revue.
Stikstof
Voor een opbrengstniveau van 45
a 50 ton konsumptie-aardappelen (ras
Bintje) dient gemiddeld genomen de
bodemvoorraad stikstof (0-60 cm) in
de periode januari t/m maart aange
vuld te worden tot 285 kg N.
Globaal genomen kan gesteld worden
dat de stikstofbehoefte van het gewas
afhankelijk is van de groeiduur van
het gewas. Rasverschillen zijn hierbij
van minder belang. Daarom is het
niet verwonderlijk, dat de pootgoed-
teelt van minder bont-vatbare rassen
die men in het NAK-
keuringsdienstdist ri kt Rivieren-
Delta" laat uitgroeien, een stikstof
gift nodig hebben ongeveer overeen
komend met die voor de
konsumptie-aardappelteelt van Bint
je. Afhankelijk van de rooidatum zal
de benodigde stikstofvoorraad (bo
demvoorraad N-gift) oplopen van
150 kg N per ha bij groeiduur van
april t/m juli tot 285 kg N per ha
bij een groeiduur van april t/m sep
tember. Een gedeelde N-bemesting
verdient op grond van de huidige
proefveldresultaten voor vroeg te
rooien pootgoed nog geen aanbeve
ling. Voor laat te rooien pootgoed
kan een deling van de stikstofgift po
sitief op de opbrengst uitwerken. Het
tweede deel van de N-bemesting dient
wel na de knolzetting plaats te vinden.
Een aantasting met het Y-virus kan
vertraagd worden, door in de tijd van
maximale infektiedruk te beschikken
over een gewas met een zekere mate
van ouderdomsresistentie. Dit kan
mede bereikt worden door de N-gift
verder te beperken. Zeker bij het Y-
virus vatbare ras Bintje dient men
hiermee rekening te houden.
Bij de karakteristieke "uitgroeiteelt"
in Zuid-Holland wordt meestal een
natuurlijke afrijping bereikt. Bij re
gelmatige aanwending van dierlijke
mest of bij hoge gehalten aan orga
nische stof in de bouwvoor, komt ge
durende het groeiseizoen extra
stikstof ter beschikking. Daarom kan
op dergelijke percelen met een gerin
gere kunstmeststikstofgift worden
volstaan.
Het gebruik van organische mest
t.b.v. vroeg te rooien pootaardappe
len dient i.v.m. de noodzakelijke ou
derdomsresistentie beperkt te worden
tot max. 30 ton rundvee- of 40 ton
varkens- of 20 ton kippedrijfmest.
Van vaste mestsoorten wordt gemak
kelijk teveel gedoseerd, zodat deze
mestsoorten ontraden moeten
worden.
Fosfaat
Het vermogen van aardappelen om
fosfaat op te nemen is geringer dan
bij sommige andere gewassen. Echter
het aantal knollen en de snelheid van
knolvorming worden juist bevorderd
bij voldoende fosfaatopname van het
gewas. Een ruime fosfaatvoorziening
is daarom vereist.
Bij de huidige advisering (Bedrijfsla-
boratorium voor Grond- en Gewa-
sonderzoek te Oosterbeek) wordt
daarop ingespeeld.
Voor het bereiken van de maximale
opbrengst is een fosfaattoestand
noodzakelijk van minimaal Pw-getal
25 (op zeekleigrond). De bij een be
paalde bodemvoorraad (Pw-getal) be
horende fosfaatgift is in tabel 1
vermeld. De fosfaatgift dient met in
water oplosbaar fosfaat te ge
schieden.
Gezien het prijsverschil tussen
konsumptie- en pootaardappelen
kunnen pootaardappelen iets zwaar
der worden bemest. Ook kan de fos
faatgift bestemd voor het
wintertarwegewas na het pootaardap-
pelgewas, bij de gift voor pootaardap
pelen worden opgeteld. Wintertarwe
behoeft bij voldoende fosfaattoestand
van de grond dan niet apart te wor
den bemest.
Kali
De onttrekking aan kalium bedraagt
het viervoudige van fosfaat. Kalium
dient daarom in ruime mate in de
grond beschikbaar te zijn. Dit geldt
Tabel 1. Hoeveelheid fosfaat in kg
P.O/ha voor kons.-aardappelen bij
een drietal Pw-getallen.
Pw-getal Zeeklei, alluviaal zand
25 120
30 110
35 100
De hoeveelheden fosfaat en kali in de organische mest gift kunnen op de kunst
mest gift in mindering worden gebracht. Fosfaat werkt in rundveemest voor
60% binnen een jaar na toepassing, in varkensmest voor 100%, en in kippe-
mest voor 70%. Kali werkt onafhankelijk van de mestsoort voor 100% bin
nen een jaar na toepassing.
temeer voor een aardappelgewas om
dat ook het opnemend vermogen voor
kali geringer is dan van andere ge
wassen.
Ook voor kali geldt, dat een zekere
bodemvoorraad vereist is om maxi
male opbrengsten mogelijk te maken.
Op zeeklei betekent dit een bodem
voorraad kali overeenkomend met
een kaligetal van minimaal 18. Op
lichte zavelgronden (10-15% afslib-
baar) is dit niveau moeilijk te hand
haven en wordt een bodemvoorraad
geadviseerd overeenkomend met een
K-getal van 14. Een ruim kali-aanbod
aan het gewas betekent een goed ka
ligehalte in knol en gewas. Hierdoor
wordt de kans op het ontstaan van
blauw in de knol kleiner en verbetert
de resistentie tegen ziekten.
In tabel 2 zijn de giften vermeld die
bij diverse bodemvoorraden kali (K-
getal) op de kleigronden (met minder
dan 10% org. stof) worden gead
viseerd.
Tabel 2. Hoeveelheid kali in kg
K,0/ha voor kous. aardappelen bij
een drietal K-getallen.
K-getal Zavel-/kleigrond (minder
dan 10% o.s.)
14 280
18 230
22 180
Pootaardappelen worden iets zwaar
der bemest dan konsumptie-
aardappelen (±50 kg KO meer).
Op de zwaardere gronden," meer dan
20% afslibbare delen, kan in bouw-
planverband ook de voor de andere
gewassen bestemde kali aan de aard
appelen worden gegeven (herfstgift).
Op een zwaardere kali fixerende rivier
kleigrond dient echter een deel van de
kaligift in het voorjaar te worden toe
gediend.
Om een te hoge zoutkoncentratie in
het voorjaar te voorkomen verdient
op lichte zavelgronden bij de voor
jaarsgift chloorarme kali de
voorkeur.
Magnesium
Magnesiumtekorten in het gewas kun
nen voorkomen op zowel zure gron
den als op kalkrijke lichte
zavelgronden. In beide situaties is de
direkt opneembare voorraad magne
sium veelal gering. Hiernaast treden
soms magnesiumtekorten op in jon
ge gewassen gedurende een droge
(koude) periode na opkomst van het
aardappelgewas. De planten beschik
ken dan over een onvoldoende wor
telstelsel en de weersomstandigheden
zijn van dien aard, dat onvoldoende
magnesium kan worden opgenomen.
De symptomen, zichtbaar in de
oudste bladeren, komen niet terug in
jongere bladeren als de groeiomstan-
digheden verbeterd zijn. Tussen de
rassen bestaat bovendien verschil in
gevoeligheid. Bekend is verder, dat
een hoge kaligift bij een geringe hoe
veelheid beschikbaar magnesium tot
magnesiumtekorten in het gewas aan
leiding geeft. Ook de bij de pootgoed-
teelt gewenste schralere N-bemesting
kan magnesiumtekorten in het gewas
doen optreden. De indruk bestaat dat
in vroeg gerooid pootgoed magnesi
umtekort in het gewas niet tot op
brengstderving leidt, dit in tegenstelling
tot laat gerooide gewassen.
Via een tijdige bemesting met bijv.
600 kg kieseriet kunnen magnesium
tekorten in het gewas worden voor
komen. Tijdig wil zeggen over de
vorst op die percelen waarvan men
verwacht dat magnesiumtekorten in
het gewas zullen optreden.
Een bespuiting met bitterzout werkt
echter even goed. Afhankelijk van het
tijdstip en de mate van optreden dient
dan één of tweemaal te worden gespo
ten met een oplossing van 80 kg bit
terzout in 600 I water. Beide
bespuitingen uitvoeren met een tus
senperiode van 10-14 dagen. Bitter
zout kan zonder bezwaar worden
gemengd met middelen voor de
bestrijding van Phytopbthora. De
meststof kan het beste opgelost wor
den in lauw water.
Namens de CAT's
in Zuidwest Nederland,
ing. J.J. Kroon
Dit voorjaar zijn de pootaardappe
len nogal kiemlustig. Het gevaar
bestaat dat er tijdens het sorteren en
poten kiembreuk gaat optreden. Elk
wondje dus ook een beschadigde
kiem vormt een invalspoort voor
schimmels die een bedreiging vor
men voor de aardappel. Bekend en
berucht zijn Fusarium en Phoma.
Om het risiko van besmetting te ver
kleinen moeten geen knollen met
droogrot worden uitgepoot. De
knollen dienen zo voorzichtig en zo
spoedig mogelijk uit de partij te
worden verwijderd. Vervolgens kun
nen de pootaardappelen nog worden
behandeld met Lirotect Extra,
Luxan Azidro, Bavizilil of Funga-
top. Deze produkten zijn wat betreft
de bestrijding van Fusarium gelijk
waardig. Van Lirotect Extra, dat
naast imazalil nog thiabendazol be
vat, mag worden verwacht dat het
wat effektiever is tegen Phoma.
Bij de behandeling van het pootgoed
kunnen zich problemen gaan voor
doen als ook nog een middel tegen
Rhizoctonia toegepast moet worden.
Een gelijktijdige behandeling met
twee verschillende produkten zal
waarschijnlijk niet mogelijk zijn. De
oplossing zal dan ook gezocht moe
ten worden in een gesplitste toepas
sing waarbij in het ene geval een
poedervormig middel gebruikt kan
worden en in het andere geval een
vloeibaar produkt.
Kans op onderzeeërs?
Als gevolg van de warme, tamelijk
droge zomer van 1986, waren de
pootaardappelen het afgelopen na
jaar al vroeg kiemlustig. Dit houdt
in, dat de fysiologische ontwikkeling
van het pootgoed sneller is verlopen
dan normaal. Bij een normale bewa
ring betekent dit, dat het pootgoed
dit voorjaar fysiologisch wat ouder
zal zijn dan gemiddeld.
Bij de meeste rassen vormt dit geen
probleem. De poters zullen zich - be
halve bij erg laat poten - nog in het
stadium van maksimale groeikracht
bevinden. Voor onderzeeërs gevoeli
ge rassen daarentegen kan de situatie
anders liggen, Is het pootgoed van
rassen als Alemaria, Astarte, Jaer-
laen, Resy mechanisch gekoeld be
waard, of staat het al vanaf de helft
in kiembakjes in het licht, dan zijn
ook hier geen moeilijkheden te ver
wachten.
Is daarentegen wat warmer, in het
donker bewaard en vertoonden de
knollen in februari al een flinke kie
ming, dan kunnen we dit voorjaar
bij koud en nat weer na het poten te
maken krijgen met onderzeeërsvor
ming. In dergelijke gevallen wordt
geadviseerd om niet voor half april
of liever nog eind april te poten. On
diep poten in een pootbed van goede
struktuur en niet aanaarden alvorens
de kiemen duidelijke lengtegroei ver
tonen in de grond zijn dan geboden.
Tot het poten moet dergelijk poot
goed zo mogelijk in bakjes in 't licht
worden gezet of eventueel zo koel
mogelijk in het donker.
CD. van Loon (PAGV)
D. van der Wal (CAD-
Gewasbescherming)
Verkoop ICI
gewasbeschermingsmiddelen
houdt stand
In 1986 bedroeg de verkoop van ICI
in de sektor Gewasbeschermingsmid
delen en Zaden £756 miljoen (Engel
se ponden), tegen £715 miljoen in
1985. De winst, ten bedrage vap £28
miljoen, was aanzienlijk lager dan in
1985 (£82 miljoen).
Dit is te wijten aan een kombinatie
van de bijzondere kosten in verband
met de verwerving van de Amerikaan
se distributierechten voor 'Gramoxo-
ne' van Chevron, ongunstige
wisselkoersen en andere algemene en
specifieke faktoren. Ook de kosten in
verband met de versteviging van ICI's
internationale zaadhandel bleven de
resultaten nadelig beïnvloeden.
Suiker Unie heeft het voornemen
om de bieten op kwaliteit te gaan
uitbetalen. Inmiddels is een voor
stel hiertoe binnen Suiker Unie in
bespreking. Na een studiedag
met kringbestuursleden over dit
onderwerp zal een definitief
besluit genomen kunnen worden.
Tijdens de Werktuigdagen in
Liempde, op 1112 en 13 mei a.s.
zal de bezoeker in de Suiker
Unie-stand een aantal gegevens
van eigen bedrijf op een kompu-
ter in kunnen typen. Vervolgens
zal een vergelijking worden ge
maakt tussen het huidige en het
toekomstig betalingssysteem
voor verrekening van tarra, sui
kergehalte en winbaarheid.
Tevens zal op basis van proefvel
den en Unitip resultaten worden
aangegeven welke mogelijkheden
per bedrijf bestaan om de kwali
teit van de bieten verder te ver
beteren.
I
Normaal uienzaad heeft een kiem-
kracht van 75-85%, precisiezaad bo
ven 87%. Streef naar 100 a 120 plan
ten per m2, dit is 30 planten per me
ter rij (rijpadensysteem). Vroege
zaai heeft veelal een lager op
komstrendement dan latere zaai.
Zaaidiepte: vroeg 1 cm en laat mak
simaal 2,5 cm.
Benodigde hoeveelheid zaad bij 30
planten per meter rij: kiemkracht:
80%, geschatte veldopkomst: 80%,
aantal zaden/m: 47, aantal eenhe
den per ha: 6,3, kiemkracht: 90%,
geschatte veldopkomst: 80%, aantal
zaden/m: 42, aantal eenheden per
ha: 5,6.
Dit voorjaar is er weinig of geen lvo-
sit en Ivor in Super in de handel.
Voor STA MSLA BONEN is derhal
ve geen bodemherbicide beschik
baar. Wel kan vóór opkomst een
kontaktmiddel worden ingezet.
Bij ER WTEN kan na opkomst dino-
seb of bentazon worden gebruikt.
Spuit dinoseb alleen op een droog en
goed afgehard gewas. Dit geldt ook
voor de kombinatie dinoseb ben
tazon. Dosering: landbouwerwten
1,5-2 Basagran 3 dinoseb;
konserven-erwten 1,5-2 Basagran
2 dinoseb.
Bij de aardappelteelt streven we naar
een grove sortering (veel 'bonken').
Een ruimere planlafstand en/of een
kleinere potermaat kan positief zijn.
Echter, op grond met méér dan 40%
slib altijd potermaat 35/45 gebrui
ken, boven 50% slib eventueel po
termaat 45/50 of 50/55 mm. Het
meest effektieve is nog steeds EEN
l.ANGE, ONGESTOORDE
GROEI!
Vrijdag 27 maart 1987
23