Drieluik
Ziot) 2 ^<=5-
vanuit de Z.L.M. gezien
zuidelijke landbouw maatschappij
Voorlichting
Onderzoek en onderwijs
Zeeuwse graantelers willen zich
sterker maken
m
land- en
tuinbouwblad
VRIJDAG 27 MAART 1987
75e JAARGANG NO. 3869
Het is afgezaagd maar het blijft aktueel: waar hebben we het anders over als over het weer? Vooral in
het zuiden en zuidwesten is al veel gezaaid en gepoot maar groei en werkzaamheden liggen door kou en
voortdurende regen nu vrijwel stil. Bij de vakgroep Natuur en Weerkunde aan de Landbouwuniversiteit
en bij Meteo Consult in Wageningen is men druk in de weer om daarin verbetering te brengen, zo verze
kerden professor L. Wartena en weerkundige John Bernard een aantal op bezoek zijnde landbouw jour
nalisten onlangs. Op de foto proberen Meteo-Consult medewerkers uit de talrijke computergegevens het
beste weerbeeld samen te stellen. Tot nu toe tevergeefs. Overigens is met ingang van 1 april, en dat is
geen grap, een regionaal weerbericht beschikbaar voor het Zuidwesten (Zie daarvoor pag. 12).
Een drieluik is een schilderstuk, dat uit drie panelen
bestaat, die onderling met scharnieren verbonden
zijn. (Van Dale). De bedoeling van de kunstenaar is,
dat de afzonderlijke beeltenissen, die per paneel
weergegeven zijn, niet apart van elkaar gezien mogen
en kunnen worden. Ze vormen als het ware indirect
één geheel. In figuurlijke zin vormen onderzoek, voor
lichting en onderwijs in de Nederlandse land- en tuin
bouwsector ook een drieluik; het zogenaamde
O.V.O.-model. De landbouwcrisis gedurende de 80-er
jaren in de vorige eeuw diende als achtergrond en in
spiratie voor de toenmalige overheid en het bedrijfsle
ven om, de opbouw van doelmatig landbouwonder
zoek en landbouwonderwijs ter hand te nemen.
Sindsdien heeft de Nederlandse overheid het als haar
taak geacht om primaire beleids- en financiële verant
woordelijkheid te dragen voor een voortdurende kwa
liteitsverbetering van het O.V.O.-luik. Eén en ander
-uiteraard- met als doelstelling om een doorgaande
verbetering van de concurrentiepositie van de natio
nale land- en tuinbouwsector te bewerkstelligen.
Theoretisch is er ook nu geen meningsverschil ovèr
het feit dat onderzoek, onderwijs en voorlichting be
langrijke elementen moeten blijven van het nationale
landbouwbeleid. In praktische zin echter geven de -uit
bezuinigingsdoelstellingen van het huidige kabinet
voortkomende- overheidsvoornemens tot privatise
ring van de voorlichting, verzelfstandiging van het on
derzoek en reorganisatie van het onderwijs, ons als
bedrijfsleven redenen tot zorg, als het gaat om kwali
teit en financiering van het O.V.O.-model in de
toekomst.
Het tot nu toe m.b.t. de voorlichting gevoerde overleg
over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de
privatiseringsoperatie tussen overheid (M.v.L.) en be
drijfsleven (Landbouwschap) heeft geleid tot uiteen
lopende gedachtengangen en standpunten. Met na
me door de landbouworganisaties wordt de door de
overheid opgelegde gedeeltelijke privatisering opge
vat als een -terechte- aanleiding om in samenhang
met onderzoek en onderwijs de totale structuur van de
onafhankelijke voorlichting bij een komende reorganisa
tie te betrekken. De toekomstige financiering en beleids-
invloed zijn daarbij de sleutelbegrippen voor de land
bouworganisaties. Overname "zonder meer" van alleen
de "eerstelijns" bedrijfsvoorlichters wordt afgewezen.
Tegen deze achtergrond heeft de "Commissie Bedrijfs
ontwikkelingen Agrarische Voorlichting" van het Land
bouwschap vorige week geadviseerd om de onderhande
lingen met het M.v.L. minstens twee maanden op te
schorten. Eerst en vooral zal nu een "terugkoppeling"
met de diverse sectoren en regio's tot stand moeten wor
den gebracht. Per sector en per regio zal de huidige en
toekomstige voorlichtingsbehoefte, en de daarbij wense
lijk geachte organisatiestructuur, zo breed mogelijk geïn
ventariseerd dienen te worden. De "grootste gemene de
ler" van de meningsvorming over het "WAT" (behoef
te), "HOE" (organisatie), "WAAR" (regio/sectoren) en
"WIE" (le lijns/2e lijns) van de toekomstige voorlich
ting (alsmede de financierings bereidheid daartoe) zal
dan bij het verdere overleg met het M.v.L. als uitgangs
punt moeten dienen. Het ZLM-bestuur zal in haar aan-
'staande en volgende vergaderingen de nodige aandacht
aan deze inventarisatie besteden. Ook de "Provinciale
Raad voor Bedrijfsontwikkeling" in Zeeland heeft daar
toe in haar agenda uitdrukkelijk ruimte gemaakt.
Sinds vorig jaar heeft het Min.v.L. (ten dele in overleg
met het Landbouwschap) een "ontwikkelingsplan
Landbouwkundig onderzoek" in voorbereiding. De
definitieve beleidsvoornemens om tot structurele wij
zigingen en integratie van de ruim 30 onderzoeks in
stituten te komen, zullen pas a.s. zomer afgerond
kunnen zijn. Enkele weken geleden werd bekend, dat
het Min. v. L. - los van die voorbereiding, en zonder
inspraak van het Landbouwschap - besloten heeft om
het gehele landbouwkundige onderzoek te "ver
zelfstandigen". Eén centrale stichting als beheerder
van personeel, gebouwen en goederen zou daartoe
De Zeeuwse Groentetelers Organisaties (Z.G.O.) pleit
voor een specifiek vollegrondssektorbeleid. Daarmee
kan een versterking van de sektor worden bereikt. Deze
is nodig omdat de vollegrondsgroenteteelt deels buiten
haar schuld in de problemen komt en deels omdat er tot
nu toe van een ondersteunend financieel beleid in tegen
stelling tot andere sektoren geen sprake is. Dit schrijft
het bestuur van de Z.G.O. aan de Provinciale Raad voor
de Bedrijfsontwikkeling in Zeeland als reaktie op de on
langs verschenen taknota vollegrondsgroenten. Het
bestuur stelt verder vast dat het vollegrondsgroentege-
beuren in Zeeland zich meer moet profileren. De belan
genbehartiging is te versnipperd.
De Groentetelers Organisatie signaleert dat in de
veehouderij- en akkerbouwsector gedwongen door EG-
maatregelen en mestproblematiek vollegrondsgroenten
in het teeltplan worden opgenomen. Men vreest dat deze
tendens zich voortzet. Hoewel de problemen in de ande
re sektoren dus hun weerslag hebben opde vollegronds-
sektor wijst het bestuur van de Z.G.O. een teeltvergun
ningsstelsel van de hand. Wel is een stabilisering van het
vollegrondsgroenteareaal gewenst. Overigens merkt het
bestuur op dat sommige door de akkerbouw grootscha
lig overgenomen teelten een produkt opleveren dat van
mindere kwaliteit is, zoals sperciebonen voor de verse
markt. "Landbouworganisaties, voorlichting en onder
zoek moeten meehelpen andere en betere alternatieven te
vinden om agrarische bedrijven te intensiveren", zo-
meent de Z.G.O.. Het bestuur erkent dat in de sektor zelf
ook het een en ander kan worden gedaan. Men denkt
o.a. aan de verbetering op het bedrijf van de mechani
sche koeling, arbeidsbesparende beregeningsapparatuur,
intensieve drainage, bedrijfsgebouwen en erfverharding.
Voorts moeten de introduktie van nieuwe gewassen, en
verbetering van de scholing en teeltplanning worden
gestimuleerd.
Zoet water
Voor Zeeland pleit het bestuur van de Groentetelers Or
ganisatie in de regio's waar dat gewenst en mogelijk is,
voor de aanvoer van zoet water, met name voor
Schouwen-Duiveland, Tholen en Oost Zuid-Beveland.
Daar waar geen zoet oppervlaktewater voor handen is
moet een soepel beleid gevoerd worden zodat onttrek
king uit de bodem mogelijk blijft. Het bestuur van de
Z.G.O. onderstreept de noodzaak van een sterke conser-
venindustrie en is van mening dat het instrument ruilver
kaveling van het grootste belang blijft voor het handha
ven van belangrijke vollegrondsgroentegebieden waar
door de konkurrentiekracht behouden kan blijven.
gevormd moeten worden. Het bestuur van die stich
ting zou niet (mede) door de landbouworganisaties aan
gewezen kunnen worden. De financiering zou op 50/50
basis moeten geschieden. Ook hier moet helaas vast
gesteld worden dat visie en standpunten van de land
bouworganisaties met betrekking tot het "hoe" en
"wat" van het toekomstige landbouwonderzoek niet
sporen met de voornemens van de overheid. Verzelfstan
diging zal gepaard moeten gaan met concentratie en inte
gratie van het aantal onderzoekinstellingen. Verhoging
van de kwaliteit van het onderzoek, een betere organisa
tiestructuur, en meer efficiëncy zullen daarbij als
doelstellingen moeten fungeren. Beleidsinvloed en mede
zeggenschap alsmede de financiering zijn ook hier weer
de sleutelbegrippen voor de standpuntbepaling van de
landbouworganisaties. Een dergelijke verzelfstandigings
operatie kan en mag niet zonder meer over ons komen.
Betreffende de toekomst van het (landbouw)onderwijs
tenslotte, komt een veelheid van soms onbegrijpelijke re
organisatieplannen vanuit Den Haag op ons af. Eén en
ander resulteert echter wel in een regelrechte concentra-
tiedwang. Structuur en kwaliteit van het toekomstig
landbouwonderwijs baren ons zorgen. Vanuit de ZLM
proberen we met alle kracht zo goed mogelijk de vinger
aan de pols te houden en mee te sturen, als het gaat om
het LHNO, de LAS te Kapelle, de MAS-nieuwbouw te
Goes, de voorbereiding van een "Agrarisch Onderwijs
Centrum" in onze regio en de concentratie van de HAS
in Delft. Bezuinigingen èn kwaliteitsverbetering hoeven
niet persé tegengesteld te zijn. In die zin willen wij ook
wel degelijk meedenken en meebeslissen. Dus met ons.
En niet over ons en zonder ons. Dat geldt voor het totale
O.V.O.-drieluik.
H.C. van der Maas