Hoe verder met kwotum in melkveehouderij?
Promovendus J.B.M. Wilmink:
Berekening koe-index kan beter
Vele vragen komen dezer dagen
op de melkveehouder af en voor
al ook op degene die zijn bedrijf
nog verder wil ontwikkelen.
Daarbij kan de veehouder niet
voorbij gaan aan de superheffing
en andere regelingen die gelden.
De bedrijfsvoering en planning
binnen de toegestane marges, de
heersende kwotum- en grondprij
zen en fiskale aspekten spelen
een rol bij de overwegingen van
de veehouder. Goede begeleiding
hierbij is zeker gewenst. Op één
of ander wordt ingegaan.
Kwotum-mobiliteit
De afgelopen jaren blijkt bijna de
helft van de overdrachten van kwo
tum plaats te hebben via de opkoop
regeling. In drie jaar is 235.000 ton
melk ingeleverd, hetgeen 2 procent
van het totale kwotum in ons land
bedraagt. Grondaankopen met kwo
tum bedroegen in 1984/'85 en
'85/'86 achtereenvolgens 76.000 en
105.000 ton, dus in 3 jaar tijd zou
den die overdrachten globaalweg op
2,3 procent van het nationale kwo
tum kunnen uitkomen. Hierbij zijn
ook de bedrijfsovernames in be
grepen.
Uit het voorgaande volgt dat per
jaar gemiddeld ca. 1,5 procent van
het kwotum is overgedragen. Dit
mag als vrij gering worden be
schouwd. In ons land houdt de vee
houder blijkbaar vast aan zijn
kwotum.
De mobiliteit wordt ongetwijfeld
ook mede bepaald door de prijzen
van grond met kwotum. Hierbij
voert ons land de boventoon. De op
koopregelingen geven een indruk
van de kwotumprijzen. Er wordt in
dit kader ca. ƒ1,65 per kg melk be
taald in ons land. In andere landen is
slechts de helft van dit bedrag of
minder hiervoor benodigd, terwijl
de deelname aanzienlijk groter is.
Overigens staakt momenteel ook in
Duitsland de deelname aan de op
koopregeling, terwijl daar nog een
relatief hoge prijs wordt uitbetaald
van ca. ƒ1 per kg kwotum. Maar in
een land als bijvoorbeeld Denemar
ken kan men vrij onbeperkt melk
opkopen tegen een minimale vergoe
ding. De struktuur van de melkvee
houderij in landen zoals Frankrijk
en Denemarken zal zich dan ook
snel aanpassen, zelfs in superhef-
fingstijd.
Een prijswaardering van kwota zo
als die steeds meer gestalte krijgt is
ongunstig in fiskale zin. Het kan bij
voorbeeld als een vermogensaandeel
beschouwd gaan worden. Dergelijke
ontwikkelingen zijn niet gunstig
voor de melkveehouderij. Het kan
ook lastenverzwaring tot gevolg heb
ben bij overdracht. Nadere aandacht
voor en studie van de waarde-
problematiek van kwotum en grond
is dan ook nodig.
Kwotum-beheer
Nu een vorm van produktiebeper-
king nog geruime tijd lijkt te blijven
is het zo goed mogelijk werken er
mee in de praktijk van belang.
De landelijke uitvoering en admi
nistratie van kwotagegevens vindt
Kostenbesparing is momenteel dt
weg voor de melkveehouder om zijn
inkomen te verbeteren. In dat kadei
is een deelname aan de melkproduk-
tiekontrole zinvol. Melkproduktie-
gegevens per koe worden eenmaal
per drie of vier weken verzameld,
centraal verwerkt en vertaald in ken
getallen die de veehouder helpen in
de bedrijfsvoering.
Ir. J.B.M. Wilmink, medewerker bij
het NRS, heeft onderzoek gedaan
om een betere berekening van kenge
tallen uit melkproduktiegegevens.
Wachten op betere tijden
plaats door het ministerie en het pro-
duktschap. De verwerking van kwo
tagegevens, zoals vaststellen van re
ferentiehoeveelheden, overschrijvin
gen van de ene veehouder naar de
andere, enz. dient zo efficiënt en
snel mogelijk te gebeuren. Een dui
delijke voorlichting en begeleiding
van de veehouder over grondtrans-
akties met bijbehorend kwotum,
vetgehalteregeling, over- en onder-
schrijding, enz. helpt de veehouder
bij zijn bedrijfsvoering. Hierin zijn
verbeteringen mogelijk. Het geheel
van verwerking en aansluitende
voorlichting zou dicht bij de prak
tijk moeten staan en vanuit één punt
gekoördineerd moeten worden.
In dit kader is het ook te betreuren
dat de invoering van het Deense
kwotasysteem momenteel moeilijk
haalbaar is. Dat systeem zou een
centrale koördinatie van kwotumbe-
heer met zich meebrengen. Het be
drijfsleven zou hierin meer eigen
verantwoordelijkheid nemen, het
geen de uitvoering van de huidige re
gels dichter bij de veehouder zou
brengen.
Maar ongeacht het systeem is het
zinvol om in het buitenland te gaan
kijken, bijvoorbeeld in Denemarken
en Engeland, naar de wijze waarop
men daar het kwotumbeheer naar de
veehouder toe in goede banen leidt.
Meer oriëntatie in het buitenland
zou de Nederlandse veehouder zeker
ten goede komen bij de toepassing
van de superheffing.
Vet-kwotum
Bij overschrijding van het vetgehalte
met 0,1 procent wordt de afgelever
de hoeveelheid melk met 2,6 procent
vergroot. Dit betekent dat over
schrijding van het kwotum met 1 kg
vet resulteert in een boete over 26 kg
melk, dus ca. ƒ14,50 (volgend jaar
Hij heeft tevens gezocht naar alter
natieven voor de selektie op
melkprodukt-eigenschappen. Daar
bij is gebleken, dat een selektie op
hoeveelheid melk, vet en eiwit in het
middengedeelte van de eerste lakta-
tie - de 90e tot 180e dag - een duide
lijke verbetering geeft van het beeld
van de genetische vooruitgang in
melkproduktie-eigenschappen. Die
gegevens zijn een stuk betrouwbaar
der omdat de piekproduktie in het
eerste deel van de laktatie en de af
nemende produktie in het laatste
ƒ19,50). De opbrengst van 1 kg vet is
ca. ƒ9,50. De toename van eiwit zal
gering zijn, zodat de opbrengsten in
geen verhouding staan tot de boete
en gemaakte kosten. Het is ekono-
misch onverstandig dit vet af te
leveren.
Het vetgehalte steeg in het kalender
jaar 1986 met 0,09 procent ten op
zichte van het gehalte in 1985. De
vetgehalteregeling geldt vanaf het
tweede deel van het prijsjaar
'86/'87. Het was erg lastig voor de
veehouder om in de bedrijfsvoering
alsnog een lager gehalte te realise
ren. Dientengevolge kan de over
schrijding in genoemd half jaar re
sulteren in een berekende toename
van de afleveringen met ca. 1 pro
cent van de melkplas. De hoogte van
de boete en de korte termijn waarop
de veehouder op de regeling kan in
spelen rechtvaardigen een versoepe
ling van deze regeling.
Overigens speelt ook hierbij het hui
dige A-systeem een nadelige rol. Im
mers, elke vetoverschrijding wordt
beboet. De EG-lidstaten met een B-
systeem maken daarentegen auto
matisch gebruik van de mogelijkheid
om de overschrijdingen van het vet
percentage te kompenseren met on-
derschrijdingen. Bij benadering zou
het ontbreken van die vereve
ningsmogelijkheid de Nederlandse
melkveehouderij wel eens enkele
tientallen miljoenen guldens kunnen
kosten. Bepleit dient te worden om
voor het lopende prijsjaar de vereve
ning voor vet ook bij het A-systeem
te laten gelden.
Daarnaast merkt menige veehouder,
dat zijn vetgehaltetoewijzing, geba
seerd op het marktjaar 1985/'86,
geen juiste afspiegeling geeft van het
gehalte over meerdere jaren. In feite
komt een stukje van de problema-
deel, niet meer worden mee
genomen.
'Door naar het middendeel van de
laktatie te kijken, kun je eerder se-
lekteren. En dat is vooral bij het be
oordelen van de dochtergroepen van
nieuw ingezette stieren erg be
langrijk'.
Vrijdag 20 maart is de heer Wilmink
op zijn onderzoek gepromoveerd.
Eén van zijn stellingen was het toe
passen van embryo-transplantatie
dreigt een dans om het gouden kalf
te worden'. Een andere: 'De grote
belangstelling voor het gebruik van
somatrotropine om de melkgift te
stimuleren staat in geen verhouding
tot de beperkte bedrijfsekonomische
betekenis ervan'.
tiek terug die zich bij de kwotumtoe-
wijzingen van melk heeft voorge
daan. Enige minieme versoepelingen
worden momenteel uitgewerkt in
EG-verband. Daarbij is het mogelijk
om in plaats van het vetgehalte over
het tweede halfjaar van 1986/'87,
het gemiddelde gehalte over het ge
hele marktjaar te nemen. Ook zou er
een aparte regeling voor startende
bedrijven komen.
Het zal echter moeilijk blijven om de
bedrijfsvoering aan te passen aan de
huidige kwoteringsregels. Misschien
wordt het tijd om een kwotering op
een andere basis te overwegen.
Kwotum-bevriezing
Voor het komende prijsjaar zal het
kwotum van elke veehouder met 4
procent worden gekort, waar tegen
over een vergoeding staat van ƒ0,27
per kg. We gaan er van uit dat het in
zijn algemeenheid verstandig is om
zich zo precies mogelijk aan het toe
gewezen kwotum te houden. Indien
het kwotum toch wordt overschre
den dan geldt vanaf 1 april een su
perheffing van 100 procent van de
melkprijs. Daarnaast blijft men wel
de kompensatie ontvangen.
Kwotum-korting en opkoop
Door de EG is een strukturele kor
ting van 2 procent gepland voor het
komende prijsjaar (dus 4 procent be
vriezing en 2 procent struktureel).
Momenteel is 0,5 procent van de
melkplas opgekocht via de opkoop
regeling. Hoe de resterende 1,5
procent korting zal worden ingevuld
is momenteel niet bekend. Daar
naast speelt de inschatting van de
onderschrijdingen een belangrijke
rol bij de vaststelling van een kor
tingspercentage.
De minister heeft, zoals bekend, in
middels een kortingspercentage van
7°7o genoemd. Dit betekent 1%
ekstra bovenop de reeds genoemde
percentages (red.).
In Duitsland kampt men ook met
een matige interesse voor de opkoop
regeling. Daar is men voornemens
om de korting van 2 procent voor el
ke veehouder door te voeren tegen
de vergoeding van de EG-
opkoopregeling. In feite doet elke
veehouder dus verplicht mee aan de
opkoopregeling voor genoemd per
centage. Een dergelijke aanpak is
echter struktureel niet aan te raden.
Het fs beter dat bedrijven op vrijwil
lige basis beëindigen, waarbij het
toekomstperspektief van het bedrijf
een rol kan spelen. Dat betekent wel
dat de opkoopregeling in ons land
onverminderd moet worden voort
gezet. Men zou alle bedrijven, on
geacht de leeftijd van het bedrijfs-
hoofd, mee kunnen laten doen.
Hiermee geeft men ook een aantal
bedrijven de kans om deel te nemen,
die door een tekort aan kwotum en
anderzijds in de problemen zijn
geraakt.
Met de op te kopen melk, waarvoor
EG-geldmiddelen beschikbaar zijn,
kan men de druk op het kortingsper
centage verminderen, terwijl op ter
mijn aan bepaalde groeperingen is te
denken. Bij ongewijzigd beleid zal
de ruimte hiervoor echter zeer be
perkt blijven en de vraag naar kwo
tum groot.
In toevoeging tot de EG-middelen
zijn nationale gelden benodigd voor
een suksesvolle regeling. In de toe
komst zou niet uitgesloten hoeven te
worden, dat eventuele strukturele
toewijzing van kwota tegen een ba
sisvergoeding plaatsvindt (bijv.
^,65/kg). Hiermee wordt de konti-
nuïteit van de regeling bevorderd.
Interventie
In de EG is besloten tot een afzwak
king van de interventie. De moge
lijkheid tot interventie zal slechts on
der bepaalde voorwaarden plaats
vinden. De huidige marktprijs van
boter en magere melkpoeder ligt op
ca. 95 procent van de interventie
prijs. De prijs van boter moet tot 92
procent van de interventieprijs dalen
en in een later stadium tot 90 pro
cent, alvorens marktondersteuning
zal plaatsvinden.
Al naar gelang de wijze van uitvoe
ring in de EG (tijdstip van ingrijpen,
vertragingstermijnen) zal de prijs
naar verwachting op een nivo van 90
tot 92 procent van de interventieprijs
komen. Daarnaast speelt de prijs
aanpassing door afbraak van mcb's
(3 procent afbraak). Voor magere
melkpoeder is de prijsontwikkeling
niet te overzien. Ook zal druk ont
staan op andere produkten, voorna
melijk kaas. Daar tegenover staat
evenwel een gunstige kostenontwik
keling in de landbouw.
Op zichzelf is een strak prijsbeleid,
vooral voor boter, niet ongunstig
voor het toekomstperspektief van de
sektor. Immers de afzet van de pro
dukten bepaalt dit perspektief op
lange termijn. De kwotumkortingen
van nagenoeg 10 procent voor de ko
mende 2 jaar in kombinatie met de
prijsverwachtingen stellen de melk
veehouder echter voor een zware
opgave.
Toekomst
Het toekomstperspektief voor de
meikveehouderijsektor in ons land is
niet gebaat bij een herhaling van
kwotumkortingen en een strikte
vastlegging van hoeveelheden melk
per lidstaat. Het ontneemt de Neder
landse veehouder zijn specifieke ge
richtheid en ontplooiing in de melk
veehouderij.
Een afzetstimulerend beleid, zowel
voor zuivel als rundvlees, is wense
lijk. Hierop zouden maatregelen zo
veel mogelijk afgestemd dienen te
worden. Het streven zou moeten zijn
om de aksenten te verleggen van veel
aandacht voor kwotum en beheer
daarvan en regelgeving naar een
meer soepele opzet van de produk-
tiemogelijkheden in deze sektor. De
stemming in andere EG-lidstaten en
de opeenvolging van besluiten,
waarin de kwotering wordt ver
scherpt, vergemakkelijkt dit streven
niet.
Toch liggen daar de toekomst-
perspektieven en ontplooiingsmoge
lijkheden voor menig Nederlandse
veehouder, maar zeker voor de sek
tor als geheel. Daarbij mag de struk
tuur van de sektor en de plaats die de
melkveehouderij inneemt in de lan
delijke omgeving tevens een rol spe
len in de uitwerking ervan.
dr.ir. A. Kuipers
sekretaris
Afd. Melkveehouderij
Vrijdag 27 maart 1987
19