Onderzoek naar beperking
ammoniakuitstoot
Onderzoek naar feromonen leidt
tot nieuwe bestrijdingsmiddelen
Mest zorgt voor kwart zure regen
Vermindering
Preciese verhoudingen
Goed gebruik
Bij TNO is jarenlang onderzoek
verricht naar de onderlinge kom-
munikatie door middel van
geurstoffen in het dierenrijk. De
geurstoffen die binnen één dier
soort gebruikt worden voor het
overbrengen van boodschappen
worden feromonen genoemd.
Voorbeelden van deze geurstoffen
zijn sexferomonen, aggregatiefe-
romonen, spoorvolgferomonen,
alarmferomonen en eilegremmen-
de feromonen. De eerste drie wor
den geproduceerd om
soortgenoten te lokken en de laat
ste twee om ze af te schrikken.
Anthonie van Leeuwenhoek slaag
de er zo'n driehonderd jaar gele
den al in om met behulp van zijn
primitieve mikroskoop het af
scheiden van een alarmferomoon
door een bladluis in beeld te bren
gen. Drie eeuwen later werd, even
eens in Delft, het alarmferomoon
van dit insekt chemisch gekarak
teriseerd in een laboratorium van
TNO. Deze chemische analyse
maakte het mogelijk om het fero
moon, dat soortgenoten oproept
"zich uit de voeten" te maken,
zelf te produceren en het aan te
wenden ter bestrijding van het in
sekt op ongewenste plaatsen.
Zo werd in samenwerking met
Denka Chemie hun bestaande
middel tegen bladluizen, dat was
gebaseerd op natuurlijk pyreth-
rum, aanmerkelijk verbeterd.
Bladluizen zijn zeer immobiel. Zij
hechten zich op één plaats aan een
blad en zijn daar vrijwel niet van
daan te krijgen. Door het toevoe
gen van het alarmferomoon van
de bladluis aan het bestrij
dingsmiddel, wordt de beweeglijk
heid van de bladluizen aanzienlijk
verhoogd. Het signaal "gevaar"
wordt immers nagebootst, reden
waarom het middel ook "Panic"
is genoemd. De bladluizen komen
nu makkelijker in aanraking met
het pyrethrum, waardoor het ge
halte daarvan met minstens 75
procent kan worden verminderd.
Zeker voor een middel dat in huis
gebruikt wordt is deze verminde
ring van groot belang.
Een voorbeeld van het gebruik van
het sex- en aggregatieferomoon bij
het bestrijden van insekten is het
Lurectron van Denka, een appa
raat om op grote schaal vliegen te
vangen. De vliegen worden in een
elektrocutie-apparaat gelokt door
een kombinatie van licht en snuf
je feromoon, dat periodiek afge
geven wordt. Er komen geen
insekticiden aan te pas. Het is zelfs
ongewenst, omdat bij experimen
ten in kippenboerderijen bleek dat
de natuurlijke vijanden van de
vliegen, die door insekticiden geë
limineerd zouden worden, nu te
rugkomen en de werking van het
Lurectron versterken.
Vorige maand werd in Genève een
internationaal kongres georgani
seerd met de naam Parasitis 86.
Tijdens dit kongres werden de mo
gelijkheden, maar ook de moei
lijkheden, van het gebruik van
feromonen bij het bestrijden van
ongedierte geïnventariseerd. Het
bleek dat in vele delen van de we
reld gebruik gemaakt wordt van
sex- of aggregatieferomonen bij
het signaleren en bestrijden van
plagen. In Mexico en Peru werd
de aardappelmot zeer succesvol
bestreden door de "lok en vang"
methode, terwijl deze zelfde me
thode in Nederland zeer effektief
bleek bij het bestrijden van kak
kerlakken en huisvliegen. De ver
warringstechniek (mannetjes
kunnen de vrouwtjes niet meer
vinden) betekende een succes bij
de bestrijding van insektenplagen.
in de Egyptische katoenteelt en de
Europese wijnbouw.
Zowel bij de aardappelmot in Pe
ru, de katoenmot in Egypte en de
huisvliegen in Nederlandse kip
penboerderijen bleken de natuur
lijke vijanden van de insekten
terug te keren. Na enige tijd was
er sprake van een integratie van de
bestrijding door middel van fero
monen en de biologische bestrij
ding. Het zogenaamde preventieve
spuiten, waardoor de natuurlijke
vijanden ook gedood worden, is
veelal overbodig bij tijdige signa
lering met behulp van feromoon-
vallen. De bestrijding vindt alleen
plaats als het noodzakelijk is en op
het juiste tijdstip.
Voor de industrie zijn er een aan
tal faktoren die remmend werken
op het ontwikkelen van produk-
ten die gebaseerd zijn op feromo
nen. Eén nadeel komt voort uit de
selektiviteit van deze middelen. Ze
bestrijden maar één soort insekt
en zijn niet toepasbaar voor ander
ongedierte. Voor het milieu is dat
natuurlijk zeer gunstig, maar voor
de industrie betekent het soms dat
er maar een zeer beperkte markt
is voor het te ontwikkelen pro-
dukt. Daarnaast is het moeilijk
om doeltreffende patenten aan te
vragen, het gaat in principe om
een natuurprodukt. Een ander
obstakel bij de invoering van de
ze produkten zijn de toelatingsei
sen. Voor milieuvriendelijke
feromonen wordt dezelfde proce
dure gevolgd als voor toxische in
sekticiden. Feromonen die
insektenplagen onderdrukken
zonder ook maar één insekt te do
den, worden behandeld alsof het
om bestrijdingsmiddelen gaat met
toxische insekticiden. Wanneer de
toelatingseisen voor "feromonen-
produkten" zodanig versoepeld
Punt achterlijf van groot koolwitje waarmee eitjes worden afgezet. Iets rechts
van het midden: haren met smaakreceptoren
kunnen worden dat de procedure
minder lang duurt, zal dit voor de
industrie zeker een stimulans zijn
om te investeren in dergelijke pro
dukten.
Feromonen kunnen in sommige
gevallen wat werkzaamheid en ge
bruikskosten betreft wedijveren
met pesticiden. In andere gevallen
zouden zij insekticiden kunnen
vervangen, indien een geringe ver
mindering van de gewasopbrengst
aanvaardbaar zou zijn. Vooral in
West-Europa en in de V.S., waar
voor verscheidene gewassen spra
ke is van overproduktie, zou dat
acceptabel moeten zijn.
Wetgevers en andere politici kun
nen de invoer van milieuvriende
lijke bestrijdingsmiddelen in
belangrijke mate bevorderen. Een
stimuleringsbeleid gekoppeld aan
een aangepast toelatingsbeleid zou
hier aanmerkelijk toe bijdragen.
Dr. F.J. Ritter (TNO)
Wanneer je de vijf-en-een-half
miljoen stuks rundvee die in Ne
derland leven, achter elkaar zou
kunnen zetten, kom je net twee
keer de wereld rond. Samen zor
gen deze producenten van melk
en vlees jaarlijks voor tachtig
miljard kilo dunne mest. Hoe
waardevol deze rundermest (en
de varkens- en kippemest) in we
zen ook is, door de grote hoe
veelheid zorgt hij voor veel ellen
de. Zo is een van de bestanddelen
van mest, ammoniak, onder be
paalde omstandigheden vluchtig.
'Aan de enorme hoeveelheid mest
kunnen we met ons ammoniakon-
derzoek op het IB niets veranderen.
Wel hopen we, wanneer het projekt
afgerond is, aanbevelingen te kun
nen geven om de ammoniakuitstoot
te verminderen'. Ir. Jan van der Mo
len is aan het woord. Van der Molen
en zijn kollega's willen in een kom-
putermodel de verdamping van am
moniak uit op bouwland uitgereden
drijf mest weergeven. De talrijke
faktoren die hierop van invloed zijn
moeten onderzocht worden en hun
interakties vastgesteld.
Vorig jaar begonnen de IB-
medewerkers met het ontwikkelen
van een proefopstelling. De verdam
ping van ammoniak moet op prak
tijkschaal bestudeerd kunnen wor
den. Door het unieke karakter van
het onderzoek heeft deze voorberei
dende fase veel tijd en kreativiteit
gevraagd.
Er moest een giertank met nauwkeu
rige doseerinstallatie ontwikkeld
worden, voordat een eksakt bekende
hoeveelheid drijfmest kon worden
uitgereden. Ook zijn mobiele meet-
masten en meetkarren door de eigen
werkplaats gemaakt.
Er is globale kennis beschikbaar
over de ammoniakverdamping: bij
droog en winderig weer vervluchtigt
veel, als het koud en nat is relatief
weinig. Ook is al langer bekend dat
vrijwel alle ammoniak binnen vijf
honderd meter van de verdampings
bron weer naar beneden komt. Die
neerslag vindt plaats als oplossing in
bijvoorbeeld regen, maar vooral als
druppeltjes pure ammoniak.
Vreemd genoeg is weinig eksakte in
formatie bekend over de bijdrage
van de veehouderij aan de zure re
gen. Over de invloed van bodemfak-
toren en weersgesteldheid op de ver
vluchtiging van ammoniak is ook
onvoldoende gedetailleerde infor
matie beschikbaar. En wat er dan
wel aan kennis is, blijkt theoretisch
te zijn; praktijkgegevens zijn niet
voorhanden.
Als de mest via pijpjes op het land gebracht wordt neemt de verdamping van
ammoniak af
De ammoniakverdamping wordt be
rekend door eerst de gehalten van dit
gas in de lucht te meten vóórdat die
lucht het gierveld passeert en daarna
midden in het ronde proefveld. Uit
het verschil in ammoniakgehalten
tussen de beide meetpunten en de
windsnelheid kan de ammoniakver
damping worden berekend. De
meetmast wind-opwaarts van het be
gierde proefveld is drie meter hoog,
terwijl de meetmast die de verrijking
aan ammoniak moet vastleggen nog
twee meter hoger is. Op verschillen
de hoogten wordt op de masten ge
meten hoeveel ammoniak zich in de
lucht bevindt. Een hoeveelheid lucht
wordt door kleine reservoirs gezogen
waarin zuur zit. Elk uur worden de
reservoirs verwisseld voor schone,
waarna in het laboratorium van het
IB de ammoniakhoeveelheden be
paald worden.
'Alle gegevens over het weer en de
bodem die invloed zouden kunnen
hebben op de uitstoot van ammoni
ak moesten tijdens de proef gemeten
worden'; aldus drs. Rieks van Faas-
sen. Dat bijvoorbeeld hoge tempera
tuur of veel wind de verdamping be
vordert is al langer bekend, maar
hoe de verbanden precies liggen weet
niemand. Ook is onbekend hoe diep
de drijfmest ingewerkt moet worden
om vrijwel alle ammoniak in de bo
dem te krijgen.
Van Faassen noemt als konkrete
mogelijkheid het oppervlakkig in
werken van de mest op het bouwland.
'Liefst binnen vijf minuten. Dat kan
de verdamping van ammoniak al
enorm beperken, want juist in die
eerste uren na het uitrijden is een
maksimaal verlies te zien'. Ook de
manier van mestverspreiding heeft
uiteraard invloed. Wanneer in plaats
van breeduit sproeien de mest via
pijpjes op het land gebracht wordt,
neemt de verdamping ook af.
'De mogelijkheden voor het toepas
sen van drijfmest op bouwland zijn
erg groot; bouwland biedt in dit op
zicht meer dan weidegrond'; aldus
projektmedewerker Roel Vriesema.
Hij benadrukt dat de maatregelen
om de ammoniakverdamping te be
perken praktisch haalbaar zullen
moeten zijn voor boeren.
Een ander aspekt van het IB-
onderzoek heeft te maken met de
nuttige kant van de mest. Zodra be
kend is hoeveel ammoniak ver
dampt, kan ook bepaald worden
hoeveel er op of in de grond achter
blijft. Deze ammoniak kan in princi
pe voor gewassen bruikbare mest
zijn; de (stikstof)kunstmestgift kan
dan verminderen. Wanneer echter
teveel drijfmest wordt uitgereden en
er sprake is van overbemesting, kan
de ammoniak die dan ekstra in de
grond blijft voor méér uitspoeling
naar het grondwater zorgen. En dat
is juist niet de bedoeling.
Het ammoniakverdampingsmodel
zal duidelijk gaan maken hoe de to
tale milieulast van mest, drijfmest en
kunstmest samen, beperkt kan
worden.
(Tekst: Willem Jan Boot).
Brabant neemt
milieumeetwagen in gebruik
De Brabantse milieugedeputeerde
H. van Lieshout heeft vorige week
een vierwiel-aangedreven milieu
meetwagen in ontvangst genomen,
die ook geschikt is voor slecht be
gaanbaar terrein. De inrichting van
de opbouw is speciaal ontworpen
voor veldwerk.
De wagen wordt gebruikt door de
sektie milieumetingen van de dienst
Waterstaat, Milieu en Vervoer. Met
het apparaat kan de dienst bij be
drijven nagaan of zij de verleende
milieuvergunning naleven. Er is ap
paratuur aan boord om de konsen-
tratie van stoffen in luchtmonsters te
meten. Grond- en watermonsters
kunnen tot een diepte van 12 meter
genomen met gebruik van geo-
elektrische apparatuur.
Vrijdag 6 maart 1987
13