Beïnvloeding van de melkproduktie is
als een ingewikkelde legpuzzel
Toekomst voor de roodvleesproducenten
iets rooskleuriger dan verwacht
Verschillende melkdieren
Mengelingen
Cebeco baseert de maisprijs vanaf
nu op de voederwaarde
'Indien ooit toepassing van Somatotropine (BST), in de praktijk zal
plaatsvinden, zal BST waarschijnlijk een doeltreffend middel zijn om
te sterke vervetting van bepaalde koeien in de laatst laktatiemaanden,
met alle nadelige gevolgen van dien rond en na het afkalven, te voor
komen. Dit zou wel eens van groter belang kunnen zijn dan het
produktie-effekt zelf, vooral bijv. op bedrijven met zelfvoedering
van snijmaissilage'. Dat zei ir. Ype Tjeerd Bakker, direktielid van het
CLO-instituut 'De Schothorst', in zijn inleiding op de eerste van de
twee CLO-dagen in Utrecht.
Hij sprak voorts zijn bezorgdheid
uit over de suggestie die in de prak
tijk de ronde doet, dat toepassing
van BST zonder gevolgen zal zijn.
Ir. Ype Bakker voegde daar later
nog aan toe: 'De ingewikkelde leg
puzzel van de besturing van de melk
produktie is op nog geen stukken na
volledig. Zo zijn er wel meer hormo
nen dan alleen BST, bij de inwendi
ge stofwisseling en de melkproduktie
betrokken'.
Eiwitgehalte omhoog
'In proeven is keer op keer gebleken
dat vetten het eiwitgehalte van de
melk verlagen. Dit gaat zowel op
voor onverzadigde vetten als verza
digde vetten zoals kokosvet, palm-
pitvet en dierlijk vet; ook al is het in
gekapseld, zoals in katoenzaden. In
proeven op de Schothorst werden bij
het voeren van vetrijk krachtvoer re
gelmatig eiwitgehalte dalingen van
0.2 tot 0.3% vastgesteld'.
Aldus toekomstig Schothorst-directeur
dr. ir. Jac. Meys, die zo duidelijk maakte
dat het voeren van hoogwaardige
krachtvoerders met veeel vet erin onder
de huidige superheffinsomstandighe-
den, met een melkvetkwotering, niet
aantrekkelijk is. Om het eiwitgehalte
van de melk te verhogen is het evenwel
toch van belang dat de totale energie
opname door de koeien verhoogd
wordt. Het energie-aanbod in de
pens wordt dan immers hoger waar
door er minder aminozuren, de ei
witbouwstenen, voor de aanmaak
van bloedsuiker worden gebruikt en
dus meer voor de eiwitproduktie be
schikbaar komen.
Verder merkte hij op: 'Ondanks het
hoge eiwit- en energiegehalte van
gras stijgt het eiwitgehalte van de
melk als gras wordt aangevuld met
een energierijk voer, ook bij dezelf
de VEM-opname. Bij uitsluitend
gras verloopt de vorming van
bakterie-eiwit niet optimaal door
een onstabiele pensfermentatie en
een relatief energietekort. De
energie-aanvulling kan hierbij bestaan
uit snijmaissilage of krachtvoer met
langzaam afbreekbare koolhydraten.
Voermengwagen
Het gemengd voeren van voeders
heeft juist op het vetgehalte een zeer
positieve invloed, tot wel 0.12%.
'Terwijl', zo stelde Meys in zijn slo
topmerking, 'bij zo goed mogelijk
benaderen van het toegestane vetge
halte worden de meest kilo's vet en
eiwit geleverd en wordt dus het
meeste melkgeld verdiend. Bij een te
hoog vetgehalte kan natuurlijk ook
de melkproduktie worden beperkt
door ekstra uitstoot van koeien. Bij
bedrijven die nog ruwvoer aankopen
wordt het lagere melkgeld dan ge-
kompenseerd door lagere voer
kosten'. Meer bedrijfsekonomisch
onderzoek achtte hij wel wenselijk.
Bakker v.n. plaatste ook zijn vraag
tekens bij de voermengwagen: 'De
voermengwagen lijkt enigszins tegen
de verdrukking in te groeien. De
melkveehouders kunnen er hun on
dernemingslust en kreativiteit mee
botvieren door aangekochte enkel
voudige grondstoffen in de rantsoe
nen te verwerken. Wij hebben de in
druk dat heel wat veehouders zich
bij de aankoop rijk rekenen door
onvoldoende te letten op het ekstra
werk en de bewaarverliezen en de la
ge droge stofgehalten van allerlei
waterrijke voedermiddelen
Voor het voer-mengen zijn vooral
voor de grotere bedrijven zware in
vesteringen nodig ook hoort er voor
de ligboxenstallen indeling van de
koeien in produktiegroepen bij. De
tijd lijkt daarom niet erg gunstig
voor een sterke uitbreiding. De eer
ste, zeer voorlopige resultaten van
een tamelijk uitgebreide proef op De
Schothorst geven nog geen aanlei
ding tot groot optimisme met be
trekking tot het gemengd voeren'.
Drs. Jan Veling van De Schothorst
rekende in zijn inleiding met de buf
fers af, hij merkte wel op dat er in
Nederland nog maar weinig proeven
met buffers zijn gedaan.
De toevoeging buffers aan kracht
voer is onder de huidige Nederlandse
omstandigheden niet zinvol. Bij on
gewenste zuurgraaddalingen in de
pens dient eerst de oorzaak daarvan
te worden opgespoord.
Het gebruik van buffers moet wor
den afgewogen tegen de mogelijke
voedingsmaatregelen die ongewenste
zuurgraaddalingen in de pens kun
nen voorkómen'.
Dit was de stemming van roodvleesproducenten uit West-Brabant na
een vergadering op donderdag 12 februari te Woensdrecht. Ir. J. Tim-
mers van de Direktie Marktordeningsvraagstukken van het Ministe
rie van Landbouw en Visserij hield op deze bijeenkomst een inleiding
over beleidszaken die direkt de portemonnee van stierenmesters beïn
vloeden. Interventiebeperking van rundvlees, premieregeling voor
meststieren en regeling partikuliere opslag waren in hoofdzaak de pun
ten die behandeld werden.
Van een groot overschot is bij rund
vlees geen sprake, aldus de heer Tim-
mers, omdat dat op dit moment
slechts 2% bedraagt. Bij de huidige
inkrimping van de melkveestapel acht
hij het niet uitgesloten dat volgend
jaar de zelfvoorzieningsgraad voor
rundvlees in de EG op 100% ligt. De
verwachting dat per 6 april 1987 de
interventie zal worden afgeschaft is
niet uitgekomen. Wel zal de interven
tieprijs 15% lager liggen dan op dit
moment. Voor de vleesprijs houdt dit,
volgens Timmers, in dat de kilogram-
prijs geslacht gewicht met ongeveer
ƒ1,30 daalt. In de praktijk komt dit
neer op ongeveer een prijsverlaging
van 50 cent per kg. omdat slechts de
helft van een stier naar de interventie
gaat. Na april is het ook best moge
lijk dat de prijs op het huidige nivo
blijft hangen omdat veel afhangt van
het aanbod op dat moment. Bij maat
regelen als deze is vooraf moeilijk te
voorspellen hoe een prijs zich zal ont
wikkelen, aldus de heer Timmers. In
plaats van interventie hadden insiders
gedacht dat de regeling partikuliere
opslag gehanteerd zou worden om tij
delijk vlees uit de markt te nemen. Bij
partikuliere opslag slaat het be
drijfsleven tijdelijk vlees op waarvoor
een niet onaantrekkelijke vergoeding
wordt gegeven. Wel moeten deze be
drijven aan diverse eisen voldoen om
aan deze regeling mee te doen. Daar
toch gedacht wordt aan een verlaging
van de prijs na 6 april a.s. wordt een
premie per stier gegeven, die ƒ67,
bedraagt. Om deze premie te ontvan
gen moet aan diverse voorwaarden
Vrijdag 6 maart 1987
worden voldaan, zo zei Timmers.
"Een stier waarvoor een premie
wordt aangevraagd moet tenminste
drie maanden op het bedrijf gemest
zijn en het geslacht gewicht moet meer
bedragen dan 200 kg. Verder dient het
dier van R kwaliteit te zijn. Deze re
geling zal lopen van 6 april 1987 tot
31 december 1988. Per jaar kan maxi
maal voor 50 stieren per bedrijf deze
premie worden ontvangen".
Kritiek
Vanuit de vergadering kwamen kriti
sche geluiden naar voren omdat melk
veehouders die wat stieren mesten en de
Melk is enig; het is een onvervang
baar produkt. Geen enkele zuige
ling of zoogdierenjong kan in de
eerste levensfase zonder deze
vloeistof. Bovendien is melk (en
de daaruit bereide produkten) een
belangrijk dagelijks voedingsmid
del voor het mensdom.
De domesticatie (het tot huisdier
maken) van dieren, onder andere
voor een bepaalde produktie, gaat
vele eeuwen terug van voor het be
gin van onze jaartelling. De voed
selvoorziening voor een groot deel
veilig te stellen lag hieraan ten
grondslag. Belangrijk hierbij was
het om dagelijks over melk te kun
nen beschikken. Verschillende
zoogdieren zijn hiertoe tot land
bouwhuisdieren gemaakt. Voor
het winnen van melk zijn runde
ren de belangrijkste diersoort ge
worden. Ongeveer 90% van de
gewonnen melkproduktie in de
wereld komt van rundvee.
Andere melkdieren, die ook in ons
land worden gehouden, zijn scha
pen en geiten. De Nederlandse
koemelk-produktie omvat thans
jaarlijks rond 14 miljard kg; van
schapen en geiten is dit totaal
maar enkele miljoenen kg melk.
Schapen gehouden voor de melk
produktie komen voornamelijk
voor in de landen rond de Middel
landse Zee. Geiten hebben een
groot verspreidingsgebied en zijn
in verschillende landen als melk-
geefsters van groot belang.
In voornamelijk Zuid-Oost Azië
en Noord-Afrika zijn buffels be
langrijke melkdieren. In het ge
bied van het Himalaya-gebergte en
het hoog gelegen Tibet is de yak
de melkleverancier.
In woestijnen en aangrenzende ge
bieden in Afrika en Azië zorgt de
kameel voor de melkvoorziening.
De kameel is evenwel in de eerste
plaats last- en rijdier.
Bij de Lappen in Noord-
Scandinavië zijn het de rendieren
die zorgen voor de benodigde
melk. In onder andere Aziatisch
Rusland worden al vanouds paar
den gemolken en in de landen
rond de Middellandse Zee wordt
sinds vele eeuwen ezelinnetnelk ge
wonnen. Er is nogal verscheiden
heid. De keuze van de melkdieren
houdt verband met natuur- en kli
maatsomstandigheden in de ver
schillende gebieden. De samenstel
ling van de melk is per diersoort
nogal uiteenlopend. Zo bestaat ren-
diermelk gemiddeld uit 32% droge
stof tegen Nederlandse koemelk
13%. Het vetgehalte van de melk
van deze twee genoemde voorbeel
den is gemiddeld respectievelijk af
gerond 17% en 4%. Het vetgehalte
van paardemelk is gemiddeld min
der dan 2%. De melk van elke dier
soort heeft een eigen karakteristiek.
"De ene melksoort is de andere
niet".
J.H. Lantinga
gelegenheidsmesters er in verhouding
meer van profiteerden dan de gespecia
liseerde roodvleesproducent.
Als de vleesprijs werkelijk met 50 a 60
cent per kg daalt bedraagt het nuttig ef-
fekt voor een bedrijf dat jaarlijks 100
stieren afmest maar 10 cent per kg. De
mogelijkheid dat kalvermesters ook
van de premieregeling gaan profiteren is
niet uitgesloten omdat het minimumge
wicht van 200 kg bij deze sektor na en
kele weken langer mesten ook bereikt is.
Wat werkelijk de financiële verwachtin
gen in de komende jaren zullen zijn zal
volgens Timmer mede afhangen van
faktoren als prijzen van nuchtere kalve
ren, krachtvoer, ruwvoer en rente. Een
faktor die de prijs ook in niet geringe
mate kan beïnvloeden is de konsumptie
per hoofd van de bevolking. Het nutti
gen van vlees is jaarlijks iets teruggelo
pen. Deze teruggang kan z'n oorzaak
hebben in het feit dat rundvlees te duur
is geworden of het nadelig effekt van de
diverse artikelen rond hormoon-
gebruik.
Van een groot overschot is bij rundvlees geen sprake
Cebeco-Handelsraad - afdeling
Ruwvoeders - in Hengelo hanteert
de voederwaarde als maatstaf voor
de maisprijs en dat betekent dat men
nu krijgt en betaalt voor wat gele
verd of ontvangen wordt.
Dat rundvlees in de winkel te duur
wordt verkocht blijkt uit berekenin
gen van konsumenten kontakt en de
industrie- en voedingsbond CNV. Bij
slager en tussenhandel wordt gemid
deld 20 tot 25% teveel berekend, al
dus konklusies van deze organisaties.
Timmers ging niet in op het gebruik
van hormonen omdat dit een veteri
naire zaak is. Wel hebben rood
vleesproducenten die zijn aangesloten
bij de kontaktgroep roodvleesprodu
centen een circulaire ontvangen waar
in gewezen wordt op de gevolgen die
dit gebruik met zich meebrengt.
Het gebruik van hormonen, kunstma
tig of natuurlijk, als groeibevorde
raars is in Nederland verboden. Ook
al is het schadelijk effekt na het ge
bruiken van deze groeipreparaten nul
dan nog zal de mester zich aan moe
ten passen aan de wensen van de kon-
sument. Een enkeling kan de oorzaak
zijn dat een hele bedrijfstak in een
kwaad daglicht komt te staan.
Tot slot werd nog ingegaan op de
vleesproduktie in de EG en op de we
reldmarkt. De gevolgen van de ver
dergaande quotumkorting op de
melkproduktie zullen binnen niet al
te lange tijd merkbaar worden. De
heer Timmers besloot met te zeggen
dat de verwachtingen voor de stieren
mesters op lange termijn zeker niet
ongunstig zullen zijn.
Er is in de EEG een afname van de
produktie van ÏV2% en gezien de re
latief geringe overproduktie moet het
mogelijk zijn dat het rendement in de
mesterij weer lonend wordt.
In tegenstelling tot de overproduktie
van zuivelprodukten ligt de vleesberg
bij lange na niet zó zwaar qp de
EG-maag.
J. v. Tilburg
De heer S. Datema, Landbouwkun
dig medewerker van de afdeling
Akker- en Weidebouw van Cebeco-
Handelsraad in Rotterdam noemt
een aantal redenen voor deze stap:
Het drogestofgehalte in mais kan
sterk variëren en is bovendien geen
juiste maatstaf voor kwaliteit.
De melkveehouders worden kriti
scher op het uitgavenpatroon en wil
len derhalve alleen nog veevoeder
kopen op basis van voederwaarde.
Wie nog mais wil verhandelen, zal
door meer konkurrentie met kwali
teitskenmerken het beste uit de voe
ten kunnen.
Doordat er nu steeds meer aan voe
derwaardeverschillen tussen de
maisrassen aan het licht komt, is er
niet al eerder een VEM-schaal voor
mais ontwikkeld.
De maisbankdoelstelling
De maisbank wil een aantal zaken
realiseren in het belang van telers en
gebruikers van mais. Datema zet ze
nog maar even kort op een rijtje:
In ieders belang moeten teler en ge
bruiker zo dicht mogelijk bij elkaar
zitten om de kosten (van bijv. trans
port) te drukken.
Hoe meer we er mee doen, hoe beter
het is voor de planning, de zekerheid
en de kontinuïteit.
De maisbank heeft niet tot doel
winst te maken, maar te bemiddelen
en kan verrekenen achteraf.
Door het principe 'alle waar is naar
zijn geld' toe te passen, handelt men
weliswaar rechtvaardig, maar het is
beter om uit te gaan van 'kwaliteit
wint het altijd'.
Cebeco-Handelsraad is de eerste
maisbank die op landelijk nivo de
voederwaarde als norm neemt bij de
prijsstelling (2 regionale banken de
den het al, zij het via een andere be
rekening). De volgorde van bereke
nen is daarbij de opbrengst per ha,
het drogestofgehalte, de VEM-
opbrengst, de inkuilverliezen, de
netto hoeveelheid VEM en een bru
toprijs per eenheid VEM. Die bruto
VEM-prijs heeft betrekking op de
gegevens van het Centraal Veevoe-
derburo te Lelystad.
11