Bij rundveevoeder moet men zich geen stenen voor brood laten verkopen Zeeland vertoont relatief sterke daling aantal melkveehouderijbedrijven Brabantse boeren boos over mestimportverbod België Waarschuwing van ir. J.P. Cornelissen Lukt niet Twee mogelijkheden Kwaliteitsbeleid duidelijk maken Rassenbericht snijmais Op de rundvoedermarkt is een stevige konkurrentieslag aan de gang. Volgens ir. J.P. Cornelissen is het niet verwonderlijk dat bij lage prijs- aanbiedingen de vraag wordt gesteld of het voer wel die voederwaar- de heeft die wordt opgegeven en dan met name in die gevallen waarin geen enkele kontrole van buitenaf plaats heeft. Er zijn op het ogen blik grondstoffen op de markt die van partij tot partij zeer uiteen lo pen in gehalte en voederwaarde. Bij de opening van de CLO-studiedagen te Utrecht deze week plaatste direkteur Cornelis sen van De Schothorst een duidelijke waarschuwing onder het motto: laat u geen stenen voor brood verkopen. De grondstoffen waar het hier voor al om gaat, zijn palmpitsthilfers en sojaschillen. Beide worden op ruime schaal verwerkt in de rundveevoeders. Palmpitschilfers zijn voornamelijk af komstig uit Maleisië en zijn van ouds her een gewaardeerd voedermiddel voor herkauwers. De schilfers ont staan bij de winning van olie uit de kern van de palmpitten.-Eerst moe ten daarbij de schalen van de pitten worden verwijderd. Deze hebben geen enkele voederwaarde, zijn zo hard als steen en worden daarom als steen schalen aangeduid. Waarschijnlijk mede onder druk van de krisis op de internationale vet- markt is men er in Maleisië meer en meer toe overgegaan een fiks percen tage poeder fijn gemalen steenscha len bij de schilfers te mengen - 10 a 20 procent is heel normaal - en het mengsel als palmpitschilfers aan de mengvoederindustrie in West-Europa te verkopen. Met de in de internatio nale handel geldende normen lukt het kennelijk niet deze praktijken afdoen de af te straffen". Aldus Cornelissen, die zei niet te begrijpen waarom het VEM-waarde rundveevoer hoge tabelwaarden 15% palmpitschilfers) 10% sojaschillen) 85% rest 260 680 940 gem. huidige samenstelling 230 680 910 anno 1987, nu de kontakten met dit werelddeel zo gemakkelijk zijn, niet mogelijk is om met de leveranciers in Maleisië goede afspraken te maken. Beide partijen hebben er belang bij dat er geen stenen voor brood wor den verkocht. Volgens de Schothorst-direkteur ligt de zaak wat anders met sojaschillen. Ze ontstaan bij het schillen van de so jabonen vóór het eigenlijke extraktie- proces. Ze kunnen gemengd met het schroot of als afzonderlijk produkt worden verhandeld. "Het produkt is een goed rundveevoeder. Bepaalde partijen bevatten nogal wat vetrijke delen, in feite stukjes sojaboon, waar door de voederwaarde behoorlijk kan stijgen. Hier hebben wij natuurlijk geen bezwaar tegen. Maar wij moe ten nu niet gaan doen alsof alle par tijen verrijkt zijn met wat sojabonen". De CVB-veevoedertabel geeft voor beide produkten op korrekte wijze twee mogelijkheden aan: één met een hoge en één met een lagere VEM- waarde. Zoals g&egd is de variatie in samenstelling bij beide produkten erg groot, het grootste deel van de thans verkochte partijen komt echter over- 30 VEM-eenheden kosten 1,20 een met de laagste kwalifikatie in de CVB-tabel. Dat een onjuiste waardering een gro te invloed heeft op de voederwaarde van een rundveevoeder toont de ver gelijking van VEM-waarde. Cornelissen gaf aan dat een Neder landse mengvoederfabrikant nu twee mogelijkheden heeft. De grondstof fen niet (laten) analyseren, net doen of zijn neus bloedt en een hoge of een gemiddelde kwaliteit hanteren bij de berekening van de VEM-waarde van zijn voeders. Bij diverse mengvoeder- bedrijven in ons land worden de af zonderlijke partijen grondstoffen niet of slechts zeer beperkt geanalyseerd. Welke gehaltecijfers hanteert men dan? De koöperaties kunnen het t.o.v. hun leden natuurlijk niet ma ken een mooiere voorstelling van za ken te geven dan de werkelijkheid is. Gelukkig hebben zij de kennis en mid delen in huis om te zorgen dat hun af nemers niet de dupe worden van het ongeregelde op de grondstof- fenmarkt. ir. J.P. Cornelissen De grondstoffen wel (laten) analyse ren en de werkelijke gehaltecijfers hanteren. Met de keuze van andere grondstoffen zorgt men dan dat de VEM-waarde steeds weer op 940 komt. Dit kan het voer ƒ1,20/100 kg duurder maken. Deze manier van werken is eerlijk en korrekt, maar kan problemen geven in het konkurrentievlak. Bovendien kan een verhoging van energie-waarde het voer minder goed persbaar maken. Als een veehouder van dit alles on kundig is, kan hij wel eens geneigd zijn te denken dat het zorgvuldig wer kende bedrijf te duur is en ook nog de perstechniek minder goed beheerst. Een verschil in energiewaarde van het mengvoeder is uit de produktiegege- vens van zijn dieren moeilijk met ze kerheid af te lezen. Op het rundveebedrijf spelen ook nog vele andere faktoren een rol. Bij varkens en pluimvee ligt dit aanzienlijk ge makkelijker. Een andere mogelijk heid zou zijn op een laboratorium de VEM-waarde van een voeder laten vaststellen. De VEM is een maatstaf voor de netto-energie, is niet recht streeks vast te stellen zoals een eiwit- of fosforgehalte, maar moet worden afgeleid uit een serie andere bepalin gen. De uitkomst is alleen redelijk be trouwbaar als ook de procentuele samenstelling van het voer bekend is. En deze wordt in vele gevallen niet aan de veehouder opgegeven, zo stel de Cornelissen vast. Er zit dus voor de koöperaties, wil len ze geen terrein verliezen, niets an ders op dan hun kwaliteitsbeleid duidelijk te maken aan de veehou ders. Volgens Cornelissen is dit bij di verse koöperaties niet het sterkste punt en mag er wat dit betreft best wat meer gebeuren. "Men heeft toch sterke troeven in handen: selektief in- koopbeleid, analyse van grondstof fen, nauwgezette programmering van de samenstellingen en een CLO- waarborg dat de vermelde voeder waarde en procentuele samenstelling overeenkomen met de werke lijkheid". In de periode mei 1985 tot mei 1986 is het aantal melk- en kalf- koeien in ons land met ca. 3,3% gedaald. In Noord-Brabant daal de het aantal koeien in die perio de van 385.072 naar 371.620 stuks, dat is met ca. 3,5%, terwijl in Zeeland een daling valt te no teren van 895 dieren tot een melk veestapel van 17.255 stuks, een daling derhalve van ca. 5%. In diezelfde periode daalde het aan tal melkveehouderijbedrijven in ons land als geheel met 4,9%. In Noord-Brabant was er een achter uitgang van 8.203 naar 7.684 (6%) terwijl het aantal bedrijven in Zee land daalde van 766 tot 683; dat is 11%. In de beide zuidelijke provincies is het aantal bedrijven dus sneller gedaald in de genoemde periode dan in ons land als geheel. De da ling in Zeeland is opvallend hoog en waarschijnlijk te verklaren door het feit dat veel veehouderij bedrijven in Zeeland relatief klein zijn. Zij haken mede als gevolg van de superheffing en de minder gunstige struktuur in de Zeeuwse melkveehouderij mogelijk eerder af. Ook speelt de ontmenging hier waarschijnlijk een rol. Het aantal koeien per bedrijf is in ons land tussen 1 mei 1985 en 1 mei 1986 als geheel toegenomen van 40,8 tot 41,5, in Noord-Brabant van 46,9 naar 48,4 en in Zeeland van 23,7 tot 25,3. Opkoopregeling Sinds de invoering van de super heffing in april 1984 zijn bij de af deling Landbouwmaatregelen in Goes ca. 85 aanvragen binnenge komen voor de opkoopregelingen van melk. Voor de eerste opkoop Zowel Brabant als Zeeland lopen wat betreft de afname van het aantal koeien harder dan het landelijk gemiddelde. regeling waren dat er 55, voor de tweede geen, voor de derde 7, voor de aangepaste derde regeling 8 en voor de huidige Europese regeling tot nu toe 15. Naar regio's is de verdeling als volgt: 21 aanvragen uit Walcheren, 12 aanvragen uit Zuid-Beveland, 10 aanvragen uit Schouwen-Duiveland, eveneens 10 uit Tholen, 2 uit St. Philipsland en 30 uit Zeeuws-Vlaanderen. De to taal ingeleverde heffingvrije hoe veelheid melk bedroeg bij de eerste opkoopregeling 4.182.904 kg, bij de derde419.103 kg, bij de aangepaste derde regeling 455.812 kg en bij de huidige Europese regeling 1.386.722 kg. Ten opzichte van het totale Zeeuwse melkquotum dat ±88.400.000 bedraagt, gaat het hier om achtereenvolgens: 4,6%, 9,48%, 0,52% en 1,57%. De per centages aanvragen van de aange paste derde regeling en van de Europese opkoopregeling bedra gen ten opzichte van het aantal melkveebedrijven respektievelijk 1,07% en 2,2%. Uit de aanvragen blijkt dat de grootste belangstelling voor de op koopregeling in Zeeland komt van de kleinere bedrijven; 29 aanvra gen komen van bedrijven met een heffingvrije hoeveelheid melk die minder is dan 50.000 kg., 35 van bedrijven tussen 50.000 en 100.000 kg. melk, 14 van bedrijven met een heffingvrije hoeveelheid tus sen 100.000 en 150.000 kg. terwijl 7 aanvragen komen van bedrijven met meer dan 150.000 kg. melk. J. Wierenga Het agrarische bedrijfsleven in Noord-Brabant heeft met veront waardiging gereageerd op het import verbod van Nederlandse drijfmest naar België, dat vorige week donder dag vrij plotseling werd afgekondigd. Het decreet verbiedt het uitrijden van drijfmest op Vlaamse akkers alsme de de opslag van dierlijke mest uit Ne derland. De eenzijdige Belgische maatregel treft vooral veehouders met mestover schotten in de grensstreek met vaste afnemers in België. Vooral ca. 150 boeren met grond in zowel Nederland als België zijn de dupe. In eigen land kunnen zij hun overschotten alleen kwijt tegen extra (transport)kosten, dan wel tegen betaling bij de centrale mestbank in Tilburg. Voor hun grond of bedrijf in België dienen zij vervol gens duurdere kunstmest aan te kopen. Een aantal Nederlandse boeren ver bouwt al meer dan dertig jaar aard appelen, bieten en mais in België. Omdat in Vlaanderen moeilijk aan drijfmest is te komen, lieten zij dit produkt altijd uit Nederland komen. NCB-sekretaris Hooghiemstra: "In veel gebieden is echt niet aan natuur lijke mest te komen, al ontkent de Belgische boerenbond dit vaak. Vraag maar aan loonwerkers uit Bergeyk en omgeving, die al jaren op België rij den. Ze zitten daar vaak om mest uit Nederland te springen". Ook de Belgische boer lijkt dus door de maatregelen van zijn eigen regering te worden getroffen. De vraag is hoe onze zuiderburen tot een dergelijk eenzijdig importverbod zijn gekomen. Zit de angst voor het "dumpen" van Nederlandse mestoverschotten en de berichten over schadelijke gevolgen van overbemesting toch te diep? De vraag is overigens of kunstmest, dat wel wordt toegestaan, niet minstens zo belastend voor het milieu is als drijfmest. Op de schrale zand gronden in de Belgische Kempen spoelt kunstmest eerder uit en gaat natte drijfmest juist verstuiven tegen. Volgens de NCB-voorman begint de houding van de Belgen enigszins op een hetze tegen de drijfmest te lijken. In Tilburg beseft men intussen, dat een eventuele procedure om de Maat regel van de Vlaamse deelregering aan te vechten, een zaak van de lange adem is. Op dit moment wordt beke ken in hoeverre België op grond van de regelgeving en de afspraken binnen de EG wel gerechtigd is om een im portverbod af te kondigen. "Intussen wordt via diplomatieke weg, getracht de maatregel ongedaan te maken. In Brabant wordt de zaak in ieder ge val hoog opgenomen. Het woord "mestoorlog" is al gevallen, waarbij Nederland bij wijze van tegenzet de grenzen van Zeeland zou kunnen slui ten voor drijfmest uit West- Vlaanderen. Eind vorige week was overigens slechts één geval bekend van een geweigerd mest-transport aan de Belgische grens. Maar dat had veel te maken met de weersomstandighe den: de sneeuw maakte het in de meeste gevallen onmogelijk om de drijfmest meteen uit te rijden. Bij het RIVRO is verschenen het ras senbericht nr. 746, over snijmais. Een algemeen overzicht van de snij- maisteelt in Nederland wordt gegeven naast een schema van de verschillen de rassen met hun eigenschappen (zie hiervoor ook onze rassenbijlage van 23 januari jl.). Vorig jaar is het are aal snijmais met 20.000 ha toegeno men tot ruim 196.000 ha. Hiervan wordt 60% geteeld op de Brabantse, Overijsselse en Gelderse zandgron den, resp. 30%, 15% en 14%. Op de zuidwestelijke en centrale zeeklei wordt ruim 5% van het areaal ge teeld. Het rassenbericht is verkrijg baar bij het RIVRO, tel. 08370-19056. Vrijdag 27 februari 1987 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 15