Bij telers en loonwerkers rust grote verantwoordelijkheid voor een goede bedrijfshygiëne Bij toepassing op: Samenstelling Bruto Aardappelen Suiker hoeveelheid bieten Rundveedrijfmest 60 ton ƒ11,— 5,50 Varkensdrijfmest 70 ton 12,- 6,50 Kippendrijfmest 40 ton ƒ18,- ƒ11,00 Mestkuikenmest 19 m! ƒ33,- ƒ21,00 Champignonmest 40 m3 ƒ15,— 8,50 Als één zaak duidelijk is geworden op de vijftiende Thoolse gezinsstu diedag donderdag 15 januari jl. te St. Maartensdijk dan is het wel dat met de bedrijfshygiëne op de bedrijven zelf maar ook in bedrijfssa- menwerkingsverbanden en door de loonwerkers de grootst mogelijke ernst moet worden gemaakt. Ir. M. de Boer, bedrijfstakdeskundige bij het Konsulentschap te Goes, vatte de inleidingen en de diskussie als volgt samen: "In het kader van het voorkomen en bestrijden van ziekten en onkruiden is het noodzakelijk dat altijd met schone machi nes wordt gewerkt zelfs wanneer men daarmee van het ene naar het andere perceel rijdt. Wat dit betreft ligt er bij de afzonderlijke telers en loonbedrijven een grote verantwoordelijkheid, zeker tegen de ach tergrond van het voorkomen van de verspreiding van Rhizomanie. De Boer: "Neem zelf de verantwoordelijkheid en wacht niet op regels van de overheid". Hij bond de aardappeltelers op het hart toch vooral pootgoed direkt na ontvangst goed te kontróleren op gebreken. "Ik heb de indruk dat men daar in het Zuidwesten wel eens te gemakke lijk mee is". De belangstelling voor de familiedag waarop "Bedrijfshygiëne en mestpro blematiek voor de landbouw" cen traal stond en die was georganiseerd door de Vereniging voor Bedrijfs voorlichting Tholen en St. Philipsland in samenwerking met de ZLM kring Tholen en St. Philipsland, de Agra rische Kommissie van de Ned. Bond van Plattelandsvrouwen, de RAK Tholen en West-Brabant en het CAT te Goes, was kleiner dan andere ja ren. Volgens ZLM-kringvoorzitter M.C.J. Kosten moet dit vooral wor den verklaard door de kou. "Er zijn zowel in huis als in de bedrijfsruim ten op het ogenblik veel problemen met verwarming, bevroren leidingen enz. enz.". Overigens was de sfeer goed en waren de inleidingen van hoog gehalte waarbij vooral de uit eenzetting van bedrijfsgenoot A. van Meijel uit de Noordoostpolder over zijn ervaringen met het schoonspui ten van machines bijzonder aansprak. Kosten sprak dan ook van een geslaagde dag. De heer M.A.H. van Tilbeurgh, voor zitter van de vereniging voor Bedrijfs voorlichting, stelde in zijn openingswoord dat de landbouw da gelijks wordt gekonfronteerd met ziekten, plagen en/of onkruiden die ook ons bedrijf kunnen besmetten. "Het is dan ook een goede zaak dat we er alles aan proberen te doen om dit alles van ons bedrijf te weren. Dat dit nooit voor honderd procent zal lukken is helaas bekend, maar om dit zo dicht mogelijk te benaderen, moe ten wij attent blijven op de werk zaamheden die wij uitvoeren". Werkgroep Ing. H. Salomons, specialist Gewas- en Bodembescherming bij het CAT te Goes, sprak over de "Bedrijfshygië ne in de landbouw ook voor uw bedrijf". De heer Salomons stelde dat er bij het werken met machines en het transpor teren van produkten grond versleept wordt. Met deze grond worden ook ziekten, plagen en onkruiden ver sleept, welke later niet altijd met che mische bestrijdingsmiddellen zijn te bestrijden. Bedrijfshygiëne moet de ze besmetting voorkomen en is dus een preventieve handeling. Een in het leven geroepen werkgroep heeft een aantal ziekten nader bestudeerd: Rhizomanie, ook op Tholen aanwe zig, is een schimmel die een virus bij zich draagt, welke vooral op de haar wortels van de suikerbiet voorkomt. Bij het afsterven van de haarwortels, komen cystensporen vrij die worden afgevoerd naar de sloot en dan voor namelijk in de slootbagger achterblij ven. Met het slootwater dat voor besproeien en beregenen gebruikt wordt, kan ook besmetting plaatsvin den. De bagger verdient echter de grootste prioriteit en zou afgevoerd moeten worden, maar hoe? Daar naast zouden alle percelen gere gistreerd moeten zijn, want momenteel weten de teeltbegeleiders van de suikerindustrie wel wat, maar er is nog onvoldoende bekend. Besmettingen worden wel vastgelegd op een PD kaart met een raster van 5x5 km2. Verordeningen zijn er mo menteel nog niet, maar het zou wen selijk zijn, aldus Salomons, dat het moet men alleen maar telen op een vrij perceel. Bij de aankoop van plant- uien dient men goed op te letten, om dat het toch mogelijk is dat er besmetting van witrot aanwezig is, doordat het zeer pleksgewijs op kan treden in een perceel. Kleefkruid wordt vooral met de dorsmachine verspreid. Deze dient daarom goed gereinigd te worden d.m.v. schoonblazen. Om besmetting via andere wegen te voorkomen moet uitgangsmateriaal met Waardering 1 worden gebruikt. Het reinigen van de werktuigen kan plaatsvinden met perslucht voor b.v. de maaidorser en met spoelwater voor andere werktuigen en dan met een hoeveelheid van 200 L/minuut bij een druk van 5 a 10 bar. Een aantal zaken blijft volgens de heer Salomons nog onduidelijk, zo als: Waar moet het spoelwater naar toe, riool, sloot? Moet sorteergrond gestoomd bij 100°Cen moet planten- afval, naar de vuilnisstort? De bie tenstaartjes worden nu reeds buiten de landbouw afgezet. Uienafval kan een bron van koprot zijn. Mest De heer J. Kodde, specialist bodem, bemesting en water bij het CAT te Goes sprak over: "Mestoverschotten- problematiek en aanwending van dierlijke mest in de akkefbouw". De sfeer tijdens de familiedag was goed en de inleidingen waren van een hoog gehalte. Vooral de uiteenzetting van pootgoedteler A. van Meijel uit Espel (NOP) over het schoonspuiten van machines sprak de aanwezigen aan. telen van suikerbieten en plantgoed op besmette percelen verboden werd. Aardappelmoeheid (AM). Het am- beleid staat momenteel ter diskussie. Landelijk is er een toename te konsta teren. Zeeland is officieel vrij van AM. Het terugbrengen van de zeefgrond naar het perceel is mogelijk, maar de sorteergrond zou eigenlijk gestoomd moeten worden. Bij Phoma is volgens Salomons verder fundamenteel on derzoek nodig, omdat alle feiten nog niet bekend zijn. De wondjes van be schadigde kiemen zijn gevoelig voor besmetting. Bij witrot kan besmetting alleen nog plaatsvinden door trans port van grond, de sclerotiën zijn erg persistent en blijven daardoor erg lang in de grond achter. Het chemi sche middel Sumisclex helpt alleen bij een lichte besmetting. De heer Salo mons beveelt dan ook aan om afval en waardeloze uien buiten de land bouw af te zetten. Zilveruien die een zeer intensief wortelstelsel hebben Hij ging uitvoerig in op de mogelijke oplossingen van het mestprobleem en noemde het verlagen van het mine raalgehalte van het voer als een mo gelijkheid. De waarde van de mest zal daardoor ook kunnen dalen. Verder verwerken en/of export is nu beperkt mogelijk, maar na drogen, indikken of scheiden zou dat meer perspektief kunnen bieden. Voorts een betere ver deling over Nederland en als de eer der genoemde oplossingen niet voldoende zijn een beperking van de veehouderij. De akkerbouw stelt van haar kant ei sen aan de af te nemen mest, men wil graag via een analyse weten om wel ke mestsoort het gaat en de hoeveel heid mineralen. De samenstelling dient daarbij zo homogeen mogelijk te zijn, max. 10% afwijking, en vrij van schadelijke onkruiden, cysten, rhizomanie e.d. De mest dient tevens beschikbaar te zijn in de versprei dingsperiode aug. t/m okt. en mag te vens niet meer dan de maximale gehaltes zware metalen bevatten. J. Kodde Mest van vee gevoed met fabrieksvoer geeft de minste kans op besmetting met schadelijke onkruiden en ziekten. Men dient vooral op te passen met het gebruik van rundvee- en zeugenmest en mestkuikenmest waarin stro als strooisel aanwezig is en ook ruwvoer een besmettingsbron kan zijn. Welke gebieden in Nederland komen nu in aanmerking om de mestover schotten verantwoord aan te wenden? Dat zijn die gebieden die volgens de heer Kodde momenteel nog minder mest produceren dan er aan fosfaat toe gediend mag worden. En dat zijn vooral de N.O.P., Flevo en Zeeland, met een produktie van respektievelijk 31,15 en 23 kg. De gebruiker van orga nische mest zal ook willen weten of het gebruik van deze mestsoort ook econo misch verantwoord is. De waarde wordt berekend door de waarde aan P205, K20 en de te verwachten meerop brengst op te tellen. Bij het gebruik van een hoeveelheid mest met een totaal van 3500 kg aan droge stof per ha. komt men dan bij najaarsaanwending tot de waarden, zoals weergegeven in de tabel. Mestwetten Om nu het grondwater en de bodem te beschermen tegen te hoge waarden aan mineralen is per 1-1-1987 de Wet op de Bodembescherming van kracht geworden. Hierin staat ook dat er ei sen gesteld moeten worden aan maxi male meststofhoeveelheden per ha. Deze hoeveelheden worden vastgelegd in de Meststoffenwet die waarschijn lijk per 1-4-1987 in werking treed. In het huidige koncept van die wet staan o.m. de volgende bepalingen: De maximale toediening P,Ot per ha. bedraagt voor bouwland 125 kg, voor grasland 250 kg en voor mais 350 kg. Er zullen heffingen worden opgelegd nl. een basisheffing en een overschots heffing: zonder grond ƒ0,50 per kg. fosfaat, met grond minder dan 125 kg is vrij, met grond 125 - 200 kg/ha ƒ0,25 en met grond meer dan 200 kg ƒ0,50 en voorts een afzetbijdrage aan de te veel geproduceerde mest. Er komt een veehouderij uitbreidings verbod boven 125 kg P,0( per ha. Er zal een mestboekhoüding bij ge houden moeten worden. Bij het aangaan van een afzetovereen- komst hoeft men minder heffing te betalen. Deze overeenkomst moet voor minimaal 4 jaar gelden en bij opslag in een silo 5 jaar. De heer Kodde stelt dan ook dat met deze wetgeving de veehouderij weer grondgebonden is geworden. Uitbrei ding is alleen mogelijk tot een pro duktie van 125 kg P2Os per ha. Dat biedt echter niet veel perspektief, want per ha kan men dan 250 kippen, 17 mestvarkens of 3 koeien houden. Praktijkervaring De heer A. van Meijel, landbouwer en pootgoedteler te Espel sprak na de middag over "Praktijkervaring met het schoonspuiten van machines". Hij gaf als praktiserend boer aan hoe hij op zijn bedrijf tracht zoveel mo gelijk de kans op besmetting met on kruiden en ziekten te voorkomen. Het is niet voldoende dat alleen de machi nes steeds gereinigd worden, maar er is ook aandacht nodig voor het ge kochte zaaizaad, pootgoed, mest, ruwvoer en tulpenplantgoed. Zaai zaad moet altijd eerste kwaliteit zijn. Bij eventuele aankoop van pootgoed wordt dat voorgewassen en met kwik ontsmet. Het tulpenplantgoed moet vrij zijn van verontreinigingen zoals, kleine aardappelen en kluiten. Het af- dekstro moet vrij zijn van onkruid en dat wordt voor de oogst bij de leve rancier eerst bekeken. Snijmais koopt hij aan via de Voerbank en ook hier wordt de afkomst nagegaan. Voeraard- appelen koopt hij nooit omdat het risiko daarvan te groot is. De slacht- kuikenmest die hij op zijn bedrijf aan wendt is ook van bekende afkomst en is bij voorkeur met houtstrooisel. De hoeveelheid sorteergrond op zijn be drijf valt wel mee en wordt recht streeks op de vuilstortplaats gebracht. De hoofdzaak is voor de heer Van Meijel dan ook het werken met scho ne machines, een zaak waar hij al ze ven jaar ervaring mee heeft. Het is toen begonnen om de besmetting van zwart benigheid te voorkomen. Knol- cyperus is vooral nu een zaak waar we attent op moeten zijn, het voordeel hierbij is dat het goed zichtbaar is. Zowel binnen de samenwerking met de buren als bij het inzetten van de loonwerker worden de machines schoongemaakt en/of gekontroleerd. Het loonwerktarief voor schoonma ken varieert van ƒ35 tot ƒ150, in de praktijk wordt ƒ50 gerekend voor een bietenrooikombinatie. Het schoon maken gebeurt met veel water en wei nig druk, waarna de machine wordt doorgesmeerd. Bij het I.M.A.G. wordt nog getest wat de beste verhou ding is tussen water en waterhoe- veelheid. Speciale spoelplaats De heer Van Meijel heeft sinds 1984 de beschikking over een speciale spoelplaats. Om over voldoende wa ter te kunnen beschikken heeft hij een bron laten slaan met een opbrengst van 20 m1 per uur, die opgepompt wordt met een onderwaterpomp van 200 l/min. bij 5 Bar. Deze spuitplaats is zo gesitueerd dat hij er altijd langs komt als hij van zijn perceel komt. Je hoeft dan maar op de knop te drukken en je kunt spui ten, aldus de heer Van Meijel. Deze spuitplaats heeft 3-5% schot, zodat het water en slib afgevoerd worden naar een speciaal gegraven sloot vfcn 70 m3 inhoud. De slibhoeveelheid be draagt per jaar 1-1 '/2m3. Het water in de sloot zakt via de ondergrond weg, zodat andere sloten niet besmet wor den. Heeft men deze mogelijkheid niet, dan kan ook eventueel op het ri ool geloosd worden, maar men moet dan wel voorzieningen treffen voor de opvang van slib, olie en vet. De kosten van zo'n spoelplaats ko men gemiddeld op ƒ8000 tot ƒ12000. Deze kosten zijn over een zeer lange termijn af te schrijven en er staat ook een kostenbesparing op chemische middelen tegenover. Voorkomen is dan ook beter dan genezen en t.o.v. de export is het een positieve bijdra ge dat er op gezonde bedrijven is geteeld. De heer Van Meijel besloot zijn inlei ding met te stellen dat een belangrijk facet bij bedrijfshygiëne is het schoonspuiten van de machines als men van de een naar de ander gaat en ook van het ene perceel naar het an dere perceel. Het slib dient dan wel naar een veilige plaats afgevoerd te worden. Als iedereen dat doet, werkt men ef ficiënt en goedkoop, want men hoeft dan minder grote afstanden te over bruggen om schoon te spuiten. 8 Vrijdag 30 januari 1987

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 8