Doorbraak van witlofhybriden
zonder bruine pit
Spruitkool: een bewuste rassenkeuze is van groot belang
|f
Zaadbedrijven introduceren regelmatig nieuwe produktieve witlofhy
briden. Een groot probleem van deze hybriden is veelal dat deze ge
voelig zijn voor bruine pitten. Hierdoor kan dit uiterlijk goede lof
niet als Klasse I geveild worden. Daarom is het uit financieel,
kwaliteits- en eksport oogpunt uitermate ongewenst deze rassen te te
len. In de late trek en de zomertrek zijn onlangs een aantal nieuwe
hybriden getest. Uit dit onderzoek blijkt dat de zaadbedrijven erin
geslaagd zijn produktieve hybriden te maken die geen problemen
hebben met bruine pitten.
Het optreden van bruine pit is sterk
afhankelijk van de trekperiode en de
rassenkeuze. In de zeer vroege en de
vroege trek komt dit probleem
slechts in geringe mate voor. Vanaf
de middenvroege trek (opzetten van
de wortels vanaf half november)
vormt dit verschijnsel echter een
groot probleem. Zeer laat in het sei
zoen (zomertrek) kan dit probleem
weer wat afnemen.
Doordat het optreden van bruine pit
ook sterk rasgebonden is kan men
door de rassenkeuze voor iedere
teeltperiode de juiste rassen kiezen.
Onderzoek
In 1984/1985 is vooronderzoek
gestart naar de gebruikswaarde van
tien witlofrassen voor de late trek en
de zomertrek zonder dekgrond. De
rassen zijn half mei op vijf verschil
lende plaatsen in het land gezaaid.
De wortels zijn begin november
gerooid.
In totaal zijn van deze wortels op
proeftuinen en bij tuinders elf trek
ken uitgevoerd vanaf februari t/m
begin september. De zes beste rassen
zijn opnieuw beproefd in
1985/1986. De wortels zijn toen op
vier verschillende plaatsen uitge
zaaid. Van deze wortels zijn negen
trekken uitgevoerd. De zaai-, rooi
en teeltperiode komen overeen met
het onderzoek van 1984/1985. Ieder
ras is per trek op drie data geoogst.
Van ieder ras is de optimale oogst
per trek gebruikt voor de berekening
van de resultaten. Een gewaskom
missie, waarin vertegenwoordigers
zitten van de NTS, de zaadbedrij
ven, de voorlichting, de NAK-G en
het onderzoek heeft het lof op een
aantal eigenschappen beoordeeld.
Resultaten
De resultaten van de late- en de zo
mertrek zijn samengevat in tabel 1
en tabel 2.
Voor de late trek worden Faro, Li
ber LO, Liber MO, Tardivo en Vi-
proda aanbevolen. Van deze rassen
heeft Faro zeer goed voldaan. Deze
hybride is gemiddeld 23% produk-
tiever en heeft zelfs gemiddeld een
32% hogere kwaliteit I produktie
dan de aanbevolen selekties. Boven--
dien is dit ras zeer weinig gevoelig
voor bruine pitten. De trekduur is
gemiddeld één dag langer dan de an
dere rassen. Soms heeft dit ras iets
last van bakterierot.
Liber LO, Liber MO, Tardivo en Vi-
proda hebben vrij goed voldaan. De
ze rassen verschillen onderling nau
welijks in totaal produktie en kwali
teit I produktie. Van deze selekties
zijn Tardivo en Liber MO het minst
gevoelig voor bruine pitten.
Landova is niet aanbevolen. Deze
hybride is wel voldoende produktief
maar heeft in deze trekperiode te
veel bruine pitten.
Uit dit onderzoek blijkt ook dat de
hybriden Bea en Flash in de late trek
ongeveer 75% bruine pit hebben en
dus ongeschikt zijn voor deze trek
periode.
Voor de zomertrek worden alleen de
produktieve hybriden Faro en Lan
dova aanbevolen.
Van deze aanbevolen rassen heeft
Faro goed voldaan. Deze hybride is
ook in de zomertrek zeer weinig ge
voelig voor bruine pitten en goed tot
zeer goed produktief. Landova heeft
vrij goed voldaan. Deze hybride is
eveneens goed tot zeer goed produk
tief, maar is gevoeliger voor bruine
pitten dan Faro. Het percentage
bruine pitten van dit ras is in de zo
mertrek lager dan in de late trek.
De nu nog veel gebruikte selekties
Liber LO, Tardivo en Viproda heb
ben slechts matig voldaan. Deze ras
sen hebben slechts een matige totaal
produktie. Liber LO is in deze trek
periode gevoelig voor holle pitten,
die bruin kunnen verkleuren. Tardi
vo heeft bovendien een lage kwaliteit
1 produktie.
Terosa heeft onvoldoende voldaan.
Dit ras heeft een lage totaal produk
tie en een lage kwaliteit I produktie.
Samenvatting
Uit onderzoek naar de gebruiks
waarde van witlofrassen voor de late
trek blijkt dat voor deze trekperiode
de hybride Faro zeer goed voldoet.
De selekties Liber LO, Liber MO,
Tardivo en Viproda voldoen vrij
goed. De hybride Landova voldoet
matig vanwege de gevoeligheid voor
bruine pitten.
Voor de zomertrek worden de hybri
den Faro en Landova aanbevolen.
Het optreden van bruine pit is sterk rasgebonden
De selekties Liber LO, Tardivo en
Viproda voldoen voor deze trekperi
ode slechts matig, omdat ze niet vol
doende produktief zijn ten opzichte
van de aanbevolen rassen. De selek-
tie Terosa
voldaan.
heeft onvoldoende
A. Biesheuvel, PAGV en
P. van de Zweep, RIVRO
Tabel 1. Overzicht van raseigenschappen bij witlof voor de late trek.
De rassen zijn alfabetisch gerangschikt.
ras
inge
slui-
gevoeligheid voor2)
relatieve3)
gewichtspercentage
rel.
aan-
zonden
tingl)
bruine
holle
opbrengst
kwal.l
kwal.l 1
Pit-
beve-
door
pitten
pitten
tot.
kwal.l
kort
lang
totaal
lengte
ling4
Faro(H)
Nunhem
6,5
9
8,5
117
123
22
57
17
44
Landova(H)
Nunhem
7,0
4
8
110
114
37
40
18
44
-
Mechelse laat
- Liber LO
Pannevis
6,0
5,5
7
94
90
39
34
22
42
- Tardivo
Nunhem
5,5
7
8,5
95
89
38
33
24
44
- Viproda
Enza
6,0
5,5
8
92
91
47
27
21
43
Mechelse
middelvroeg
- Liber MO
Pannevis
6,0
6,5
8
94
93
41
33
20
45
1) 1 extreem slecht; g= zeer goed; 2) 1 volledig vatbaar; g- ongevoelig voor bruine of holle pitten; 3) (per 100 opgezette wor
tels): 100 resp. 11.0 en 8.3 kg; 4) aanbevolen; - niet aanbevolen; H hybride.
Tabel 2. Overzicht van ras-eigenschappen bij witlof voor de zomertrek.
De rassen zijn alfabetisch gerangschikt.
ras
inge
sluitgevoeligheid
voor 2)
relatieve 3) gewichtspercentage
rel.
aan
zonden
ting 1)
bruine
holle opbrengst
kwal.l
kwal. 11
pit-
beve
door
pitten
pitten tot.kwal.l
kort
lang
totaal
lengte
ling 4)
Faro(H)
Nunhem
7,0
8,5
7
105
118
22
46
24
40
Landova(H)
Nunhem
6,0
5,5
7,5
115
106
24
32
23
43
Mechelse laat
-Liber LO
Pannevis
7,0
3,5
5
95
102
44
22
25
36
- Tardivo
Nunhem
6,0
6
7,5
97
84
25
28
29
41
- Viproda
Enza
6,0
4,5
7
96
106
40
27
25
41
Mechelse
middelvroeg
- Terosa
Royal Sluis
5,5
7
6,5
91
83
43
11
25
44
1)1= extreem slecht; g= zeer
goed; 2) 1
volledig vatbaar; g= ongevoelig voor bruine of holle pitten; 3) (per 100 opgezi
tels): 100= resp. 8,3 en 5,1 kg; 4) aanbevolen; -= niet aanbevolen; H= hybride.
Spruitkool is in de Nederlandse
groenteteelt nog altijd één van de be
langrijkste vollegrondsgroentegewas-
sen met een areaal dat schommelt
rond de 6000 ha. In 1985 was het uit-
geplante areaal 5920 ha en in 1986
was dit 6300 ha. Ook in Zeeland
neemt het areaal toe. In 1983 werd er
106 ha geteeld, in 1984 was dit 124 ha,
in 1985 150 ha en in 1986 was dit 220
ha.
Het grootste deel van de spruiten
wordt machinaal geoogst. Voor dit
machinaal oogsten moeten de rassen
naast een cilindrische spruitzetting
ook een goede stevigheid hebben.
Na 1 januari kunnen zich bij de een
malige pluk veel moeilijkheden voor
doen. De onderste spruiten raken
versleten en kunnen vorstschade ver
tonen. Soms kan door de vorst, zo
als in 1985 en 1986 gebeurd is, een
groot deel van de oogst verloren gaan.
Om na de jaarwisseling het risiko van
kwaliteitsachteruitgang en het vorstri-
siko uit te sluiten kan men spruiten
aan de stam bewaren. De ontblader
de stammen worden bij -1°C in ijs be
waard of bij +1°C in de CA
bewaring. Door vóór Kerstmis de
stammen in de koelcel op te slaan kan
men zelfs tot maart nog spruiten af
leveren van goede kwaliteit, een rela
tief hoge produktie t.o.v. de late
rassen en met vaak hoge prijzen.
In onderstaande tabel 1 wordt een
overzicht gegeven van de raseigen
schappen bij spruitkoolhybriden.
Enige nieuwkomers
De volgende rassen zijn opgenomen
in het voortgezet onderzoek van
1986/1987.
Middenvroeg
Nun 3254; Rider; Jackeline.
Laat: SG 676.
Deze hybriden zijn het waard op be
perkte schaal te proberen onder de
kondities die op uw bedrijf gelden.
ing. A. Keyzer
sektie vollegrondsgroenten
CAT Barendrecht
1 abel I Ovrr/kht van dc raseigenschappen bij spruilkoolh) luiden (eenmalige oogst). Dc cijfers en gel al
len zijn in hel algemeen een gemiddelde van 1981/82 lol en mei 1985/86.
IX' rassen zijn gerangschikt naar afnemende viocgheid.
Vrocgheids-
gi oep
.Soiteiings-
verlioiiding
Spiuilkwulilcit
U 4 A B4C r
<31 min >31 mm c 5
Zeer vroeg
A
Oliver
8
107
30
70
7
5.5
8
6
6
4
Vroeg
D
Ottoline
7.5
121
40
60
6
6.5
6.5
6.5
7
4
A
Titurcl
7.5
102
50
50
7
6
8
6.5
6
A
Nicotine
7.5
III
60
40
5
6.5
6.5
7
7.5
■1
N
Dolmic
7.5
103
60
40
6
6.5
7.5
7
7.5
N
Adeline
7.5
117
45
55
6
6.5
6.5
7.5
7.5
4
Midden-
A
Roger
7
110
40
60
5
6
8.5
6.5
7
vroeg
A
Acropolis
6.5
105
65
35
8
6.5
6.5
7
7
•1
N
(iolfcr
6.5
107
50
50
4
6.5
6.5
6.5
7.5
-1
A
Rimdry
6.5
98
45
55
7
7.5
7
7
7.5
N
Asgaid
6.5
110
45
55
7
6.5
7.5
7
7
Middeldam
Richard
6
103
45
55
4
5.5
7.5
6.5
6.5
A
Boxer
6
104
60
40
6
6
6
6.5
7
1
B
Fighler
5.5
91
60
40
7
6.5
6.5
7
7.5
f
u
Porter
5.5
87
55
45
7
6
7
6.5
7
-
Lucas
5.5
92
60
40
7
6.5
6.5
6.5
7
-
-
Waller
5.5
90
70
30
6
5.5
8
6.5
7.5
-
A
Tardis
5.5
88
65
35
6
6.5
8
6.5
7
A
Rampart
5.5
91
55
45
6
7
7
7
7.5
Laat
A
Igor
5
102
55
45
7
7
7.5
6.5
7
4
N
Lauris
5
105
50
50
7
8
8
6.5
6.5
4
B
Cascade
5
88
65
35
6
6.5
7
7
7.5
4
B
F.rwin
5
84
60
40
8
6
7.5
6.5
7.5
4
A
Gabion
4.5
92
65
35
8
6.5
6
6.5
7.5
4
N
Pilar
4.5
101
50
50
7
6.5
6.5
7.5
7.5
4
B
Portress
4
82
55
45
7
6.5
7.5
6.5
7.5
4
N
Edmund
4
104
60
40
7
7
8.5
6.5
8
4
'I Vrucghciil: I - extreem laai; 9 cxlu'cm vroeg. Opbi engst: 100 22.1 kg/aie. Vaibaaihcid vooi bladvlekken-
/ickle: I volledig aangciasi; 9 onvatbaar. KleurI extreem slecht; 9 m zeer goed. M Vleugels: I volledig
gevleugeld'extreem ruw; 9 - geen vleugels/extreem glad. Smet: I - alle spruiten hebben smet; 9 - geen smet.
iele blaadjes: I alle spruiten hebben geel blad; 9 geen geel blad. Aanbeveling l aan te bevelen; niet
aan te bevelen.
Rassenbijlage
17