Met zorg geteelde luzerne geeft goede opbrengst Konsument ontdekt de zoete suikermais Algemeen Voor de teelt van luzerne is de laatste jaren duidelijk (wat) meer belangstelling. Hiervoor zijn ver schillende redenen. In Nederland was er in 1982 2013 ha luzerne, in 1986 3429 ha volgens de land bouwtelling van het CBS. De teelt is overwegend gekonsen- treerd in Groningen, Noord- Holland en in (midden) Zeeland. In dit artikel zal op verschillende aspekten van de teelt nader wor den ingegaan. Voor het kunstmatig gedroogde pro- dukt is er voldoende afzet. Eiwit- houdende voedermiddelen worden in de EEG nog geïmporteerd. Ook voor luzernehooi is er een goe de afzetmogelijkheid. Een ander aspekt is de grondverbetering door de luzerneteelt. De grond wordt tot op grote diepte doorworteld. Dit is gunstig voor de waterdoorlatend- heid en de luchtvoorziening in de on dergrond. Luzerne is geen 'breker' van echte storende lagen. Bovendien brengt luzerne stikstof in de grond. Grondsoort Voor luzerne gaat de voorkeur uit naar goed ontwaterde kalkrijke zavel- of kleigrond. Naarmate de grond minder kalk bevat of de ont watering minder goed is, zal men te genvallende resultaten rekening moeten worden gehouden. Het wor telstelsel moet 2 winters in goede konditie blijven, om in de groeiperi ode veel bovengrondse massa te kunnen produceren. Slemp- en droogtegevoelige gronden zijn min der geschikt voor de teelt van luzerne. Voorvrucht en nateelt Vlas is (was) de meest geschikte dek- vrucht. Omdat bij vlas het dauwro- ten steeds meer toepassing vindt, komt dit gewas minder in aanmer king als dekvrucht. Alleen als het vlas na de oogst nog aan de schelf gezet wordt is onderzaai van luzerne mogelijk. De volgende mogelijkhe den blijven over: Onder dekvrucht in wintertarwe, in open land in het voorjaar of na de oogst van een vroeg voorgewas. In veel gevallen wordt in het voor jaar in wintertarwe ingezaaid. Voor waarde is een stevig en niet te blad rijk gewas wintertarwe, dus niet te dik zaaien en eventueel een iets rui mere rijenafstand toepassen. Zono dig 1 a 2 maal een CCC-bespuiting (tijdig) toepassen. Een wat schrale le stikstofgift en de stikstof verdelen over 3 tijdstippen van aanwending. Bij de keuze van bodemherbiciden in het najaar in de tarwe, moet er reke ning mee worden gehouden dat deze geen kans op schade voor de luzerne opleveren. Vooral het tijdstip van toépassing kan daarbij van invloed zijn. Bij de teelt onder dekvrucht wintertarwe is het van belang dat de jonge luzerneplantjes voldoende ontwikkeld zijn voordat het tarwe- gewas gaat sluiten. Bij beoordeling van de stand van de jonge luzerne direkt na de oogst van de dekvrucht mogen geen holle plek ken van betekenis voorkomen. Dit leidt vaak tot veronkruiding (gras). In open land in het voorjaar wordt ingezaaid zodra de grond geschikt is. Meestal worden enkele kg van een éénsnedige Alexandrijnse klaver toe gevoegd. Dit is gunstig voor een vlotte grondbedekking o.a. om on kruidontwikkeling te beperken. Meestal worden in het le jaar twee sneden gewonnen. In tegenstelling tot bij zaaien onder dekvrucht win tertarwe, blijkt bij zaai in open land, een 3-jarige teelt goede resultaten te geven, ook in het 3e jaar. Luzerne inzaaien na een vroeg gewas is mogelijk tot eind juli - begin au gustus. Dit moet dan wel plaatsvin den in een goed zaaibed en bij een goede vochtvoorziening. De opkomst moet niet te lang ach terwege blijven. Voor een goede overwintering moet het gewas vol doende ontwikkeld de winter ingaan. Als volggewas worden veelal aard appelen geteeld. Aan een goede stoppelbewerking wordt veel waarde gehecht. Eerst niet te diep stoppel- ploegen en daarna enkele malen kul- tivateren bevordert een goede verte ring van de stoppels. Het met de ploegschaar goed afsnijden van de bovengrondse delen (de 'kopjes' is nodig om hinderlijke hergroei in volggewassen te voorkomen. Soms wordt een lichte N-gift aangewend om de vertering te bevorderen. Or ganische mest, zoals o.a. mestkui- kenmest kan ook als stikstofbron worden beschouwd. Een luzernestoppel zonder voorbe werking op wintervoor ploegen is niet aan te bevelen. Veel gewassen zijn geschikt als volggewas. Het meest voor de hand liggen de rooi- vruchten, zoals aardappelen en sui kerbieten. Bij suikerbieten moet re kening worden gehouden met enige nalevering van stikstof. Na luzerne kan ook eerst wintertarwe worden gezaaid, gevolgd door aardappelen of bieten. Zaaien Luzerne moet in een fijn zaaibed worden gezaaid. Het zaaibed mag niet diep losgemaakt worden, 2 cm. De zaaidiepte is gelijk aan die van vlas. Het tijdstip van zaaien is aangebro ken zodra grond- en weersomstan digheden dit toelaten. Bij een rijen afstand van 8-20 cm wordt 30 kg zaaizaad per ha gebruikt. Rassen In de rassenlijst zijn 2 luzernerassen opgenomen: Resis en Europe. Beide rassen zijn stevig en geven een goede droge stofopbrengst. Hoge cijfers betekenen goede win- tervastheid, vroege bloei, goede ste vigheid of grote resistentie. De gege vens zijn gemiddelden over de jaren 1977-1985. Bemesting Luzerne heeft het vermogen om stikstof uit de lucht vast te leggen. Onder gunstige omstandigheden en bij een goede beworteling is een stikstofbemesting dan ook overbo dig. Fosfaat en kali dient te worden gegeven volgens bemestingsadvies en liefst elk jaar. Luzerne onttrekt de nodige fosfaat en kali aan de grond. Voor een goede beginontwikkeling is een verse fosfaatgift vaak gewenst. Onkruidbestrijding In januari-februari, wanneer de lu zerne in winterrust is kan zonodig duist worden bestreden met 10-15 kg profam/ha. Straatgras en muur van december tot februari met 4-6 1/ha chloorpro- fam 40Duist, straatgras en muur in februari en maart met 5-71 of 3 kg legurame. Dit mag nog worden toe gepast als de luzerne met de hergroei is begonnen. Voor zaadonkruiden wordt verwezen naar de hand leiding. Kweekgras kan bij 15-25 cm hoogte met 3 1 Fervinal 5-10 1 Schering -1 IE olie worden bestreden. Ziekten Bladvlekkenziekte. Hierbij treedt veel bladverlies op, vooral in de herfst. Een aangetast gewas dient spoedig gemaaid te worden. De vol gende snede is dan vaak weer ge zond. De schade valt mee. Verwelkingsziekte. Van de aange taste planten verwelkt eerst een en kele stengeltop. De bladeren ver kleuren geel. Daarna volgt een lang zame afsterving. Tijdens warm, droog weer verloopt de afsterving snel. De bestrijding bestaat uit het zorgen voor een ruime vruchtwisse ling. Verder een goede ontwatering en kuituurtoestand van de grond. De schimmel die deze ziekte veroor zaakt blijft in de grond achter. Beschadigingen door emelten en bladluis treden soms ook op. Het tij dig onderkennen hiervan is nodig om de schade beperkt te houden. De rassenlijst 1987 geeft de vol gende gegevens: Resis Europe wintervastheid 7 IV2 vroegheid van bloei 7 IV2 stevigheid 8 8 resistentie tegen verwelkingsziekte 8V2 6 resistentie tegen bladvlekkenziekte 7 8 droge stofgehalte in 17,6 18,3 ruw-eiwitgehalte in van de droge stof 21,2 20,7 droge stofopbrengst in verhoudingsgetallen 101 99 Luzerne kan ook goed gebruikt worden om er eiwitrijk struktuurvoer van te maken Aanwezigheid van emelten kan in de winter al worden aangetoond door een plak grond van 10 bij 10 cm in zout water te leggen. De emelten ko men dan boven drijven. Bij langdu rig droog, warm weer kan bladluis veel schade doen aan het gewas. Dit bleek o.a. in 1986. Een bespuiting met 1 kg of 1 parathion/ha of 0,5 kg pirimicarb is dan noodzakelijk. Het laatste is veilig voor de bijen. De veiligheidstermijn, in verband met giftigheid en oogsttijd, moet in acht worden genomen. Oogst Na het jaar van uitzaai wordt ge woonlijk 3 keer per seizoen ge maaid. Maaien tussen half septem ber en begin oktober is niet aan te bevelen. De kans op schade door vorst in de winter is dan groot. Het gewenste tijdstip van maaien is bij begin bloei. Bij later maaien is er kans dat de nieuwe uitloop ook wordt meegemaaid. Dit belemmert een vlotte hergroei. Het oogsten dient onder droge omstandigheden te gebeuren. Beschadiging van de stoppel en van de struktuur van de grond mag niet plaatsvinden. Een reden te meer om luzerne te telen op een goed doorlatende grond. Het merendeel van de luzerne is bestemd voor de drogerij. Voor de oogst worden vrij zware machines gebruikt. Tijdens het oogsten moet er zo weinig mogelijk stagnatie zijn, dus wordt er ook wel doorgewerkt onder minder gunstige omstan digheden. Een gemiddelde opbrengst is 12 ton gedroogd produkt per ha, maar 14 ton per ha is goed haalbaar. Voor afzet naar de drogerij zijn er twee kontraktmogelijkheden: 1Op ha-basis voor ƒ2.165,— per ha, inkl. b.t.w. en toeslag (/50/ha). 2. Op basis van hoeveelheid ge droogd produkt, wat neerkomt op ƒ178,per ton, inkl. b.t.w. en toeslag (/50/ha). Bij een opbrengst van 14 ton ge droogd produkt bedraagt de bruto geldopbrengst 14 x ƒ178 ƒ2.492,per ha; bij 12 ton ƒ2.150,per ha. Daarnaast wordt luzerne op beperk te schaal gemaaid voor hooiwinning. Voor luzernehooi wordt doorgaans een goede prijs betaald. In verband met weerrisiko moet luzerne op rui ters gezet worden. Dit is vrij zwaar, minder aangenaam werk. Voor teelt op kleinere schaal is dit echter wel uitvoerbaar wanneer de benodigde arbeid aanwezig is. De hooiop- brengst is 12-15 ton/ha. Bij een prijs van ƒ400,/ton brengt dit 5.000,op. Dit betekent dat de geldopbrengst bij hooien meer dan het dubbele is van kunstmatig ge droogde luzerne. De toegerekende kosten, zaaizaad, bemesting, onkruidbestrijding en di versen bedragen ƒ500,—/ha. Bij hooiwinning komen de kosten van maaien enz. hier nog bij wanneer dit in loonwerk wordt uitgevoerd. Wil men niet hooien, dan ligt het voor de hand dat kontakt wordt op genomen met een drogerij. Als er ge hooid wordt, kan de afzet recht streeks vanuit de ruiter plaatsvinden of na tijdelijke opslag op het bedrijf. Dit brengt meer werk mee en ook enig gewichtsverlies. Namens de Konsulentschappen voor de Akker- en Tuinbouw in Zuidwest Nederland, W. Janse Ekstra zoete suikermais is door 'Meo Voto' Zaden bv te Andijk als eerste op de Nederlandse markt ge bracht en met toenemend sukses. Voorheen werd de gewone zoete sui kermais gebracht, welke belangrijk minder suikergehalte heeft dan de ekstra zoete rassen. Ekstra zoete rassen hebben een sui kergehalte van wel boven de 16%, en zijn derhalve veel smakelijker. Daar de ekstra zoete rassen uit een z.g. 3-weg hybrideteelt stammen (de teelt van het zaad neemt 2 jaar in beslag) zijn de zaadprijzen navenant hoger dan de enkel zoete rassen. Steeds meer gaat men thans in Ne derland over tot de teelt van ekstra zoete rassen, daar de konsument de ze rassen wel degelijk weten te waarderen. Jammer genoeg zijn de telers nog niet zover dat ze allen de maiskolven naar behoren afleveren, n.l. in plasticbakjes van 2 stuks, afgepakt met krimpfolie, en dan nog 2 zo ge lijk mogelijke kolven in een bakje. Het is zelfs voorgekomen dat tuin ders gewone voermaiskolven tussen de zoete verpakten, een zekere weg om de markt totaal te bederven. Hieraan schijnt door de moderne testmethoden een eind te zijn gekomen. Nederland is geen land dat snel nieu we groentesoorten aksepteert, doch gezien de ervaringen met champig nons, paprika's, enz. zien wij in de toekomst voor de suikermais veel goeds, mits de kwaliteit en de ver pakking streng in de hand wordt ge houden. In de USA is suikermais veruit de grootste groente (ca. 17%) en het zou ons niet verwonderen als ook in ons land dit produkt over enige ja ren goed bij de konsument staat aan geschreven. Opkweek Suikermais kan in perspotten wor den opgekweekt. Het zaad kan rechtstreeks op de perspot worden gezaaid, verspenen is niet nodig. De opkweek duurt 2-3 weken. De penwortel groeit erg snel door de perspot heen. Zet ze daarom uit op plastic of direkt in een plastic bak. Vanaf half mei kan men ook direkt ter plaatse zaaien. De plantdichtheid bij ter plaatse zaai of uitplanten is 6 tot 7 planten per m2. Bij een rij afstand van 75 cm wordt de afstand in de rij 20 cm. Bij ter plaatse zaai zaaien we 400 zaden per are oftewel met een zaaiafstand in de rij van 16.6 cm. Bij de te verwachten 85% opkomst zal de standdichtheid de 6-7 planten per m2 dicht benaderen. Fritvlieg De fritvlieg kan flinke vraatschade in het hart van de plant geven. De schade lijkt op die van de preimot in prei. Bestrijd de fritvlieg in eerste in stantie door het zaad te behandelen met 10 gram Mesurol per kg zaad. Zijscheuten wegnemen Bij suikermais is het niet gewenst de zijscheuten te laten zitten. Ze heb ben een nadelige invloed op de groei en ontwikkelingen van de hoofd scheut. Bovendien vergroten ze de kans op een minder sterk uitgroeien van de kolf, waardoor deze uiteinde lijk kleiner van stuk zal zijn. Als de zijscheuten een lengte van 20 k 25 cm hebben kunnen ze worden verwij derd. Door dit tijdig te doen wordt de oogst zelfs vervroegd. Belangrijk element Voor suikermais is fosfaat een be langrijk voedingselement. Geef daarom bij uitplanten of zaaien bij voorkeur een rijenbemesting met fosfaat. Geef de fosfaat dan op 5 cm naast de rij en 3-5 cm onder het zaad of op de perspot. Meestal is per ha de op deze manier gegeven fosfaat gift 60 kg zuivere P205 per ha. Geeft men geen rijenbemesting dan moet men voor de grondbewerking 120 kg zuivere P205 per ha geven. Naast fosfaat geven we 150 kg zuivere stikstof, 100 tot 150 kg zuivere kali en 75 kg zuivere magnesium. In het verloop van dê teelt zijn mangaan en borium belangrijke spoorelementen. Teelt afzonderen van snijmais Voor de teelt van suikermais komen de rassen Early Extra Sweet, Tasty Sweet en Sweet Nugget van Meo- Voto Zaden, Andijk in aanmerking. Teel suikermais in afzondering van gewone mais. Wanneer suikermais wordt bestoven door gewone mais zal de zoete smaak wegvallen. De suikermais smaakt dan gewoon naar snijmais. Snijmais mag daarom niet binnen een afstand van 200 meter van de suikermais staan. Voor een goede bestuiving moet de suikermais minstens in een breedte van vier rij en naast elkaar geteeld worden. Rasseabijlage 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1987 | | pagina 39