Peulenteelt kan nog perspektief bieden
Te weinig planten bij suikerbieten:
wanneer overzaaien en wanneer niet?
Twee nieuwe suikerbietenrassen bij
Landbouwburo Wiersum
De peulenteeit kan op de intensieve vollegrondsbedrijven beslist nog
perspektieven bieden. Het is een zeer intensieve teelt die vooral ip.de
oogst veel arbeid vraagt. Het voordeel is echter dat de oogst vroeg
begint waardoor er ook vroeg in het seizoen geld binnenkomt. Bo
vendien kan er nog een nateelt volgen waardoor de grond intensief
benut wordt.
Opkweek
De meeste peulen worden onder
platglas of lage plastik tunnel ge
zaaid dm later te worden uitgeplant.
Het voordeel van deze methode - ten
opzichte van rechtstreeks op de
plaats zaaien - is de vervroeging die
wordt verkregen en daardoor betere
prijzen. Bovendien geeft het peulen
gewas op deze manier opgekweekt,
een minder zware stand waardoor de
oogst gemakkelijker en sneller
verloopt.
De platte bak of lage plastik tunnel
moet tijdig aangelegd worden. Hier
mee bereikt men dat de grond al op
temperatuur kan komen en op dro
gen kan. In natte koude grond gaan
de peulen gemakkelijk rotten. Een
ander voordeel is dat de grond vorst-
vrij bij invallende vorst gehouden
kan worden, zodat zeker op tijd ge
zaaid kan worden. Het vorst vrij
houden van de grond kan gebeuren
door ruigte of stro op de,grond aan
te brengen of door noppenfolie ov.er
het glas of plastik aan te brengen.
Zaaitijd en zaadhoeveelheid
AI van oudsher worden de meeste
peulen rond 20 januari gezaaid. Veel
later zaaien betekent later planten en
later oogsten en dat kan niet de be
doeling zijn van deze opkweekme-
thode. Vroeger zaaien heeft alleen
De peulenteelt beslaat - landelijk
gezien - maar een kleine opper
vlakte en wordt geschat op circa
55 - 60 ha. Het grootste areaal
hiervan bevindt zich in Oost-
Brabant. Hoewel deze teelt van
een geringe oppervlakte is wil dit
nog niet zeggen dat ze geen
perspektieven biedt voor een
aantal bedrijven. Integendeel
zelfs, mits de teelt goed wordt
opgezet, kan deze een rendabel
onderdeel van het teeltplan uit
maken. Wel moet men er reke
ning mee houden dat het een zeer
arbeidsintensieve teelt is, vooral
in de oogstperiode.
maar zin als men de gehele teelt gaat
vervroegen. Dat wil zeggen dat ook
vroeger geplant wordt en dat na het
planten met plastik folie wordt ge
werkt om de teelt te vervroegen. Bij
deze laatste teeltmethode kan er de
eerste week van januari gezaaid wor
den. De zaadhoeveelheid die men
nodig heeft is sterk afhankelijk van
de plantafstand. Bij een normale
plantafstand van 8 cm, telkens 3
plantjes bij elkaar, en een rijenaf-
stand van 1,25 meter heeft men
90 kg zaad nodig per hektare. Wordt
er ruimer geplant bv. 1,50 meter rij-
enafstand wat in de praktijk ook
voorkomt dan gebruikt men 70
kg per hektare. Om snelle en regel
matige kieming te krijgen wordt het
zaad voorgekiemd. Hierbij gaat men
als volgt te werk: het zaad wordt in
lauw water gezet gedurende 24 uur.
Daarna wordt het uit het water ge
haald en in kisten of manden op een
verwarmde plaatst gezet bij
18-20°C. Om uitdroging te voorko
men worden de kisten met vochtig
papier afgedekt. Om er voor te zor
gen dat de bovenste en onderste za
den in de kist tegelijkertijd kiemen is
het aan te raden het zaad elke dag
met de hand om te roeren. Na 3 a 4
dagen komen de kiemen te voor
schijn en moet er gezaaid worden.
De meeste peulen worden breedwer-
pig los gezaaid in de bak of tunnel.
Enkele telers kweken de plantjes op
in perspotten. Het voordeel van deze
opkweekmethode is dat het uitplan-
ten vlugger gaat als van losse plan
ten. Vervroeging van de oogst wordt
hierdoor niet verkregen. Bij het
breedwerpig zaaien zaait men 1/2 -
3/4 kg zaag per m2. Dichter zaaien
geeft meer kans op lange slappe
planten en werkt lastig bij het
oprooien van het plantmateriaal. Na
het zaaien wordt het zaad licht aan
gedrukt en afgedekt met 2 a 3 cm
grond. Hiervoor kan de grond ge
bruikt worden uit de bak of tunnel
als hij maar goed fijn en niet te klui-
terig is, zodat hij goed verdeeld kan
worden. Ook wordt er metselzand of
potgrond voor gebruikt. Direkt na
het zaaien wordt bak of tunnel afge
dekt met glas of plastik. Zodra de
plantjes boven de grond komen
moet er gelucht worden om stevige
gedrongen plantjes te krijgen. Al
leen bij 3-4 graden vorst wordt de
bak of tunnel weer gesloten. Bij
De meeste peulen worden, vooral vanwege vervroeging, onder plat glas of
tunnels gezaaid om later te worden uitgeplant
zware vorst, 7-8 graden, moet er
ekstra gestopt worden. Hiervoor
kan men rietmatten - ruigte of nop
penfolie gebruiken. Noppenfolie
geeft een goede vorstwering en is ge
makkelijk aan te brengen en te ver
wijderen.
Muizenschade
Tijdens een vorstperiode zoeken de
muizen een beschutte en warme
plaats op. De peulenbak is er ideaal
voor omdat er tevens genoeg te eten
valt.
Om schade aan zaden of plantjes te
voorkomen is het aan te raden mui-
zekorrels te strooien aan weerszijden
van de bak en hier en daar schaaltjes
met muizekorrels te plaatsen. Tij
dens de winter zullen de schaaltjes
enkele malen bijgevuld moeten
worden.
Afkweken
Om een stevige gedrongen plant te
krijgen moet er veel gelucht worden.
Zodra de plantjes boven de grond
komen moeten de ramen open of de
plastik van de tunnel omhoog ge
schoven worden. Bij 3 a 4°C vorst
wordt de bak of tunnel gesloten. Dit
houdt in dat er dikwijls overdag ge
lucht moet worden, 's Avonds wordt
de bak weer gesloten. Is het eenmaal
half februari of later geworden en er
is geen sprake van vorst dan moet
het glas of plastik verwijderd
worden.
Zijn de plantjes groot genoeg dan
kan er begin - half maart uitgeplant
worden. Kontroleer de plantjes vaak
genoeg op lengte. Doordat ze enkele
centimeters in de grond zitten zijn ze
dikwijls langer dan men denkt.
Een lange plant heeft - bij eventuele
vorst na het planten - veel meer te lij
den dan een korte stevige plant.
CAT Tilburg
A. Zegers
De opkomst van suikerbieten is elk
jaar voor de telers een spannende
zaak. Indien de opkomst niet volgens
de verwachting verloopt, zijn inten
sieve plantentellingen nodig om zich
een goed beeld te vormen van de si
tuatie. Bij onvoldoende planten blijkt
in de praktijk de beslissing om over
te zaaien niet gemakkelijk te zijn.
Men ziet dan ook dat soms bij min
of meer gelijke omstandigheden de
beslissing om over te zaaien genomen
wordt bij 250000, maar ook bij 50000
planten per hektare.
Vaak is voor de teler onduidelijk met
welke opbrengstdervingen rekening
moet worden gehouden indien te wei
nig planten op het veld staan. Ook is
het moeilijk in te schatten wat de la
tere zaaidatum als gevolg van over
zaaien nu precies betekent.
Indien uitgegaan wordt van een per
ceel zonder sterk afwijkende gedeel
ten, zoals struktuurplekken, sporen
enz. (een situatie die overigens in de
praktijk zelden voor zal komen) dan
zijn voor de beslissing de volgende za
ken, die in dit artikel besproken wor
den, van belang:
a) wanneer kan de beslissing geno
men worden (zullen er nog planten
bijkomen?)
b) wat kosten te lage plantaantallen
aan opbrengst
c) waPis het effekt van een latere
zaaidatum
d) wat zijn de kosten van overzaaien.
Opkomstverloop en temperatuur
De snelheid van opkomst bij suiker
bieten wordt in het voorjaar onder
normale omstandigheden voorname
lijk door de temperatuur bepaald. Uit
waarnemingen (i.s.m. SuikerUnie en
CSM) in 1985 en 1986 op een groot
aantal praktijkpercelen is gebleken
dat er een redelijk verband bestaat
tussen de temperatuursom na zaai en
het opkomstverloop. De tempera
tuursom kan berekend worden door
de dagelijkse gemiddelde temperatuur
minus 3 gr. C na zaai bij elkaar te tel
len. Bij de meeste percelen was bij een
temperatuursom van ca. 90 de op
komst in volle gang, terwijl bii een
temperatuur som van 120-140 de op
komst veelal voltooid was. Helaas gel
den deze temperatuursommen niet als
er sprake is van korstvorming terwijl
dit juist een veel voorkomende oor
zaak is van te weinig planten. Ook in
dien het zaad droog ligt kunnen nog
planten opkomen bij veel hogere tem
peratuursommen.
Relatie plantaantal en opbrengst
Hoewel in het verleden een groot aan-
B.V. Landbouwburo Wiersum te
Groningen brengt als Nederlandse
vertegenwoordiger van het moderne
kweekstation 'Maribo' in Denemar
ken een 2-tal nieuwe, erfelijk éénkie-
mige suikerbietenrassen op de
markt. De eerste daarvan is Arma
da, een triploïd ras, dat in de Offi
ciële Rassenlijst 1987 is opgenomen
met de hoogste suikeropbrengst van
het gehele sortiment.
Is goed róoibaar op alle grondsoor
ten en geeft weinig grondtarra. Ze
geeft een vroege tot zeer vroege
grondbedekking. Zaaizaad ervan is
12
in 1987 nog slechts beperkt lever
baar. De tweede is Matador, even
eens een triploïd ras met een goede
suikeropbrengst.
Een belangrijke eigenschap van deze
biet is de uitstekende suikerwinbaar-
heid, waarmee Matador het hoogste
skoort.
Ze is zelfs op zware grond goed rooi-
baar. Hiervan is ruim voldoende pil-
lenzaad leverbaar.
Door de kwaliteit van het zaad, als
mede een uitstekend inhul-procedé
geven beide rassen een uitstekende
en regelmatige veldopkomst.
Tabel 1: Relatieve suikeropbrengsten onder invloed van het plantaantal. De suiker
opbrengst bij 80.000 planten per ha is op 100% gesteld. Resultaten 1985 en 1986 proefboer-
derij Rusthoeve.
ln 1986 kwamen deze plantaantallen niet in de proef voor)
Planten/ha
Zaaidatum 1986
10-4 5-5
Zaaidatum 1985
23-4 20-5
gemiddeld
tal proeven geweest zijn met verschil
lende plantaantallen, zijn niet veel
gegevens beschikbaar over de invloed
van erg lage plantbestanden
(30000-50000 planten per hektare).
Veelal waren dit dan nog proeven
waarin sprake was van een kunstma
tig gekreëerd plantbestand, wat in
hield dat een objekt met 40000
planten per ha zeer regelmatig ver
deeld was. De praktijksituatie met
40000 planten ziet er echter anders
uit, onregelmatiger en met grotere
"gaten", wat inhoudt dat de op
brengstdervingen ook groter zullen
zijn. In de jaren 1985 en 1986 heeft
het PAGV daarom een aantal proe
ven aangelegd speciaal om over de
zeer lage plantaantallen wat meer ge
gevens te verzamelen. De proeven zijn
aangelegd op een zodanige manier dat
zoveel mogelijk de praktijk nage
bootst is, de opkomst werd bijvoor
beeld kunstmatig verlaagd door te
mengen met dood zaad. De resulte
rende plantbestanden waren dan ook
uiterst onregelmatig.
Voor wat betreft de invloed van het
plantaantal op de suikeropbrengst in
deze situatie geeft tabel 1 een over
zicht van twee proeven die op proef-
boerderij Rusthoeve te Colijnsplaat
gelegen hebben. Er blijkt uit de tabel
dat opbrengstdervingen pas echt van
belang worden beneden de 50000
planten/hektare.
Hel verband tussen de zaaidatum en
de opbrengst
ln genoemde proeven werden ook
verschillende zaaitijden aangelegd,
ook hier zoveel mogelijk gericht op de
overzaaisituatie. Een tweede zaaitijd
werd gezaaid zodra de eerste zaaitijd
helemaal opgekomen was. Tabel 2
geeft dan het suiker-opbrengst ver
lies wat geleden wordt ten opzichte
van de eerdere zaai. Hierbij wordt uit
gegaan van een optimale standdicht
heid van 80000 planten/na.
Bijvoorbeeld: De zaai van 20 mei
1985 bracht 24% minder op dan de
zaai op 23 april. In de laatste kolom
van de tabel is dit opbrengstverlies
80000
100
100
100 100
100
70000
97 99
98
60000
93 94
94
50000
89
89
89 88
89
40000
83
83
82 80
82
30000
75
75
75 72
74
Tabel 2: De invloed van zaaidatum op de suikeropbrengst (bij 80000 planten/ha) door
de latere (over)zaaidatum. Gegevens 1985 en 1986 proefboerderij Rusthoeve.
Verlies aan
Suiker
kg suiker/ha
Zaai
Overzaai-
Dagen
opbrengst
per dag later
datum
datum
verschil
verlies
zaaien
23-4-85
20-5-85
27
24%
94
20-5-85
30-5-85
10
20%
159
10-4-86
5-5-86
25
9%
44
5-5-86
20-5-86
15
15%
120
nog eens uitgedrukt in kg suiker per
dag later zaaien. De effekten van een
latere zaaidatum lijken in 1985 ster
ker geweest te zijn dan in 1986. Ge
deeltelijk komt dit door de over het
geheel genomen latere zaaidata. Be
kend is dat vooral later in het seizoen
een dag later zaaien zwaar drukt op
de opbrengst. Vooral dit gegeven
heeft grote konsequenties voor het al
dan niet overzaaien. Het betekent dat
overzaaien in mei veel minder snel
rendabel zal zijn dan in april omdat
het opbrengstverlies door een later
zaaidatum dan veel sterker is.
Kosten van overzaai
Bij de beslissing om over te zaaien die
nen zeker de direkte kosten van het
overzaaien in beschouwing te worden
genomen. Alleen de zaadkosten zul
len al op ca. ƒ190,/ha uitkomen.
Kosten ten aanzien van eigen arbeid,
trekkerkosten e.d. zullen naar gelang
de persoonlijke omstandigheden sterk
verschillend ingeschat worden. Af
hankelijk van de situatie (wel of geen
loonwerk) zullen de overzaaikosten
uiteenlopen 'tussen de ƒ200,en
ƒ500,per hektare.
Tenslotte
De resultaten van beide jaren op een
rij zettend kan het rendement bere
kend worden van overzaai bij ver
schillende plantaantallen. Daarbij
werd ook rekening gehouden met de
lagere suikergehalten die gevonden
werden bij een laag plantaantal. Ook
met het positieve effekt van lagere tar-
ragehalten bij deze plantaantallen
(grotere bieten bevatten relatief min
der grondtarra dan kleine bieten)
werd rekening gehouden. In 1985
bleek dat overzaaien pas begon te ren
deren bij plantaantallen van ca. 30000
- 35000 planten/ha. In 1986 was dit
iets anders, nu kon van een beginnend
financieel rendement gesproken wor
den bij overzaaien van plantaantallen
van 40000 - 45000 planten/ha. Tabel
2 maakt echter duidelijk dat niet al
leen plantaantallen het kriterium
moet zijn waarop de beslissing geno
men moet worden. Evenzeer is het
tijdsverloop dat is verstreken tussen
zaai en overzaai van belang, evenals
de datum waarop uiteindelijk over
zaai zal plaatsvinden. Ook moet er
voor gewaakt worden dat de tweede
zaai niet aan dezelfde oorzaak ten on
der gaat als de eerste zaai; de toestand
van bijvoorbeeld het zaaibed zal in de
beslissing mee kunnen spelen.
A.L. Smit, PAGV-Lelystad
Rassenbijlage