Boerenbelangen
2^oo r.
vanuit de Z.L.M. gezien
zuidelijke landbouw maatschappij
ZLM wijst model 3 als alternatief voor
Zeeuws Waterschapsbestel van de hand
AM-beleid
Privatisering voorlichting
m
land- en
tuinbouwblad
VRIJDAG 23 JANUARI 1987
75e JAARGANG NO. 3860
Het zagen van hout voor de kachel of open haard is in deze winterse tijden geen overbodige luxe. Boven
dien blijf je daarmee niet alleen binnen warm, maar ook buiten. Op bijgaande foto is de heer J.G. For
tuin uit Bergen op Zoom bezig zijn houtvoorraad aan te vullen.
Het dagelijks bestuur van de Zuidelijke Landbouw
Maatschappij (ZLM) is zeer gekant tegen een eventuele
keuze voor het zogenaamde Model 3 als alternatief voor
het huidige Zeeuwse Waterschapsbestel. Dit Model 3
gaat uit van handhaving van de huidige 7 waterschappen
gekoppeld aan een beleidsadvisering omtrent het integra
le waterbeheer door de Provinciale Waterstaatsdienst.
Volgens de ZLM is het in dat geval vrijwel onvermijde
lijk dat er voor de waterschappen dan uiteindelijk nog
slechts een louter uitvoerende taak resteert waarbij de
Provincie het beleid bepaalt en de beslissingen neemt.
Op deze wijze hecht de ZLM geen enkele waarde aan de
(visuele) instandhouding van de 7 waterschappen.
Het hoofdbestuur van de ZLM heeft het College van Ge
deputeerde Staten van Zeeland reeds bij brief van 2 ok
tober 1985 laten weten niets te zien in wat voor vorm van
concentratie van de Zeeuwse waterschappen dan ook,
omdat wijziging van de huidige struktuur niet in het be
lang is van de (agrarische) ingelanden in het algemeen en
de land- en tuinbouw in het bijzonder. Als zijn redenen
voor dit standpunt voerde het ZLM-bestuur toen aan:
verlies van betrokkenheid van de landbouw, politisering
van de waterschappen en vooral ook het feit dat GS on
voldoende heeft waargemaakt dat de voorgestelde con
centratie noodzakelijk en/of zinvol is, terwijl ook niet is
te overzien hoe één en ander in de praktijk zal uitwerken.
Tot op heden heeft het hoofdbestuur van de ZLM geen
reden gevonden dit in 1985 ingenomen standpunt te
herzien.
Het dagelijks bestuur van de ZLM heeft uit de gaande
discussie over het Zeeuws waterschapsbestel echter de in
druk gekregen dat Model 3 in sommige kringen meer en
meer als een mogelijk alternatief wordt gezien. Het dage
lijks bestuur heeft daarom gemeend om mogelijke mis
verstanden te voorkomen, het ZLM-standpunt nader te
verklaren door Model 3 uitdrukkelijk van de hand te
wijzen.
De instandhouding van de huidige 7 waterschappen zon
der meer - zoals de ZLM voorstaat - staat inhoudelijk
juist geheel los van Model 3, omdat via Model 3 de wa
terschappen in feite omgevormd worden tot uitvoerings
organen van de Provincie. In dat geval ziet het dagelijks
bestuur van de ZLM ook het belang van handhaving van
de 7 waterschapsgebieden niet meer in.
De strukturele aanpassingen van de Europese land- en
tuinbouw veroorzaken zorgen voor het toekomst
beeld van de Nederlandse agrarische beroepsbevol
king. Prijsvergelijkingen, quoteringen of grond uit pro-
duktie nemen, of het nu van de kat of van de hond is,
dat er vanuit het "Brusselse" gebeten zal (blijven)
worden lijkt politiek onafwendbaar.
Blijft de kernvraag voor ons, Nederlandse boeren en
tuinders: hoe overleven we met de minste schade de
komende internationale concurrentieslag, hoe houden
we onze eigen broek op? Ofwel hoe versterken we
ons ondernemerschap en welke nationale instrumen
ten staan ons daarbij ter beschikking? Door de politiek
wordt een steeds zwaarder accent gelegd op de eigen
boerenverantwoordelijkheid.
Die verantwoordelijkheid moet ons ook mogelijk ge
maakt worden.
Instandhouding en verbetering van het bestaande in
strumentarium van met name onderwijs, voorlichting
en onderzoek, alsmede versoepeling van de steeds
strakker wordende regelgeving voor de land- en tuin
bouw, zijn daartoe noodzakelijk. Een meer welwillen
de - en minder landbouwvijandelijke houding vanuit
"Den Haag" is daarbij onontbeerlijk.
Tegen deze achtergrond wil ik enkele kanttekeningen
plaatsen bij twee Haagse aktualiteiten, die mogelijk
als "toetsing" kunnen dienen voor de al dan niet aan
wezige welwillendheid daar: De voorstellen tot wijzi
ging van het aardappelmoeheidsbeleid en het voorne
men om de overheidsvoorlichting ten dele te priva
tiseren.
Het kernpunt van de, door de P.D. geformuleerde wij
zigingsvoorstellen betreffende de AM-regelgeving
komt neer op het schrappen van de verplichte grond-
ontsmetting als ontheffingsmogelijkheid voor een
nauwe teeltroulatie van aardappelen. Met name van
belang voor ons werkgebied is bovendien het voorstel
om ook de, tot nu toe vrije, "1 op 4"-teelt aan banden
te leggen. Een en ander komt erop neer, dat bij nau
were teelten dan "1 op 5" de verplichting zal gelden,
om met een bepaalde frekwentie A.M. resistenten
rassen te telen. De, bij de voorbereiding van de P.D.
voorstellen, door het bedrijfsleven uitdrukkelijke geui
te wens, om naast de mogelijkheid van de teelt van
resistente rassen, als alternatief ook grondontsmet-
ting als officiële AM-maatregelen te kunnen blijven
hanteren, is totaal genegeerd. De nieuwe regeling zou
in 1994 moeten ingaan. Dat betekent dat men bij een
"1 op 4" teelt uiterlijk in 1990 al bouwplantechni-
sche maatregelen zou dienen te nemen. Als voor die
tijd het "wonder" niet geschieden zal, dat er voldoen
de pootgoed aan de markt komt van AM-resistente
rassen, dan is het gevaar reëel aanwezig, dat 20 a
30% van de Nederlandse consumptie-aardappelbe-
langen op het gebied van de industrieële verwerking
en de export zó maar weggegeven wordt aan de bui
tenlandse concurrentie - "Bintje uit Holland" wordt
dan "Bintje naar Holland". Het is (mede) daarom, dat
de ZLM zich volledig kan vinden in het landelijke ak-
kerbouwstandpunt dat deze P.D.-voorstellen onaan
vaardbaar zijn.
De ZLM ondersteunt het vorige week geformuleerde
tegenvoorstel van de hoofdafdeling akkerbouw van
het Landbouwschap. De grote lijn daarvan is: ener
zijds afschaffing van de huidige verplichtende regel
geving en anderzijds de volle verantwoordelijkheid bij
de individuele telers leggen. Anders gezegd, het moet
aan de teler zelf overgelaten worden, wélke maatre
gelen hij wenst te nemen om AM-besmetting te voor
komen. Uiteraard dient de controle op besmetting dan
wel geïntensiveerd te worden; en in geval van be
smettingsconstatering zullen ook strengere straf
maatregelen tot uitvoering moeten komen. Bij het ver
dere overleg en de definitieve besluitvorming in deze
kwestie is Haagse welwillendheid zeer gewenst!
Om uitvoering te geven aan het voornemen van het
huidige kabinet om te bezuinigen op de centrale over
heidstaken, heeft ook de minister van Landbouw en
kele weken geleden zijn plannen op tafel gelegd. Het
voor ons meest rechtstreeks van belang zijnde onder
deel van het voorliggende plan is de zogenaamde pri
vatisering van 625 formatieplaatsen bij de "eerste
lijn" van rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Vrij ver
taald komt het er op neer, dat de overheid niet langer
meer de officiële werkgever wil zijn van de bedrijfs-
voorlichters "te velde". Bij gevolg dient de vraag
"wie dan wel?" beantwoord te worden. In het nood
zakelijke overleg daarover, dat de landbouworganisa
ties op korte termijn met het ministerie zullen moeten
voeren, dienen in onze standpuntsbepaling mijns in
ziens de volgende essentiële uitgangspunten gehan
teerd te worden. De drie landelijke landbouworganisa
ties zullen gezamenlijk initiatieven moeten nemen om
de verantwoordelijkheid van teeltbegeleidings- en
technische voorlichting over te kunnen nemen. Dat
hoeft niet te betekenen, dat het wenselijk zou zijn om
daarbij de totale eerstelijnsvoorlichting te betrekken.
Het "zonder meer" overnemen van de eerstelijns
voorlichting en het daarbij behorende personele appa
raat is geen goede zaak. De beleidsbepalende en -
sturende invloed van de landbouworganisaties zal
zich mijns inziens ook uit moeten strekken tot de 2°
lijns voorlichting: dat zijn consulenten, specialisten en
bedrijfstakdeskundigen. Een en ander nauw samen
hangend met het praktijkonderzoek en het onderwijs.
In de verdere onderhandelingen over de privatisering
van de voorlichting zal onzerzijds (behoudens de ga
rantie voor een blijvende overheidsfinanciering) als
centrale en absolute voorwaarde moeten gelden, dat
de landbouworganisaties in alle gevallen de doorslag
gevende beleidsbepalende en bestuurlijke invloed uit
moeten kunnen oefenen.
Een aan het landbouwbedrijfsleven evenredig 'Haags'
verantwoordelijkheidsgevoel voor een maximaal
functioneren van de landbouwvoorlichting, nu en in
de toekomst, is dringend gewenst.
Van der Maas