Residutoleranties en veiligheidstermijnen Nieuwe Rassenlijst voor Landbouwgewassen De rassen De mengsels Verdere informatie Iedere teler is verplicht de veilig heidstermijn in acht te nemen, wanneer hij bestrijdingsmiddelen in konsumptiegewassen toepast. Hiermee voorkomt hij dat de re sidutolerantie van het bestrij dingsmiddel in het gewas wordt overschreden. 'Residu', 'residutolerantie' en 'veiligheidstermijn', allemaal be grippen die betrekking hebben op de toepassing van bestrij dingsmiddelen. De vraag is wat deze begrippen precies inhouden en wat hun onderlinge samen hang is. Simpel gezegd komt het erop neer dat elk bestrijdingsmiddel een hoe veelheid residu op een (konsump- tie)gewas achterlaat; dat de over heid, om de konsument te bescher men, normen aan deze hoeveelheid heeft gesteld (residutoleranties) en dat de residutoleranties voor de teler vertaald zijn in veiligheidstermijnen. Zo'n veiligheidstermijn zegt niets over de werkingsduur van een middel. In het navolgende komen deze be grippen en hun onderlinge samen hang uitgebreid aan de orde. Wat is residu De term residu betekent volgens de dikke Van Dale 'overblijfsel' of 'rest'. Wanneer we deze term met betrekking tot bestrijdingsmiddelen gebruiken, bedoelen we daarmee de resten van het middel (werkzame stoffen of afbraakprodukten) die zich op het moment van de oogst nog op een konsumptiegewas bevin den. We maken onderscheid in zichtbare en onzichtbare residuen. Zichtbaar residu hoeft niet schade lijk te zijn Bij zichtbaar residu gaat het om vlekken die op het gewas achterblij ven nadat het bestrijdingsmiddel is opgedroogd. Ze ontstaan vooral wanneer druppeltjes spuitvloeistof samenvloeien. Doorgaans zijn dit soort residuen niet schadelijk voor de konsument; wat we zien is meestal de vulstof (kalk) van het middel. De konsument echter, asso cieert een zichtbaar residu meestal met gif en weigert daarom deze pro dukten te kopen. De veilingen spelen hierop in en keuren produkten met zichtbare residuen af. De teler kan zichtbare residuen voorkomen door een goede spuittechniek toe te passen. Onzichtbaar residu, de konsument mag er niet teveel van binnen krijgen De werkzame stoffen of afbraakpro dukten van bestrijdingsmiddelen die bij de oogst nog op het konsumptie gewas aanwezig zijn, zijn vrijwel al tijd onzichtbaar voor het blote oog. Deze residuen zijn echter wel meer of minder giftig en kunnen schade lijk zijn voor de gezondheid van de konsument. Deze mag er niet teveel van binnen krijgen. Daarom heeft de overheid via zgn. residutoleran ties normen gesteld aan de residuen die op konsumptiegewassen mogen voorkomen. De Keuringsdienst van Waren neemt op veilingen regelmatig monsters van groenten en fruit en onderzoekt deze op het voorkomen van te hoge residuen en op residuen van niet toe gelaten middelen. Wat zijn residutoleranties en waar voor gelden ze Voor de konsument zou het de meest ideale situatie zijn wanneer er op konsumptiegewassen géén residuen voorkomen. In de praktijk is dit meestal niet haalbaar. Om de konsu ment zo goed mogelijk tegen schade lijke invloeden van residuen te be schermen, heeft de overheid via de Bestrijdingsmiddelenwet maatrege len genomen. Deze wet bevat de resi dubeschikking waarin per middel en per gewas is aangegeven hoeveel re sidu er maksimaal op het gewas bij de oogst aanwezig mag zijn: de zoge naamde residutolerantie. Chemische middelen kunnen residuen achterlaten op de produkten. U komt niet in de problemen als u zich houdt aan de aanwijzingen op het etiket In Nederland gelden de residutole ranties voor het verse produkt op het moment dat dit voor de eerste maal voor de handel en menselijke kon- sumptie beschikbaar komt. Voor groenten en fruit is dit dus meestal direkt na de oogst, als het produkt geveild wordt. Wat ligt ten grondslag aan de residu tolerantie Akseptabele dagelijkse inname (ADI) Wanneer van een bestrijdingsmiddel op konsumptiegewassen residuen te verwachten zijn, moeten we weten hoeveel een mens dagelijks maksi maal van dat middel mag binnen krijgen zonder dat er schade^an zijn gezondheid optreedt. Om deze hoe veelheid te bepalen, worden dier proeven gedaan. De proefdieren (meestal ratten) krijgen gedurende hun hele leven dagelijks kleine hoe veelheden van het bestrijdingsmid del via het voedsel toegediend. Hieruit wordt de No-Effect Level (NEL) bepaald. Dit is de hoeveel heid van het bestrijdingsmiddel die bij dagelijkse toediening géén aan toonbare afwijkingen bij de proef dieren veroorzaakt. De NEL wordt uitgedrukt in mg/kg lichaamsge wicht/dag. In Nederland worden deze proeven o.a. uitgevoerd op het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu hygiëne (RIVM) te Bilthoven. Door de NEL te delen door een vei- ligheidsfaktor (meestal 100), bere kent men de akseptabele dagelijkse inname (ADI). Dit is de hoeveelheid van het bestrijdingsmiddel dat de mens gedurende zijn hele leven dage lijks per kilogram lichaamsgewicht kan opnemen, zonder dat er schade lijke gevolgen voor de gezondheid ontstaan. ADI NEL 100 mg/kg lichaams gewicht/dag. Rol van de ADI bij vaststelling resi dutoleranties Wanneer de ADI bekend is, kunnen we uitrekenen met hoeveel bestrij dingsmiddel het dagelijks menu van de mens belast mag worden. Daar voor moeten we de ADI vermenig vuldigen met het lichaamsgewicht van de mens. Internationaal wordt hiervoor als standaard 60 kg ge hanteerd. Stel de ADI van middel 'X' is 0,1 mg/kg. In het dagelijks voedsel mag dan maksimaal zitten: 60 x 0,1 =6 mg 'X'. Deze 6 mg vormen het plafond bij het vaststellen van de residutoleran tie voor het middel 'X'. Om een residutolerantie vast te stel len, moeten we ook weten hoeveel er per persoon gemiddeld wordt gekon- sumeerd van de gewassen waarin middel 'X' toegepast mag wordeq,. Met andere woorden welk aandeel deze konsumptiegewassen in het to tale voedselpakket innemen. Stel middel 'X' wordt alleen toege past in groente en fruit. Er is bekend dat hiervan per dag ca. 0,4 kg wordt gekonsumeerd. Er mag dagelijks 6 mg 'X' in het voedsel zitten. Omge rekend per kg groente en fruit is dat dus 6 0,4 15 mg/kg. Een andere faktor die bij het vast stellen van de residutolerantie een rol speelt, is het goed landbouwkun dig gebruik. Daaronder verstaan we toepassing van het bestrijdingsmid del volgens de officieel goedgekeur de gebruiksaanwijzing. Wanneer we bij goed landbouwkun dig gebruik kunnen volstaan met een residutolerantie van 0,5 mg/kg, ter wijl toxicologisch op grond van de ADI 1,5 mg/kg aanvaardbaar is, dan wordt 0,5 mg/kg de residutole rantie. Steeds wordt dus een zo laag mogelijke residutolerantie gekozen. Op deze wijze blijven we binnen aanvaardbare grenzen. We gaan nog even terug naar middel 'X'. Stel dat bij een goed landbouw kundig gebruik van middel 'X' mini maal 20 mg residu per kg groente en fruit overblijft. Dat is meer dan op grond van de ADI toelaatbaar is. Een mogelijkheid is dan om het ge bruik van middel 'X' zodanig te be perken, dat het niet op 0,4 kg van het voedsel maar op 0,5 kg terecht komt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door het alleen in fruit toe te laten. De waarde van de residutoleranties wordt uitgedrukt in delen per mil joen (d.p.m.). Een residutolerantie van 1,5 d.p.m. wil zeggen dat er maksimaal 1,5 deel residu op 1.000.000 delen produkt bij de oogst aanwezig mag zijn. Om de gedachten te bepalen dat is 1,5 mg residu per kg produkt. Residutoleranties kunnen van land tot land verschillen De residutoleranties van een bepaald bestrijdingsmiddel kunnen per land aanzienlijk verschillen. Voor een deel kunnen dergelijke verschillen verklaard worden uit verschillen in eetgewoonten (bijv. in Oost-Azië is rijst hoofdvoedsel, in Europa vormt het slechts een beperkt deel van het menu). Voor een belangrijk deel zijn de achtergronden van de verschillen niet zo begrijpelijk en kunnen voort komen uit handelspolitieke overwe gingen. Ook het feit dat een goed landbouwkundig gebruik van het middel een rol speelt bij de bepaling van de residutoleranties per gewas kan van land tot land verschillen opleveren. Veiligheidstermijnen: de vertaling voor de teler Van residutolerantie naar veilig heidstermijn Individuele telers kunnen zelf niet bepalen hoeveel residu er op hun ge wassen voorkomt. De residutoleran tie is voor hen dus niet hanteerbaar. Daarom worden de residutoleranties vertaald in veiligheidstermijnen. Met behulp van chemische analyses wordt vastgesteld welk termijn na een bespuiting moet verstrijken om de residutolerantie te bereiken. Deze termijn wordt de veiligheidstermijn genoemd. Een veiligheidstermijn is dus de periode die minimaal in acht moet worden genomen tussen de laatste toepassing en de oogst om het residu tot of onder het wettelijk toe gestane nivo te laten dalen. Produkten die in een koelhuis wor den opgeslagen moeten bij de oogst aan de zelfde residutoleranties vol doen als wanneer ze vers gekonsu meerd zouden worden. Tijdens de koele bewaring in het donker nemen de residuen namelijk niet of nauwe lijks verder af. De veiligheidstermijn staat in het Wettelijk Gebruiksvoorschrift op het etiket van het middel. De toepas ser is dus verplicht om deze termijn in acht te nemen. Afname van het residu tussen laatste behandeling en oogst De afname van het residu na de laat ste behandeling en daarmee de hoog te van het residu bij de oogst is on der meer afhankelijk van: - groei (gewichtstoename) van het gewas tussen de laatste behandeling en de oogst; - fysische en chemische processen, als verdamping, oxydatie en ontle ding onder invloed van licht (UV); - de vorming van omzettingsproduk- ten die soms sneller afbreken; - de invloed van regen en wind. Bij sommige gewassen die zeer snel groeien (bijv. komkommer), wordt het residu in korte tijd sterk ver dund. De afname van het residu is ook sterk afhankelijk van het sei zoen; in de herfst is er minder licht en is de temperatuur lager dan in de zomer. Het residu van een her- fstbespuiting verdwijnt in het alge meen langzamer dan van een bespui ting in de zomer. Naarmate het ge was minder blootgesteld wordt aan uitwendige invloeden, verloopt de afname van het residu minder snel. Van de meeste middelen nemen de residuen onder glas veel minder snel af dan in buitenteelten. Slotopmerking Opgemerkt moet worden dat de resi dutoleranties een maksimum zijn. Het is veel beter om groente en fruit te oogsten waarop géén residu aan wezig is of waarbij de hoeveelheid residu ver beneden die grens ligt. Produkten met een laag residu zijn kwalitatief beter dan met een hoog residu ook al is die beneden de tole rantie. Voor telers is het belangrijk te weten dat zij ten aanzien van resi duen niet voor problemen hoeven te vrezen wanneer zij zich houden aan de op het etiket genoemde doserin gen, gewassen, toepassingsmetho den en veiligheidstermijnen. J.F.A.T. van Rijn, CAD Gewasbescherming J.P. van Mourik, CAT Goes Half december verschijnt de 62e .Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1987. De be langstelling voor de Rassenlijst is gestaag groeiende. Vorig jaar was de oplage van meer dan 22.000 eksemplaren geheel uit verkocht. 62e Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1987 47 Gtmtm voor gnaferó m In de nieuwe rassenlijst zijn 37 ras sen voor het eerst beschreven en af hankelijk van hun rubricering meer of minder aanbevolen. Een aantal rassen wordt niet meer beschreven; zij hebben door verbete ring van het sortiment hun betekenis verloren. Van een aantal rassen is de rubrice ring gewijzigd en bij verschillende gewassen is de volgorde van de ras sen anders geworden. Zowel bij wintertarwe als bij zomer- tarwe is voor het eerst een indeling gemaakt in rassen geschikt voor de broodbereiding en overige rassen. Naast de 400 in de Nederlandse Ras senlijst beschreven rassen mogen ook meer dan 3.000 rassen, die voor komen op de rassenlijst van de Eu ropese Gemeenschap, in Nederland in het verkeer worden gebracht. De ze rassen zijn uitsluitend toegelaten op grond van hun kwaliteiten in de betreffende lidstaten. Het is daarom van belang in de Beschrijvende Ras- 148 Vtmirn-m* «8 3S2: GttwnWfltwMMHi m ft»*»***»*». 302 Vwtttnfl» W m /WOlWKtN m w» XX kuwtoi** senlijst voor Landbouwgewassen te kunnen lezen welke rassen voor Ne derlandse omstandigheden, op grond van meerjarig officieel onder zoek, in eigen land worden aan bevolen. Naast een veelzijdig rassensortiment worden er in de Rassenlijst zowel voor grasland (blijvend grasland en kunstweiden) als voor grasvelden (gazons, sportvelden, openbaar groen, enz.) uitgebalanceerde meng sels vermeld. Deze mengsels worden, op grond van de resultaten van het onderzoek of gegevens uit de prak tijk, regelmatig aangepast. Zo is dit jaar het mengsel BG2 vervallen en zijn in de mengsels SV5, Dl en D2 wijzigingen aangebracht. Doordat elk jaar een nieuwe uitgave verschijnt, kan de Rassenlijst goed bij de tijd zijn. Behalve dat er rassen worden opgenomen en afgevoerd, worden ook andere gegevens aange past aan de jongste resultaten van het onderzoek. Dit betreft de uitge breide beschrijvingen van de rassen, de tabellen waarin de belangrijkste eigenschappen van de rassen verge lijkenderwijze in cijfers en verhou dingsgetallen zijn weergegeven, de gegevens over aanleg en onderhoud van grasland en grasvelden, de ge wenste zaaizaadhoeveelheid en stikstofbemesting, de gevoeligheid voor bodemherbiciden, de verbrei ding van de rassen, enz. U kunt de 62 Beschrijvende Rassen lijst voor Landbouwgewassen 1987 bestellen door storting van ƒ12,25 op gironr. 1037754 t.n.v. Leiter- Nypels B.V., Postbus 831, 6200 AV Maastricht. Voor bestellingen van meer dan drie eksemplaren gelden gereduceerde prijzen. 8 Vrijdag 19 december 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 8