Ad Doeleman: "Nederlandse landbouw heeft nieuw elan nodig" Afscheid Basis Spiegelen Kontakten Takorganisaties Voorlichting Baktarwe Zoet water Jongeren "Het is niet voor niets dat het Land bouwschap een onlangs, uitgebrachte nota over de biotechnologie de titel "Kansen en bedreigingen Neder landse land- en tuinbouw" mee heeft gegeven. Het gaat hier om een nieuwe ontwikkeling die voor de landbouw zeker pespektieven biedt maar dan moet de agrarische sector het wel snel en eendrachtig oppak ken. De multinationals staan al klaar om het van ons over te nemen. Het is de allerhoogste tijd dat in de sector banken, handel en industrie in Europees verband de koppen bij el kaar steken en het biotechnologisch onderzoek en de praktische toepas sing daarvan gezamenlijk aanpak ken. Ik denk hierbij aan aan organi satie als CEA en COPA. Omdat de verschillende landen teveel eigen historie hebben waardoor gemeen schappelijke aktie moeilijk op gang komt, is hier voor de Nederlandse agrarische sector een voortrekkers rol weggelegd. Moeten de Suiker Unie, Cebeco, Cehave, Avebe en an deren samen niet meer doen op dit punt? Een gesprek met de aftredend ZLM-voorzitter in diens met bloe men overladen woning te Nieuwer- kerk, ontvangen bij zijn afscheid op de algemene ledenvergadering. Een goede gelegenheid en een goed mo ment voor een blik in verleden en toekomst. Ad Doeleman omschrijft de tien jaar tijdens welke hij bij de ZLM-kar ge trokken heeft als in het algemeen niet ongunstig voor de landbouw. Het was een vrij rustige tijd waarin de investeringen in vooral de rund veehouderij en in de varkenshoude rij rendabel zijn geweest. Het is dui delijk dat juist nü de problemen zich verscherpen. Hoewel er natuurlijk altijd wel knelpunten en problemen zijn geweest is het Doeleman's stelli ge overtuiging dat we aan het begin staan van een reeks van jaren met in grijpende ontwikkelingen. De algemeenvoorzitter had bij het be gin van zijn voorzittersschap zo zegt hij, geen bepaalde verwachtingen. "Misschien komt dat wel omdat je als akkerbouwer vrij nuchter bent en niet gewend bent om dan een jaar vooruit te kijken. Ik wist natuurlijk niet waar ik aan begon en of ik er in zou slagen een bepaalde gezagsposi tie binnen de organisatie op te bou wen. Wat wc ons wel hadden voor genomen, namelijk om in ieder geval de weekeinden vrij te houden, daar •is niets van terecht gekomen. Dat gaf wel eens spanningen. Toch ben ik blij dat ik het gedaan heb. Het heeft ons in veel opzichten verrijkt en we zijn buitengewoon tevreden over de wijze waarop de ZLM- organisatie ons de mogelijkheid heeft gegeven om te funktioneren zoals we dat hebben gedaan". Een oordeel over hoe hij het gedaan heeft laat Doeleman, die zich in het overleg op alle nivo's altijd onafhan kelijk heeft opgesteld, graag aan an deren over. De belangstelling voor zijn af scheidsbijeenkomst was groot. "Wij zijn er diep van onder de indruk. Grandioos. Bij de staande ovatie voelde ik me echt klein. Dan voel je een stukje vriendschap". Ook de persoonlijke benadering van de Direkteur-Generaal, de heer A. de Zeeuw heeft hem bijzonder aan gesproken. En hoewel er natuurlijk kritiek is op het beleid van het Mi nisterie van Landbouw wil hij wel benadrukken dat er veel inzet is en dat de verhoudingen open en goed Vrijdag 19 december 1986 zijn. Veel beter dan bij Verkeer en Waterstaat want daar heeft hij van een slechte ontvangst onlangs een kater overgehouden. Hoe meer het moment van afscheid nemen dichter bij kwam hoe moeilij ker het hem viel. "Natuurlijk kun je op een gegeven moment niet meer te rug maar ik ben er echt niet blij mee dat ik weg ga. Je bent zo gegroeid met en in zo'n baan en zo centraal bezig. En er is nog zoveel te doen: het markt-en prijsbeleid, de voor lichting, het onderwijs en nog veel meer zaken zijn momenteel volop in diskussie. Dat verder als bestuurder meemaken zal niet gaan. Ik sta aan de zijlijn en wordt weer praktiserend boer. Dat zal in menig opzicht, nog wel even tegenvallen. Je bent toch ouder geworden". Wat Doeleman in die tien jaar wel duidelijk is geworden is dat je als bestuurder moet weten wat er aan de basis gebeurt. Juist met zaken die door de basis zijn aangedragen (zo als de schaderegeling in de fruitteelt, de opkoopregeling van de melk, het verbeteren van het uitrijverbod voor de akkerbouw en niet te vergeten de aanpak van het bacterievuur) heb ben de Landbouworganisaties ge scoord. Wat dat betreft verwijt hij de leden dat ze te weinig de weg naar de bestuurders weten te vinden. Maar geeft hij toe, er zal andersom ook meer door de bestuurders moe ten worden geluisterd naar wat hij de basis leeft. Wat "scoren" betreft wil de aftredend voorzitter ook nog wijzen op de takorganisaties bij de oprichting waarvan de ZLM lande lijk het initiatief heeft genomen. Verder heeft de ZLM voor haar in zet bij het betrekken van de burger bij het agrarisch gebeuren de KNLC- prijs gekregen voor het scholenpro- jekt, worden op het gebied van de voorlichting nieuwe initiatieven ge nomen en is de toestemming voor de nieuwbouw van de MAS te Goes rond. "Het resultaat van een geza menlijke inspanning waar wij ook ons deel in hebben en waar we erg blij mee zijn". Zo min als het tien jaar geleden mo gelijk was een beeld te schetsen van de landbouw zoals die nu is, zo moeilijk is het om tien jaar vooruit te kijken. De taknota's spreken niet eens meer over de toekomst. Doele man is er wel vrij zeker van dat ca. 30% van het aantal bedrijfsgenoten in het Zuidwesten de komende 10 jaar af val vallen. "Aan deze schaal vergroting kun je met een natuurlijk verloop van 2 a 3% (wat niet eens zo hoog is) niet ontkomen. Zeker in Zeeland niet waar in het verleden de keuze voor de akkerbouw is ge maakt. Ook door de meeste kleine bedrijven die zich daarbij spiegelden aan de grote. De relatief goede jaren in de akkerbouw en de grote mate van de vrijheid spraken vooral de bedrijfsopvolgers aan. Daar pluk ken we nu de wrange vruchten van. "Het zal overigens volgens hem wel zo zijn dat bedrijven uit alle grootte klassen zullen verdwijnen. Triest vindt hij het te moeten konstateren dat de grote bedrijven zich nu spie gelen aan de kleine en overgaan tot het telen van intensieve gewassen. Voor een bedrijf dat groter is dan ca. 500 ha. overigens volgens Doele man niet zo verstandig". Maar je kunt een dergelijke zorgelijke ont wikkeling niet beïnvloeden". Van een verwijt dat het beleid vooral ge richt is op de grote bedrijven wil Doeleman niets weten. Ten eerste de kanttekening; "Wat moet onder groot worden verstaan. Daarbij moet je zeker niet naar oppervlakte kijken maar naar SBE's. Veel inten sive veehouderijbedrijven kun je dan "groot" noemen hoewel ze maar be trekkelijk weinig grond en vrij kleine derzoek en proefboerderijen en van de toekomstige AOC's. Breed geïn formeerd zou de Raad versterkt de belangen van de sektor kunnen be hartigen. In het belang van de indivi duele boer zouden zelfs de drie land bouworganisaties samen moeten gaan. Die weg is helaas nog afgeslo ten en daarom moet met behoud van eigen identiteit toch zoveel mogelijk worden gestreefd naar samenwer king". Zeer sterk veroordeelt Doele man een ontwikkeling waarbij de technische voorlichting door de ver schillende landbouworganisaties af zonderlijk zou worden opgepakt. "Dat wil geen boer en dat moeten de landbouworganisaties zich goed rea liseren, zo waarschuwt hij, dat is een taak van de Provinciale Raad" en de takorganisaties. De konkurrentiepositie van het Zuidwesten kun je volgens Doele man op Europese schaal als "goed" aanduiden. Het gebied is vooral ge schikt voor intensievere teelten als fruit en groenten en voor akker- bouwprodukten als aardappelen en uien. En uiteraard ook voor de vee- A.J.G. Doeleman gebouwen hebben. Verder hebben veel bedrijven in Zeeland en West- Brabant hun keuze gemaakt en de glastuinbouw en intensieve veehou derij laten liggen. Dat is hün keuze geweest maar voor beide takken is in het verleden veel gedaan. Ik noem alleen maar de rentesubsidie. Elders in Brabant hebben ze het wel opge pakt. Ik speel dat verwijt dan ook terug". Doeleman betreurt het zeer dat de kleinere bedrijven in het zuidwesten destijds niet gekozen hebben voor de (intensieve) veehouderij of het vast houden daarvan, want daar lagen en liggen toch nog de kansen. Boven dien zou de veehouderij in een over wegend akkerbouwgebied naar bei de kanten goed gewerkt hebben, ook ten aanzien van de van zo groot be lang zijnde sociale kontakten. "Een akkerbouwer is meer een individua list wat o.m. blijkt uit het feit dat de bedrij fsverzorgingsdiensten moeilij k van de grond komen. Bovendien is de struktuur van de afzet in de ak kerbouw zeer versnipperd hetgeen ook bepaald niet bevorderlijk is voor de onderlinge kontakten. Daar om ook zijn de studieclubs van zo groot belang. In dit kader kunnen ook de takorganisaties zeer nuttig zijn". Op het gebied van de voorlichting ligt er volgens Doeleman een taak weggelegd voor de landbouworgani saties: via de takorganisaties moeten zij met de overheid en het bedrijfsle ven gezamenlijk een voorlichtings- boodschap geven. Ook de Provin ciale Raad voor de Bedrijfsontwik keling moet meer inhoud worden ge geven: "Zij zou een platform moe ten worden van takorganisaties, overheidsvoorlichting, regionale on houderij. Wel zal er nog een belang rijke kwaliteitsverbetering van het produkt gerealiseerd moeten wor den. Konsentraties van bepaalde be drijfstakken zijn daarbij gewenst omdat daardoor de telers de moge lijkheid hebben om onderlinge erva ringen uit te wisselen. Kontakten zijn van groot belang en daarom juicht de Nieuwenkerkse akkerbou wer ook het ontstaan van studieclub- en studiekernen zo toe. "Wat in Tholen gebeurt met de bloemzaad teelt is een uitstekend voorbeeld hoe een en ander uit kan werken. Ook de veiling Kapelle kan als een soort konsentratiepunt voor de teelt van groenten gaan fungeren". De heer Doeleman meent dat de sti mulans die de EG wil geven aan de tarwe op zich een goede ontwikke ling is. Ook de wijze waarop o.m. in het Zuidwesten daarop wordt in gespeeld met gescheiden opslag en met de promotie van "Delta tarwe" spreekt hem zeer aan. "Als je thans je afzetkansen kunt vergroten dan moet je dat zeker niet laten. Wel heeft hij enkele bedenkingen". De mogelijkheid bestaat, dat als straks de teelt en de veredeling zich volledig gaan konsentreren op deze nieuwe mogelijkheden, we als mettertijd de biotechnologie zich aandient niet meer beschikken over de daarop af gestemde rassen. Een eenzijdige ont wikkeling is altijd gevaarlijk. Daar komt nog bij dat er aan baktarwe geen gebrek is. "En dan blijft er vol gens Doeleman toch de onzekere faktor van het klimaat; We kunnen van tevoren geen kontrakten afslui ten met de meelfabrieken omdat we altijd de kwaliteit af moeten wach ten, ook in het Zuidwesten. We blij ven toch in de grond van de zaak ki lo telers". Buiten dit alles is het en blijft het een uitdaging voor de telers, mede ge zien de aangekondigde verdere da ling van de prijzen om de kostprijs van de tarwe verder te drukken". Als we het kritisch bekijken dan zijn daar zeker nog mogelijkheden. Meer eerst en vooral blijft het noodzake lijk om de Europese voorraden weg te werken. Er moeten mondiaal af spraken komen over de aan te hou den voorraden om op die wijze de verantwoordelijkheid daarvoor eer lijk te verdelen omdat ze in het be lang zijn van de hele samenleving. Wat nu gebeurt is dat alleen de boe ren opdraaien voor dit gemeen schappelijk belang. Het uit produktie nemen van grond (vooral goede grond want dat zet uit de meeste zo den aan de dijk) is een goed middel om de produktiöte beperken. Wel is het van belang om dat tijdelijk te doen want met granen weet je het nooit, het is net als olie een politiek wapen... Uiteraard zal een adequate vergoeding noodzakelijk zijn voor de grond die braak blijft liggen". Toch is Doeleman voorstander van het inpolderen van de Markerwaard: "Dat lijkt tegenstrijdig maar is het niet: ervan uitgaande dat je niet meer moet produceren maar beter, kun je beter wat minder goede maar nog altijd goede grond in ons land uit produktie nemen en dat kompen- seren met Markerwaardgronden. Struktureel is dat beter. Als er één onderwerp is geweest waarbij Doeleman zich sterk betrok ken heeft gevoeld dan is het wel het zoetwater geweest. "De politiek heeft hier de landbouw in de kou la- ten staan. Wel heeft het Ministerie van Landbouw haar nek uitgestoken voor een pijpleiding naar Schouwen- Duiveland. Respekt daarvoor maar al met al heeft de afwikkeling mij te leurgesteld. Ten aanzien van Schouwen-Duiveland wordt nog gestudeerd of het zoetwater projekt haalbaar is. Voor Tholen en St. Phi- lipsland ligt hier zeker een kans. Maar durft men tegenwoordig nog wel risico's te nemen. Ik vraag me af of we de laatste jaren wel voldoende kansen hebben geschapen en gegre pen. Het is bijzonder jammer dat een aantal bedrijven op Tholen en St. Philipsland nu de ontwikkeling blokkeert voor anderen door tegen zoet water te zijn. Ook die nee- stemmende bedrijven zouden daar later nog wel eens erg veel spijt van kunnen krijgen....". In zijn funktioneren als voorzitter heeft Doeleman altijd veel belang stelling gehad voor de jongeren, al was het alleen al omdat één van zijn kinderen bedrijfsvolger is. Er zijn met elkaar overeenstemmende visies maar er zijn ook verschillen van in zicht. Wat het EG- en nationaal be leid betreft verwijt hij de jongeren dat ze teveel vanuit hun eigen situa tie reageren". Ze vergeten dat we onderdeel zijn van een grote samen leving met allerlei stromingen. De politieke keuze is door die samenle ving gemaakt en is sterk liberaal ge tint. We moeten oppassen dat we met een meer sociaal gericht beleid de vrije ontwikkeling van de sekto ren niet blokkeren. De overheidsbe moeienis moet zo beperkt mogelijk worden gehouden". Hoe de Nederlandse landbouw zich in de toekomst gaat ontwikkelen is moeilijk te zeggen: "De kaarten zijn een heel eind geschud. Veel ontwik kelingen kun je niet of nauwelijks beïnvloeden". Wel ziet Doeleman voor de ZLM de taak weggelegd om meer te werken aan het versterken van de onderlinge kontakten op afdelings- en kringnivo tussen de mensen binnen de verschillende tak ken maar ook tussen de takken on derling. Daar zal met nieuw élan aan voort moeten worden gebouwd maar helaas niet met iedereen. Daar bij zal het zo zijn dat er afvallen en dat net als in de middenstand niet ie dereen automatisch boer zal wor den. Je moet het goed weten als je boer wordt en erg goed gemotiveerd zijn. Dat geldt uiteraard ook voor de partners. J. Wierenga. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 13