Geen van de partijen gediend met dubbel bestemming kamperen bij de boer Wijziging aardappelmoeheidsbeleid Uitstel Verkaveling Noord- Brabant "Komt er een VUT-regeling voor boeren?", of "Wat doet de over heid voor ondernemers die hun bedrijf willen staken". Deze en soortgelijke opmerkingen en vra gen komen nogal eens aan de or de, met name bij oudere ondernemers, indien er over de voortzetting van het bedrijf wordt gesproken. Opmerkingen en vragen, die ook aangeven dat de financiële situa tie na een eventuele bedrijfsbeëin diging veelal een beslissende faktor in de besluitvorming is. Zicht op een eventuele VUT- regeling is er nog niet. Wat voor (beperkte) inko mensmogelijkheden er na be- drijfsliquidatie wel zijn komt in dit artikel over bedrijfsbeëindiging aan de orde. In dit artikel maken we onder scheid tussen vrijwillige en ge dwongen bedrijfsbeëindiging. Vrijwillige beëindiging Het fenomeen vrijwillige beëindiging wordt het meest gehanteerd door oudere ondernemers. Na bedrijfsli- quidatie komt er vaak veel tijd vrij. Toch zal het voor de meesten moei lijk zijn om de "vrijgekomen tijd" in geld om te zetten. Oftewel het vinden van, zo men dat wenst, een geschikte betaalde baan valt vaak niet mee. Soms bieden de aan de landbouw ver wante sektoren, zoals bijvoorbeeld de Veevoederindustrie wat moge lijkheden. In de meeste gevallen zal de oplossing van het inkomensvraagstuk gevonden moeten worden in het vrijmaken van vermogen. Een aantal argumenten kan dan tot het besluit leiden om het bedrijf in z'n totaliteit te verkopen. Met name bij de meer gespecialiseerde bedrijven vormen woon- en bedrij fsgedeelte vaak één geheel. Opsplitsen is daarbij vaak zeer moei lijk. In gevallen waarbij het in prin cipe mogelijk zou zijn om het bedrij fsgedeelte apart van de hand te doen, kan het kostenaspekt er toe lei den om toch het volledige bedrijf te verkopen. Voor de lege bedrijfsgebouwen zijn er dan nauwelijks alternatieve aanwen dingsmogelijkheden. Daartegen zijn de onderhoudskosten in veel gevallen hoog. Ook de emotionele weerstand om een ander op het "eigen" bedrijf te zien werken kan een reden zijn om het bedrijf volledig te beëindigen. Dat het verkoopbedrag niet het te be leggen bedrag is zal duidelijk zijn. Vaak moet er met diverse schuldeisers afgerekend worden. Bijna altijd behoort de fiskus tot die schuldeisers. Dit is het geval als bij voorbeeld vee, machines en gebouwen voor een hogere waarde worden ver kocht als waarvoor ze in de boekhou ding opgenomen zijn. Het verschil, stille reserves genoemd, wordt tot de belaste winst gerekend. Voor de be laste winst of stakingswinst kent de fiskus zogenaamde "stakingsfacilitei ten", te weten: stakingswinstvrijstel- ling van ƒ20.000,voor 55 jarigen en ouderen ƒ35.000,— bij gehele be drijfsbeëindiging; stamrecht vrijstelling; bijzondere tarief, inhoudend dat de te betalen belasting minimaal 20% en ten hoogste 54% van de stakingswinst bedraagt. Na afrekening en eventueel aankoop van een andere woning blijft het netto te beleggen bedrag over. De rendementen die momenteel te reali seren zijn, liggen in de meeste geval len tussen de 6 en 7%. Wenst men niet in te teren op het vermogen, dan zal er, afhankelijk van de gewenste le vensstandaard, minimaal tussen de half en driekwart miljoen gulden te beleggen moeten zijn. In de praktijk vormt het echter veelal geen bezwaar om gedurende een aantal jaren in te teren op het vermogen, zodat bij beëindiging met een lager beschikbaar bedrag volstaan kan worden. Het be drijf in z'n geheel afgestoten wordt in het algemeen als zeer ingrijpend erva ren. Menige ondernemer geeft er dan ook de voorkeur aan om het bedrijf in fasen af te bouwen. Gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging leent zich met name voor bedrijven waar meer produktietakken aanwezig zijn. Het gefaseerd afbouwen van het bedrijf kan fiskaal gezien aantrekke lijk zijn. Zolang er nog een bedrijfs onderdeel aanwezig is, komt men in aanmerking voor de voor een onder nemer aanwezige belastingsfaciliteiten zoals zelfstandigen en vermogensaf trek en de F.O.R. Een andere methode van gedeeltelij ke bedrijfsbeëindiging die een alter natieve inkomstenbron voor melkveehouders kan opleveren vormt de verkoop van het melkquotum. Dit kan plaats vinden door deelname aan de opkoopregeling en door verkoop van quotum van grond met melk. Opkoopregeling De derde gewijzigde opkoopregeling is vooral aantrekkelijk voor onderne mers tussen de 50 en 65 jaar, die wel willen stoppen met melken, maar die hun grond (nog) niet willen missen. De prijs die de ondernemer per liter melk ontvangt is afhankelijk van de omvang van de veestapel. De prijs va rieert dus sterk van bedrijf tot bedrijf. Gemiddeld komt de te ontvangen bij drage uit op ƒ1,70 per kg melk. Verkoop van melkquotum via grondoverdracht Na de laatste wijziging van de be schikking superheffing kunnen verko per en koper in onderling overleg afspraken maken over de hoeveelheid heffingvrije melk die er bij grond- overdracht overgaat. Een overgang van een heffingvrije hoeveelheid kan plaatsvinden tot maximaal 20.000 kg per hektare overgedragen grond. De opbrengsten per kg heffingvrije melk variëren sterk. De prijs is o.a. afhan kelijk van de streek waar de transak- tie plaatsvindt. Zowel bij de opkoopregeling als bij onderlinge ver koop van grond met melk zal een deel van de opbrengstprijs worden belast door de fiskus. Vooraf grondig doorspreken van de plannen met de accountant is beslist noodzakelijk. Samenvattend kan gesteld worden dat de inkomensmogelijkheden na vrij willige bedrijfsbeëindiging hoofdza kelijk bestaan uit de inkomsten uit het kapitaal dat in het bedrijf zit. Onvrijwillige bedrijfsbeëindiging door ar beidsongeschiktheid In het voorgaande lag de keus tot be drijfsbeëindiging geheel bij de onder nemer. In sommige gevallen wordt men echter gedwongen te staken. Bij voorbeeld doordat de gezondheid het niet meer toelaat om het bedrijf voort te zetten. Naast inkomsten uit de ge hele of gedeeltelijke verkoop van het bedrijf, kunnen er aanvullende in komsten verkregen worden uit de ar beidsongeschiktheidsuitkering. Er zijn twee vormen van dergelijke uit keringen. 1. A.A.W.-uitkering Een ondernemer tussen de 18 en 65 jaar heeft recht op een A.A.W.- uitkering als aan de volgende voor waarden wordt voldaan. Hij moet ge durende 52 weken minimaal 25% arbeidsongeschikt geweest zijn. Hij moet voldoen aan de zogenoemde entree-eis, dat wil zeggen dat er op het bedrijf een bepaald inkomen gehaald moet zijn en/of dat er minimaal 40 uur is gewerkt op het bedrijf. Voor het vaststellen van de hoogte van de A.A.W.-uitkering wordt uitgegaan van het arbeidsongeschiktheidsper centage en de zogenaamde grondslag. Met ingang van 1 januari geldt er nog één grondslag. Bij volledige arbeids ongeschiktheid na 1 januari wordt de A.A.W.-uitkering 70% van de alge mene grondslag. 2. Partikuliere arbeidsongeschikt heidsverzekering Om het risiko van arbeidsongeschikt heid op te vangen kan een arbeidson geschiktheidsverzekering worden afgesloten bij een verzekeringsmaat schappij. Er zijn arbeidsongeschiktheidsverze keringen die dekkingen geven voor het eerstejaarsrisiko (A-dekking) en tweedejaarsrisiko (B-dekking). De verzekering geeft pas recht op uit kering nadat de verzekerde een aan tal dagen arbeidsongeschikt is. Bij het afsluiten van de verzekering kan een keuze gemaakt worden uit een aantal wachtdagen, variërend van zes dagen tot zes maanden. Voorts wordt in de polis vastgelegd welk bedrag men bij arbeidsongeschiktheid uitgekeerd krijgt. Bij de keuze van dit bedrag (de jaarrente) dient rekening te worden gehouden met het inkomen dat ge middeld uit het bedrijf komt. Bij de vaststelling van de B-dekking moet te vens rekening gehouden worden met de A.A.W.-uitkering. Behalve ge dwongen beëindiging door arbeidson geschiktheid kan beëindiging ook afgedwongen worden door de schuld eisers. Het zal duidelijk zijn dat de ondernemer dan alleen nog kan terug vallen op een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet. Op grond van deze wet krijgt de ondernemer een uitkering die gebaseerd is op het minimum bestaansniveau. In de loop van volgend jaar treedt mogelijk de I.O.A.Z. in werking. Dit is een wet die voorziet in een inkomen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsonge schikte gewezen zelfstandigen. Op de ze nieuwe regeling komen we nader terug. De inkomensmogelijkheden na be drijfsbeëindiging moeten vooral ko men uit vermogen en voorzieningen die de ondernemer zelf heeft opge bouwd. Alleen in het uiterste geval springt de overheid bij middels een aantal basisvoorzieningen. Het is dan ook van groot belang tijdig te beden ken of, en zo ja, welke voorzieningen er getroffen moeten worden. Overleg eerst met uw accountant of uw voorlichter hoe u er voor staat als u plotseling uw bedrijf zou moeten beëindigen. L. Schuldink Bedrijfsverzorgingsdienst In het SEV-artikél van vorige week stond een aantal adressen genoemd. Wat betreft Noord- en Zuid- Beveland kunt u ook inlichtingen vragen bij de heer J.J. Capon te Goes, tel: 01100-15914. Na overleg tussen het Kollege van Gedeputeerde Staten van Zeeland en de Kolleges van B. en W. heeft GS ten aanzien van het Kamperen bij de boer een aantal aanbevelingen aan de gemeenten gedaan. GS die het belang van kamperen bij de boer erkent, stelt dat de gemeen ten moeten bepalen of en voor welke gebieden zij deze kampeermo- gelijkheden willen toestaan. Het aantal eenheden dat op boerenerven mag worden toegestaan is maximaal 5. Wil de gemeente in een be paald gebied kamperen bij de boer niet toelaten dan dient dit uit drukkelijk uitgesloten te worden in het bestemmingsplan. Voorts is voor gesteld voor de erkende kampeerboerderijen nog eens 5 eenhe den toe te staan via een gemengde bestemming in het bestem mingsplan: agrarisch én rekreatief. Daardoor komt het aantal eenhe den op 10. Bij meer dan 10 eenheden is sprake van een terrein voor verblijfsrekrea- tie en geldt een beoordeling als bij campings. De piekopvang valt bui ten de regeling. Daarin voorziet de Kampeerwet. Een en ander werd 10 december door de direkteur van de Planologische Dienst Zeeland ir. R.M. Th. Adriaansens meegedeeld op de algemene openbare ledenver gadering van de Vereniging van Kampeer Boeren op Walcheren de Vekabo die plaats vond in "Ons Huis" te Meliskerke en zoals gebrui kelijk druk werd bezocht. De heer Adriaansens meende dat de kam- peerboeren zich sterk moeten maken voor de door hem uiteengezette rege ling. Dit om een eventuele uitbrei ding van kamperen in het buitenge bied, die volgens de Ontwerp Wet Openlucht rekreatie bij alle bewo ners van het buitengebied in principe mogelijk is, voor te behouden aan de kampeerboeren. Hij wees er nog op dat uit een onderzoek is gebleken dat kamperen bij de boer zo aantrekke lijk is vanwege de kleinschaligheid. Volgens hem is die verzekerd in de regeling zoals door hem toegelicht. Hij deed een beroep op de kampeer boeren om vooral de kwaliteit van hun produkt scherp in de gaten te houden. Ing. R. Krijger, eerste stafmedewer ker bij de Direktie Lavo te Goes, stelde in een inleiding dat bij een mi- nicampinghouder het inkomen uit de landbouw het belangrijkste blijft en dat zo'n camping "slechts" 5 a 10% van het inkomen (bij een totale investering van gemiddeld ca. 25.000,en een bruto opbrengst van ca. 1000,per eenheid) uit maakt. Overigens voor veel boeren een niet onbelangrijk deel dat zeker in een aantal gevallen de onderne mer in staat stelt het bedrijf voort te zetten, ook door een opvolger. Voor anderen is het uitstel van sanering en dat kan voor onpanderende bedrij ven weer een belemmering zijn om dat er minder grond vrij komt. Overigens achtte de heer Krijger het een zeer goede zaak dat de onderne mers deze rekreatietak hebben opge pakt. Hij waarschuwde nadrukke lijk voor een dubbelbestemming op het erf". De rekreant is daar niet mee gediend en de boer ondervindt er alleen maar hinder van. De dub belbestemming kan door de zeer strenge eisen in de Hinderwet grote problemen opleveren voor de agrari sche bedrijfsvoering. In een volgen de diskussie zei de sekretaris van de Gewestelijke Raad drs. I.J.L. Boom o.m. dat in bestemmingsplannen buitengebied beter geen aantal een heden kan worden genoemd. Er kan worden volstaan met te vermelden dat kamperen bij de boer in principe mogelijk is. Hij benadrukte dat 10 eenheden in de vorm van een dub belbestemming buiten het bestem- ir. R.M.Th. Adriaansens mingsplan en de werkingssfeer van de milieuwetgeving moet blijven. In zijn openingswoord hekelde voor zitter P. Lampert de soms wat al te opdringende wijze waarop de politie het kamperen bij de boer kontro- leert. Hij sprak van een goed seizoen 1986 waarin het kamperen bij de boer meer waardering en officiële er kenning heeft gekregen. Het bestuur blijft zich onverminderd inzetten om de problemen bij het kamperen bij de boer op te lossen. Enige leden merkten na de vergadering op dat deze weliswaar interessant was ge weest maar dat ze nu nog niet wisten of ze wel of niet kunnen gaan in vesteren in rekreatievoorzieningen op hun erf. J.W. De voorstellen tot wijziging van het A.M.-beleid van het Ministerie zijn nog steeds niet afgerond. Verwacht mag echter worden dat de PD nog dit jaar met de nadere uitwerking van het beleid zal komen. Naar het zich laat aanzien zal het daarbij om de volgende hoofdpun ten gaan: bij een 1 op 4 teelt zal men afwisse lend 2x vatbaar en lx resistent moe ten telen; bij een 1 op 3 teelt zal men afwisse lend een vatbaar en een resistent ras moeten telen; voor de fabrieksaardappelteelt blijft 1 op 2 mogelijk, mits lx in de 4 jaar een hoog resistent ras (D/E) wordt geteeld: één landelijke uniforme ingangsda tum d.w.z. met ingang van 1994 zal de teelt in dit systeem moeten zitten; dit betekent, dat wanneer men in de voorgaande jaren geen resistente rassen heeft geteeld, men in 1994 uit sluitend een resistent ras mag telen. De Provincie Noord-Brabant stelt voor de gebieden Rosmalen-Empel en Stadsrand 's-Hertogenbosch op te nemen in het voorbereidingssche ma Landinrichting 1987. Het gaat in totaal om 4050 hectare. De provin ciale adviescommissie voor ruimte lijke ordening gaat begin volgende maand over het voorstel praten. Het gebied Rosmalen-Empel werd vorig jaar ook al voorgedragen voor het voorbereidingsschema, maar de provincie verwacht niet dat de minis ter aan dat verzoek tegemoet zal ko men. De provincie meent dat het ge bied Nuenen nog niet op de lijst kan worden opgenomen, omdat nog niet duidelijk is wat er gaat gebeuren op het gebied van de aanleg van wegen. De provincie verwacht dat de minis ter van Verkeer,en Waterstaat daar over in de eerste helft van 1987 een uitspraak doet. 10 Vrijdag 19 december 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 10