Bakkleur en bewaartechniek van konsumptieaardappelen korte wenken akkerbouw De verwerkende industrie neemt een zeer groot deel van de konsumptie-aardappelen af. Het aandeel van de verwerkende industrie in de afzet is in de loop der jaren steeds groter geworden. Vandaar ook dat de verwerkende in dustrie een steeds zwaarder stempel drukt op de eisen die aan de aardappel gesteld worden. We hebben grotendeels te maken met de fritesindustrie en in mindere mate met de chips-industrie. De industrie wil o.a. naast een grove sortering, een partij waarin zo weinig mogelijk blauw en beschadiging voorkomt, maar bovendien moet de partij nog goed bakken. Er bestaat een sterk verband tussen het meer of minder aanwezig zijn van reducerende suikers en de bak kleur. Hoe meer reducerende suikers in de aardappel aanwezig zijn, des te donkerder bakt de frites (of chips). Aangezien de industrie de voorkeur geeft aan een lichte kleur van haar gebakken produkt, moeten we dus als teler proberen om het gehalte aan reducerende suikers zo laag mogelijk te houden. We dienen dan echter wel te weten hoe dit gehalte beïnvloed kan worden. Faktoren die de bakkleur beïn vloeden Het gehalte aan reducerende suikers en dus ook de bakkleur wordt door verschillende faktoren bepaald. En kele hiervan zijn: groeiomstandighe- den, weersomstandigheden tijdens de groei, rijpheid, ras en bewaar omstandigheden (bewaarduur en bewaartemperatuur). Nog lang niet alles over het optreden van reducerende suikers is bekend. Wel is duidelijk geworden dat het gehalte tijdens de groei, maar vooral tijdens de bewaring verandert. I. Tijdens de groei Gedurende de groei neemt het gehal te aan reducerende suikers in de knol af. Hoe rijper de knol, des te lager het gehalte aan reducerende suikers. Behalve wanneer doorwas optreedt of wanneer ekstreem vroeg gerooid wordt, ligt het gehalte bij de oogst op een laag nivo. De hoogte van dit nivo wordt mede bepaald door tem peratuur, licht, mineralen- en vocht- voorziening tijdens de groei en de grondsoort. Verreweg de belangrijkste faktor is echter het ras. Tussen de rassen on derling bestaan behoorlijke ver schillen. Zo geeft men in de chips-industrie, waar de eisen t.a.v. de bakkleur ho ger zijn dan in de fritesindustrie, in het algemeen bijvoorbeeld de voor keur aan Saturna in plaats van Bintje. II. Tijdens de bewaring In het algemeen neemt het gehalte aan reducerende suikers toe. Het be- gingehalte is al bepaald tijdens de groei. Afhankelijk van de omstandigheden kan dit begingehalte hoger of lager zijn. De mate waarin het gehalte stijgt ge durende de bewaring hangt o.a. af van: 'voorgeschiedenis' van de aardappel; - rijpheid; - ras; - bewaaromstandigheden Rijpheid De rijpheid bepaalt mede het begin gehalte van reducerende suikers tij dens de bewaring. Daarnaast heeft de rijpheid een eigen effekt op de toename van reducerende suikers tij dens de bewaring. Bij een rijp gewas zal de stijging minder sterk verlopen dan bij een onrijp gerooid gewas. Ras Ook voor het ras geldt dat het zijn invloed twee keer laat gelden. In de eerste plaats tijdens de groei en in de tweede plaats tijdens de be waring. Het ene ras reageert veel sterker op ongunstige bewaaromstandigheden (b.v. te koud) dan het andere ras. In dit verband is Bintje niet het gemak kelijkste ras. Hoewel er andere rassen zijn die, wat betreft de bakkleur, beter bewa ren, heeft Bintje zoveel andere ster ke eigenschappen dat we de komen de jaren nog overwegend met de be waring van Bintje te maken hebben. Bewaarduur en bewaartemperatuur Hierbij hebben we te maken met de bewaarduur en de temperatuur ge durende de bewaring. Het reducerende suikergehalte neemt toe gedurende de bewaarperi ode, hierbij kunnen twee oorzaken een rol spelen: veroudering van de aardappel en een lage bewaartempe ratuur. Bewaartemperatuur De temperatuur waarbij de aardap pelen bewaard worden is van groQt belang voor het reducerend suiker gehalte en dus de bakkleur. Lange bewaartemperaturen (vooral beneden de 4 a 5°C) veroorzaken een hoog gehalte aan reducerende suikers en een slechte bakkleur. Reeds bij 8°C begint dit proces en de stijging van het gehalte aan reduce rende suikers verloopt sneller naar mate de temperatuur lager komt. Het is mogelijk dat de tijdsduur van deze lage temperatuur ook een rol speelt. Dit is echter nog in onder zoek. Met de kennis die er momen teel is, moeten we stellen dat voor komen moet worden dat de tempera tuur van de partij, ook plaatselijk, beneden de 5°C komt. Een praktisch probleem is dat de meeste temperatuurvoelers maksi maal 1 m diep staan. Bij ventileren met te koude buitenlucht duurt het dagen voordat dit te zien is op de steekvoeler, terwijl de onderste aardappelen dan al te koud zijn. Met andere woorden, we moeten de tem peratuur van de ventilatielucht we ten. Bovendien moet door middel van thermostaten een zodanige be veiliging aangebracht worden dat de ventilatoren uitvallen bij te lage in- blaastemperaturen. Dft kan plaats vinden door een minimum ther mostaat in het ventilatiekanaal te plaatsen. Voor de meeste gevallen is het een praktisch advies om de vorst- thermostaat op 4 a 5°C af te stellen. Kontroleer (of laat dit doen) echter vooraf en regelmatig de werking van uw temperatuurvoelers en ther mostaten. Hoe te handelen bij een langdurige koudeperiode? Het kan gebeuren dat de buitentem peratuur langdurig beneden de 4°C blijft. De temperatuur van de aard appelen loopt door zelfopwarming op tot een te hoog nivo. Als de be waarplaats is uitgerust met interne kleppen of luiken kan dan toch met (gedeeltelijk) buitenlucht geventi leerd worden. Door de interne kleppen gedeeltelijk te openen en tevens de inlaatluiken gedeeltelijk open te zetten wordt met menglucht geventileerd. Bij volledi ge handbediening wordt de mate van openen van beide luiken zodanig op elkaar afgesteld dat de lucht die uit eindelijk door de aardappelen gaat, boven de 5°C blijft. Temperatuurmeting achter de venti lator is dan nodig. Ook is het moge lijk om een dergelijke regeling volle dig te automatiseren. Ook kan het gebeuren dat in een vorstperiode de temperatuur plaat selijk te laag wordt. Vooral langs de wanden, in hoeken, bij deuren en ter plaatse van de spanten kan dit het geval zijn. Zorg daarom dat u ook op deze kou de plaatsen temperatuurvoelers hebt staan. Mocht de temperatuur daar te laag worden, dan kan dit veelal door intern ventileren verholpen worden. Mocht de temperatuur van de totale partij daardoor te laag worden dan is bijverwarmen noodzakelijk. Rekonditionering Rekonditionering houdt in dat de partij gedurende minstens 3 a 4 we ken op een temperatuursnivo van 10-20°C wordt gehouden. Hierdoor kan het gehalte aan redu cerende suikers dalen. De resultaten van deze methode zijn sterk wisselend. Met name in het be gin van de bewaarperiode zijn er nauwelijks gunstige ervaringen. De meeste kans op een gunstig resul taat heeft men in januari. Overigens is het ook zo dat rekondi tionering alleen invloed uitoefent op de reducerende suikers die zijn ont staan als gevolg van te lage tempera turen. Rekonditionering heeft geen effekt op reducerende suikers die zijn ontstaan als gevolg van verou dering. Reducerende suikers die zijn ont staan als gevolg van (te) koude be waring worden nooit voor 100% door rekonditionering weggewerkt. Anders gezegd, een (te) koude bewa ring gevolgd door rekonditionering levert altijd een hoger gehalte aan re ducerende suikers dan een warmere bewaring. Een praktisch bezwaar van rekondi- tioneren is, naast de wisselende re sultaten, het feit dat door de hogere temperaturen de kans op kiemvor- ming groot is. Enerzijds werkt kie ming stimulerend op het rekonditio- neringseffekt, maar anderzijds wordt een teveel aan kieming aange merkt als een kwaliteitsgebrek. Bewaarduur en veroudering Naast de reducerende suikers die ontstaan zijn als gevolg van (te) kou de bewaring, ontstaan er ook redu cerende suikers als gevolg van verou dering. Hierbij speelt uiteraard de lengte van de bewaarperiode een grote rol. Hoe langer bewaard wordt, des te meer kans op slijtage. Dit hebben we in 1986 duidelijk kunnen zien: ook partijen die nooit onder de 5 a 6° C bewaard waren, vertoonden in ju li/augustus slechte bakcijfers. Deze veroudering kan met name aan het eind van de bewaarperiode zeer snel verlopen. Het ene jaar zullen de aardappelen, ook wat bakkleur betreft, beter te bewaren zijn dan het andere jaar. Dit blijkt wel uit de ervaringen van andere jaren: vaak kwam naar voren dat ook behoorlijk 'koud' bewaarde aardappelen in juni/juli goed bak ten. Dit resultaat kan m.i. alleen ver klaard worden uit het feit dat deze partijen: a) sterk zijn door een verminderd vochtverlies en daardoor minder last hadden van veroudering; b) door de lagere bewaartempera tuur wat minder ademhaling ver toonden en daardoor minder snel versleten zijn en c) doordat ze zo laat afgeleverd wor den zijn ze een lange tijd bij een ho gere temperatuur bewaard, waar door een soort 'natuurlijke rekondi tionering' is opgetreden. Door deze 'natuurlijke rekonditionering' zal in ieder geval een gedeelte van de redu cerende suikers die als gevolg van koude bewaring zijn ontstaan, weg gewerkt zijn. Het is echter gevaarlijk om op deze 'natuurlijke rekonditionering' te gokken. Immers de resultaten wisse len te sterk en bovendien worden hiermee nooit alle reducerende sui kers die zijn ontstaan ten gevolge van koude bewaring weggewerkt. Daarom moeten ook voor lange be waring lage temperaturen vermeden worden. Bij ekstreem lange bewaring moet in de eerste plaats uitgegaan worden van een sterk produkt. Uit eigen ervaring weet u zelf van welke percelen de aardappelen het beste te bewaren zijn. Verder dient elke handeling erop ge richt te zijn om slijtage van de aard appel te voorkomen. Naast de bewaartemperatuur speelt met name de ventilatietechniek hier bij een rol. Ventileren betekent vochtverlies en dus slijtage. Ventileer daarom niet meer dan strikt noodzakelijk. (De partij mag daarbij uiteraard niet nat worden en Enkele tips voor het BOUWPLAN 1987: verbouw geen bieten op grond welke met aaltjes besmet is; laat eerst de percelen op aaltjes onder zoeken; teel geen aardappelen na bieten, dat kost al snel 10 tot 15% aan opbrengst; zaai - indien moge lijk - klaver of gras in wintertarwe als groenbemester, dit verbetert de bodemstruktuur. De komende periode kunt U weer KONTRAKTEN afsluiten voor di verse gewassen. Bent U met een ge was minder goed bekend, informeer dan eens bij een kollega of bijw Uw bedrijfsvoorlichterPast het gewas op Uw bedrijf wat betreft grond soort, vruchtopvolging, financieel resultaat, arbeidsbehoefte en - verdeling? ook voor partijen met rot dient an ders gehandeld te worden). Samenvatting en konklusies Een hoog gehalte aan reducerende suikers leidt tot een slechte bakkleur en is daarom ongewenst voor de ver werkende industrie. Faktoren die de hoogte van het gehalte aan reduce rende suikers bepalen zijn o.a. rijp heid, groeiomstandigheden, ras en bewaaromstandigheden Vooral de bewaaromstandigheden zijn hierbij belangrijk omdat we hier (tot op zekere hoogte) invloed op kunnen uitoefenen. Tijdens de bewaring beïnvloeden met name de bewaartemperatuur en verouderingsprocessen de hoogte van het gehalte aan reducerende sui kers en dus de bakkleur. Bij temperaturen van 8°C begint het effekt van de lage temperatuur en dit proces verloopt sneller naarmate de temperatuur nog lager is. Eén en ander zou ervoor pleiten om bij temperaturen van minimaal 8°C te bewaren. Echter, met name bij lange(re) bewaring zijn er dan pro blemen te verwachten. Bij hogere bewaartemperaturen verloopt het verouderingsproces sneller en ook zal de kieming minder goed in de hand te houden zijn. Bij de bepaling van de bewaar omstandigheden zal dus steeds ge keken moeten worden naar het tijdstip van afzetten en de bestem ming. Soms ook zal een kompromis gesloten moeten worden. Aan de hand van het voorgaande komen we aan de volgende ad- viestemperaturen: - chips: 8-10°C (de eisen ten aanzien van de bakkleur zijn zwaarder dan voor frites); - frites- en droogindustrie (bij afzet voor half januari): 6-8°C (de verou dering speelt dan in mindere mate een rol); - frites- en droogindustrie (lange(re) bewaring): 5-6°C. Zeker voor de lange bewa ring geldt in het algemeen: maak niet meer ventilatie-uren dan noodzake lijk zijn, om zo de verouderingsef- fekten tot een minimum te be perken. De temperatuur van de inblaaslucht mag niet beneden 5°C komen. Praktisch advies: stel de minimum thermostaat af op 4 a 5°C. Bij lange re perioden met een buitentempera tuur die lager ligt dan 4°C kan ge ventileerd worden met menglucht. Rekonditioneren is bewaren gedu rende minimaal 3 a 4 weken bij 10-20°C. De effekten m.b.t. het re ducerend suikergehalte zijn sterk wisselend. Bovendien is de kans op kieming erg groot. Daarom wordt deze methode als systeem niet gead viseerd. Namens de konsulentschappen voor de Akker- en Tuinbouw in Zuidwest Nederland, K.W. Bosma Wit lof land staat bekend om zijn OPSLAG. Zelfs de kleinste stukjes wortel kunnen een opslagplant vor men. Het telen van een hakvrucht na witlof heeft dan ook bepaald niet de voorkeur. Probeer hierop een graan gewas te zaaien, de opslag is hierin goed met groeistoffen te bestrijden. "Kwantitatieve akkerbouw- informatie 1986/1987" is weer uit. Een boekje vol gegevens over be- drijfsekonomische zaken, zoals op brengsten, jaar kost en van werktui gen en saldoberekeningen van akkerbouw- en groenteteeltgewas sen. Het boekje is te bestellen door f 20,— te storten op girorekening 2249700 ten name van PAGV - Le lystad onder vermelding: publikatie 33. Als U konservengewassen - erwten, tuinbonen, stamslabonen e.d. - gaat telen, praat dan niet alleen over de prijs. Het KONTRAKTUEEL VASTLEGGEN van zaaitijd, ras- senkeuze, ziektegevoeligheid, op brengst, wijze van tarrering en beta ling kan erg belangrijk zijn. Vraag de "Algemene voorwaarden" aan bij het Landbouwschap. De bewaaromstandigheden zijn belangrijk om een ongewenst hoog gehalte aan reducerende suikers te voorkomen. 6 Vrijdag 5 december 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 6