Vaststelling
referentiehoeveelheid II
De regels voor het uitrijden van mest
De registratie
Het uitbreidingsverbod
Het omwisselingsverbod
In vier artikelen die om de twee
weken verschijnen komt het geheel
van nieuwe mestwetgeving en re
gistratie van referentiehoeveelhe
den aan de orde. In het eerste
artikel dat reeds is gepubliceerd,
werd ingegaan op de totale wetge
ving. In dit artikel wordt aandacht
besteed aan de vaststelling van de
referentiehoeveelheid, het uitbrei
dingsverbod en het omwisselings
verbod. De laatste twee artikelen
gaan over de gevolgen voor de be
drijven en over het registratiefor
mulier.
Zolang er onvoldoende oplossingen
zijn voor het mestprobleem in Neder
land zal verdergaande uitbreiding van
de mestproduktie moeten worden
voorkomen. Om na te kunnen gaan
of er na 31 december 1986 op een be
drijf uitbreiding van de mestproduk
tie plaatsvindt, is het noodzakelijk dat
van elk bedrijf de uitgangssituatie
wordt vastgelegd. De veehouder dient
daarom de mestproduktie, uitgedrukt
in kilogrammen fosfaat (P205), aan
de hand van het aantal aanwezige die
ren op 31 december 1986 vast te stel
len. De vastgestelde fosfaatproduktie
is de referentiehoeveelheid. Het gaat
in eerste instantie om de mestproduk
tie (eigenlijk fosfaatproduktie) van de
volgende diersoorten: rundvee, kal
koenen, kippen en varkens.
Deze aangewezen diersoorten zijn
onderverdeeld in dierkategorieën. Dit
is gedaan omdat dieren die van ver
schillende leeftijd zijn en dieren die
voor verschillend gebruik worden ge
houden op jaarbasis niet evenveel fos
faat produceren. Het is mogelijk dat
op 31 december het aantal op het be-
drijf aanwezige dieren niet overeen
komt met het gebruikelijke aantal
(bijv. de slachtkuikens zijn net afge
leverd). De veehouder mag dan naast
31 december een andere "teldatum"
in 1986 kiezen. Op die andere "telda
tum" moet dan wel het gebruikelijke
aantal dieren aanwezig zijn. In deze
situatie moet de veehouder dus het
aantal dieren op 31 december 1986 en
op een andere datum in 1986 opge
ven. Het aantal dieren dat de veehou
der opgeeft voor de vaststelling van
de referentiehoeveelheid moet met be
wijsstukken aangetoond kunnen
worden.
In de loop van de maand december
wordt een registratieformulier dierlij
ke meststoffen aan u toegestuurd.
Mocht u in december geen formulier
ontvangen hebben dan dient u dit zelf
bij de distriktsbureauhouder op te ha
len. Dit formulier moet ingevuld vóór
1 februari 1987 aan de distriktsbu
reauhouder worden toegestuurd. U
bent zelf verantwoordelijk voor de re
gistratie en de juistheid van de vermel
de gegevens. Op ieder bedrijf waar
rundvee, kalkoenen, kippen of var
kens worden gehouden moet de fos
faatproduktie worden vastgesteld.
Als de totale fosfaatproduktie op uw
gehele bedrijf kleiner is dan 125 kg
fosfaat dan hoeft u het registratiefor
mulier niet aan de distriktsbureau
houder toe te sturen.
Vanwege het omwisselingsverbod
dient per diersoort (rundvee, kalkoe
nen, kippen en varkens) de fosfaat
produktie te worden vastgesteld.
De totale fosfaatproduktie van rund
vee en kalkoenen samen is de "Refe
rentiehoeveelheid rundvee en
kalkoenen". De totale fosfaatpro
duktie van kippen en varkens samen
is de "Referentiehoeveelheid kippen
en varkens".
De totale Referentiehoeveelheid is de
"Referentiehoeveelheid rundvee en
kalkoenen" plus de "Referentiehoe
veelheid kippen en varkens".
Op het registratieformulier dient ook
de oppervlakte landbouwgrond die
tot het bedrijf behoort én in Neder
land gelegen is, te vermelden. Het
gaat om landbouwgrond die u in
pacht, in erfpacht, of een ander za
kelijk gebruiksrecht, of in eigendom
heeft. De pachtovereenkomst dient
een looptijd van minimaal 6 jaar te
hebben én goedgekeurd te zijn door
de Grondkamer.
Ter verduidelijking onderstaand schema:
De oppervlakte landbouwgrond
wordt uitgedrukt in gemeten maat en
niet in kadastrale maat! Aan de hand
van de totale referentiehoeveelheid en
de tot het bedrijf behorende opper
vlakte landbouwgrond berekent u de
gemiddelde referentiehoeveelheid per
hektare. De gemiddelde referentie
hoeveelheid is van belang om na te
kunnen gaan of u nog mag uitbreiden
en omwisselen.
Onder uitbreiden van de mestproduk
tie wordt verstaan de situatie waarin
de veehouder meer fosfaat per jaar op
zijn bedrijf produceert dan de totale
referentiehoeveelheid.
Het uitbreidingsverbod wordt van
kracht op 1 januari 1987 en is van toe
passing op de mestproducerende on
dernemer. Hieronder wordt verstaan:
de ondernemer die door het houden
van rundvee, kalkoenen, kippen of
varkens mest produceert. Dit verbod
houdt in dat een veehouder zijn mest
produktie op zijn bedrijf niet mag
uitbreiden als de gemiddelde
referentiehoeveelheid per hektare 125
kg fosfaat of groter is. Hetzelfde geldt
voor een veehouder met een grond
loos bedrijf. Hij mag zijn mestpro
duktie niet uitbreiden als de totale
referentiehoeveelheid op zijn gehele
bedrijf groter is dan 125 kg fosfaat.
Is de gemiddelde referentiehoeveel
heid kleiner dan 125 kg fosfaat per
hektare dan mag de veehouder zijn
mestproduktie uitbreiden tot ten
hoogste 125 kg fosfaat per hektare per
jaar.
Hieronder worden twee voorbeelden
gegeven met betrekking tot de wer
king van het uitbreidingsverbod. Uit
gangspunt hierbij is de situatie per 1
januari 1987.
a. Veehouder A heeft een bedrijf
met:
300 mestvarkens, 47 melkkoeien, 14
pinken, 14 kalveren en 20 hektare
landbouwgrond (eigendom).
Totale referentiehoeveelheid: 4525 kg
fosfaat; de gemiddelde referentiehoe
veelheid per hektare: 226 kg fosfaat.
Veehouder A mag niet uitbreiden
want de gemiddelde referentiehoe
veelheid per hektare is groter dan 125
kg fosfaat.
2. Veehouder B heeft een rundveebe
drijf met:
47 melkkoeien, 14 pinken, 14 kalve
ren en 20 hektare landbouwgrond
(eigendom).
Totale referentiehoeveelheid: 2305 kg
fosfaat; de gemiddelde referentiehoe
veelheid per hektare: 115 kg fosfaat.
Veehouder B mag dus nog uitbreiden
(10 kg fosfaat per hektare) 20 hekta
re x 10 200 kg fosfaat op jaarba
sis op zijn gehele bedrijf (bijv. 5
weidekoeien).
Ook in geval van verkleining van de
tot het bedrijf behorende landbouw
grond speelt het uitbreidingsverbod
een rol. Indien op het bedrijf de ge
middelde referentiehoeveelheid per
hektare 125 kg fosfaat of meer is
moet de mestproduktie verminderd
worden als de oppervlakte landbouw
grond wordt verkleind (bijv. verko
pen). Per verkleinde hektare moet hij
zijn mestproduktie met 125 kg fosfaat
per jaar verminderen.
Indien op het bedrijf de gemiddelde
referentiehoeveelheid per hektare klei
ner dan 125 kg fosfaat is zal afhan
kelijk van de oppervlakte waarmee
het bedrijf verkleind wordt de mest
produktie moeten verminderen. De
mestproduktie moet zodanig vermin
derd worden dat niet meer dan 125 kg
fosfaat per hektare per jaar geprodu
ceerd wordt. Hierna worden 2 voor
beelden gegeven over verkleining van
de oppervlakte landbouwgrond.
Voorbeeld 1
Veehouder A heeft een bedrijf met:
300 mestvarkens, 47 melkkoeien, 14
van:
/^naar:
rundvee
kalkoenen
varkens
kippen
rundvee
kalkoenen
varkens
kippen
omwisseling is toegestaan
- omwisseling is niet toegestaan
Bij dit schema kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:
- Het omwisselingsverbod is alleen van toepassing indien op het bedrijf de
gemiddelde referentiehoeveelheid per hektare van 125 kg fosfaat of groter is.
- Het omwisselingsverbod is niet van toepassing indien op het bedrijf de ge
middelde referentiehoeveelheid kleiner dan 125 kg fosfaat per hektare is. Dit
betekent dat hij dus varkens en kippen mag gaan houden in plaats van rund
vee of kalkoenen (mits hij niet meer dan 125 kg fosfaat per hektare op jaar
basis gaat produceren).
pinken, 14 kalveren en 20 hektare
landbouwgrond.
Totale referentiehoeveelheid: 4525 kg
fosfaat, gemiddelde referentiehoe
veelheid per hektare: 226 kg fosfaat.
Hij verkoopt 3 hektare landbouw
grond. Per verkochte hektare moet hij
zijn mestproduktie met 125 kg fosfaat
verminderen. Na verkoop dient hij
zijn mestproduktie op jaarbasis terug
te brengen met 375 kg fosfaat (bijv.
3 melkkoeien en 34 mestvarkens af
stoten).
Voorbeeld 2
Veehouder B heeft een bedrijf met 47
melkkoeien, 14 pinken, 14 kalveren
en 20 hektare landbouwgrond.
Totale referentiehoeveelheid: 2305 kg
fosfaat; de gemiddelde referentiehoe
veelheid per hektare: 115 kg fosfaat.
Hij verkoopt 3 hektare landbouw
grond. Na verkoop mag hij maximaal
produceren:
17 hektare x 125 kg 2125 kg
fosfaat.
Dit betekent dat zijn mestproduktie
op jaarbasis zal moeten verminderen
met: 2305 - 2125 180 kg fosfaat
(bijv. 4 melkkoeien en 1 pink).
De Interimwet beperking varkens- en
pluimveehouderijen heeft als doel de
mestproduktie van kippen en varkens
in Nederland op jaarbasis niet toe te
laten nemen. Per 1 januari 1987
wordt de vervangende regelgeving van
kracht waarin onder meer zijn opge
nomen het uitbreidingsverbod en het
om wisselingsverbod
Het omwisselingsverbod houdt in dat
na 31 december 1986 rundvee of kal
koenen niet "omgewisseld" mogen
worden in kippen en varkens ook al
blijft daardoor de totale fosfaatpro
duktie op jaarbasis op het bedrijf ge
lijk. Omgekeerd is omwisseling van
varkens en kippen naar rundvee en
kalkoenen wel toegestaan. Daarnaast
is omwisseling tussen rundvee en kal
koenen wel toegestaan alsook omwis
seling tussen kippen en varkens.
Tenslotte mag binnen een diersoort
ook worden omgewisseld. Deze om
wisselingen mogen echter niet leiden
tot een toename van de fosfaatpro
duktie op het bedrijf.
te rijden vanaf 1 oktober tot 1 novem
ber. De vóór 1 oktober aangevoerde
mineralen kunnen dan immers nog
door het na- of wintergewas worden
opgenomen.
gewas, dat tegelijkertijd met een
ander gewas op hetzelfde stuk land
wordt geteeld en dat eerder dan dat
andere (na)gewas wordt geoogst.
Beperking van de periode waarin mest
mag worden uitgereden zal, zeker bij
uitbreiding van de periodes waarin
dat niet mag, in volgende fasen van
de regelgeving, tot gevolg hebben dat
Periode
Grasland Snijmaïsgrond Bouwland
1-4-'87 tot 1-1-'91
250
350
125*
1-1-'91 tot l-l-'95
200
250
125*
vanaf 1-1*95
±175
125*
1-1 -'95
vanaf ca. 2000
Gemiddeld per jaar
In de akkerbouwgebieden, die voornamelijk op de kleigronden liggen, dient
de acceptatie van dierlijke mest uit de overschotgebieden gestimuleerd te
worden.
eindnorm
In 1987 gelden deze normen voor 9
maanden. Dit betekent, dat in deze
periode evenveel fosfaat per hektare
mag worden aangewend, als in de vol
gende jaren (van de eerste fase) gedu
rende het hele jaar.
Fosfaatverzadigde gronden
In het ontwerp-besluit is een bepaling
opgenomen, die gedeputeerde staten
de taak geeft zogenaamde fosfaatver
zadigde gronden aan te wijzen. Hier
toe dienen gedeputeerde staten
allereerst de voor fosfaatdoorslag
kwetsbare gebieden in kaart te bren
gen. Op deze percelen grond mag 70
kg fosfaat per ha per jaar op bouw
land, 75 kg fosfaat per jaar op snij
maïsgrond en 110 kg fosfaat per ha
per jaar op grasland worden gebruikt.
Zoals we in ons blad van 14 novem
ber reeds meedeelden, heeft het Ka
binet de regels voor het uitrijden van
dierlijke mest vastgesteld. Voor de
praktijk betekent dit het volgende:
Uitrijregels grasland
Op grasland wordt het uitrijden van
dierlijke mest (in de eerste fase) ver
boden in oktober en november. Uit
rijden over besneeuwde grond is
verboden van 1 januari tot en met 15
februari. De beperking van de regels
tot deze periodes heeft voornamelijk
te maken met de bestaande opslagka-
paciteit op de rundveebedrijven en de
mogelijkheden om deze op korte ter
mijn te vergroten. In verband hiermee
treden de uitrijregels voor grasland
pas op 1 oktober 1988 in werking.
Uitrijregels bouwland en snij
maïsgrond
Bij de uitrijregels voor bouwland en
snijmaïsgrond wordt in de eerste fa
se slechts voor zandgronden een uit-
rijverbod ingesteld, en wel om twee
redenen.
De eerste is, dat de uitspoeling van ni
traat op zandgronden het grootst is.
De tweede, dat in de akkerbouwgebie
den, die voornamelijk op de kleigron
den liggen, de acceptatie van dierlijke
mest uit de overschotgebieden gesti
muleerd dient te worden.
Een uitrijverbod op de kleigronden
lijkt uit milieuhygiënisch oogpunt
minder urgent dan de afvoer van
mestoverschotten üit de koncentratie-
gebieden van de intensieve veehoude
rij, die op de zandgronden liggen.
Op de zandgronden wordt het uitrij
den van dierlijke mest verboden in de
periode vanaf de oogst van het hoofd
gewas tot 1 november op dat bouw
land en dié snijmaïsgrond, waarop na
het hoofdgewas geen na- of winterge
was wordt geteeld.
Op bouwland en snijmaïsgronden
waarop na het hoofdgewas wel een -
al dan niet onder dekvrucht* gezaaid
- nagewas of een wintergewas wordt
geteeld, wordt het verboden mest uit
de opslagkapaciteit op de veehoude
rijbedrijven moet worden vergroot.
In tegenstelling tot de uitrijregels voor
grasland zullen de regels met betrek
king tot de gesloten periode voor
bouwland en snijmaïsgrond op 1 ja
nuari 1988 in werking treden. Aange
zien de gesloten periode echter op z'n
vroegst vanaf de oogst van het hoofd
gewas ingaat is ook in dit geval vol
doende tijd beschikbaar voor het
verwezenlijken van de benodigde
opslagkapaciteit.
Wijze van uitrijden
Naar aanleiding van het advies van de
kommissie van deskundigen inzake
het uitrijverbod is in het besluit voor
de eerste fase wel al de verplichting
opgenomen om op onbeteeld bouw
land en snijmaïsgrond de uitgereden
dierlijke mest uiterlijk de dag na de
dag van aanwending onder te werken.
Onder "onderwerken" wordt in dit
verband verstaan ploegen, stoppel-
ploegen, freezen, spitten en in-
jekteren.
Deze onderwerkverplichting treedt op
1 januari 1988 in werking.
De onderwerkverplichting gaat tevens
het uitrijden over al dan niet met
sneeuw bedekte bevroren grond
tegen.
Gebruiksnormen
De bewindslieden streven ernaar de
volgende gebruiksnormen op 1 april
1987 in werking te laten treden. Uit
gedrukt in kilogrammen fosfaat per
jaar:
Fosfaatarme gronden
In bepaalde gevallen kan een hogere
fosfaatgift dan volgens de normering
is toegestaan noodzakelijk zijn om
een incidenteel aanzienlijk tekort aan
fosfaat van landbouwgronden aan te
vullen (reparatiebemesting).
Het ontwerp-besluit biedt de moge
lijkheid in deze gevallen een repara
tiebemesting in de vorm van dierlijke
mest mogelijk te maken. De veehou
der, die voor deze regeling in aanmer
king wil komen zal in voorkomende
gevallen dienen te beschikken over be
wijsstukken waaruit de lage fosfaat
toestand van de grond blijkt. De
bemonsteringswijze en bepalingsme
thode hiertoe zullen op een later
tijdstip worden bekend gemaakt.
10
Vrijdag 21 november 1986
08^1 i3dfTi3Yon ii.