Witlofwortels oogsten op juiste tijdstip Knolcyperus, een gevaarlijk onkruid! Om een goed trekresultaat te krijgen moet de wortel bij de oogst een bepaalde "rijpheid" hebben. Soms wordt deze rijpheid uitgedrukt in leeftijd (groeidagen). Een andere methode, die in de praktijk veel wordt gebruikt, is de beoordeling van de vertikale worteldoorsnede. Hierbij wordt vooral gelet op de ontwikkeling in het bovenste gedeelte van de wortel, waarbij de volgende stadia zijn te onderscheiden: - Onrijpe, vlakke schouders: nog geen duidelijke hals, inwendig nog geen holte van betekenis. Het bin nenste gedeelte is nog glazig en de bui tenzijde helder wit. - Begin rijping: schouders iets oplopend, begin hals vorming, inwendige holte wordt iets groter. - Rijp: duidelijke hals en in wendige holte. Het binnenste gedeel te is sponsachtiger en witter van kleur. - Overrijp: schouders bijna verdwe nen, zware hals met een grote inwen dige holte. De rijpheid van de wortels wordt niet alleen bepaald door de lengte van de groeiperiode op het veld, maar ook door de weersomstan digheden tijdens het groeiseizoen. De ervaring is, dat na een warme en dro ge zomer de wortels vroeger in de herfst hun rijpheid hebben bereikt. Ook na de oogst rijpen met name de vroege wortels tijdens de bewaring nog verder af. Tijdstip oogst in verband met trek- periode Wortels bestemd voor de direkte trek, zonder tussenopslag, moeten dus bij de oogst voldoende rijp zijn. Wortels bestemd voor de middenvroege tot la te trek mogen bij de oogst niet te rijp zijn gezien de narijping tijdens de opslag. Wortels voor de late tot zeer late trek hebben een lange bewaarpe riode en mogen bij de oogst beslist niet te rijp zijn. Wortels van percelen waar de opkomst snel en regelmatig is geweest en waar de verdere groei re gelmatig is verlopen, zijn geschikter voor de late trek dan die van perce len met een dunne, onregelmatige stand. Als de wortels voldoende rijp zijn, gezien bovengenoemde bestem ming, dient met het rooien te worden begonnen. Een langere bewaring van de wortels op het veld kan alleen maar leiden tot achteruitgang in kwaliteit en teleurstellingen bij het forceren. Door de langere veldperioden worden ze overrijp en de kans op toename van schimmel- en bakterieziekten wordt alleen maar groter. Ook het toene mende oogstrisiko moet men niet on derschatten. Het bepalen van de rooidatum kan het beste in goed over leg tussen teler en trekker gebeuren. Ontbladeren Het ontbladeren van het gewas ge schiedt ofwel in een aparte werkgang ofwel in dezelfde werkgang als het rooien. De lengte van de bladkraag dient zo uniform mogelijk te zijn. Voor de vroege trek bedraagt dit 2 a 3 cm en voor de latere trek 3 a 4 cm. Heel belangrijk is, dat er geen kop pen "blind" worden geslagen (dus te kort ontbladeren) en het neerhangen de blad-goed wordt verwijderd. In de praktijk wordt bij het ontbladeren in een aparte werkgang gebruik gemaakt van maaikneuzers en aangepaste aard appelloofklappers met vertikaal wer kende klepels. De maaikneuzer heeft door een hoog toerental een betere zuigende werking en de werkingsdiep te is door zijn smalle (1.50 m) werk- breedte wat beter in te stellen. Loofklappers hebben meestal een wat minder zuigende werking, maar heb ben bij de ruggenteelt, door het gro tere lengteverschil van de klepels, een betere aanpassing aan de rug. Als bo vendien nog kapjes zijn gemonteerd, waardoor het ontbladerde loof in de geulen wordt verzameld, is de loof- klapper zeer goed te gebruiken. Wan neer in één werkgang wordt ontbladerd en gerooid zijn bij 1- en 2-rijige, speciale witlofrooimachines Witlof rooien met de zelfrijdende vlak velds wagenrooier. meestal vertikaal draaiende messen gemonteerd. Deze doet veelal aan het neerhangende blad weinig. Daar waar ontbladeraars met vertikaal werken de klepels, vaak met zij-afvoer zijn gemonteerd en deze een hoog toeren tal hebben, is de werking meestal goed. Een goed resultaat staat of valt echter bij de vlakveldsteelt met een goede vlakke grond en bij de ruggen- teelt met een uniforme, egale hoogte van de ruggen. Het rooien moet erop gericht zijn wortels te rooien met een lengte van plm. 18 cm. De wortels mogen niet worden beschadigd en moeten zo veel mogelijk vrij zijn van grond en bla- dresten. Wat de rooimachines betreft moet men onderscheid maken tussen vlakvelds en op ruggen geteelde wortelen. Rooimachines voor de vlakveldsteelt Bij kleinere oppervlakten worden meestal een- of tweerijïge speciale wit lofrooiers ingezet. Het rooigedeelte bestaat uit een vaste lichter of een bei- telschaar, welke de wortels op de ge wenste diepte afsnijdt. De reiniging vindt meestal plaats middels een zeef- band of -ketting met vierkante mazen. In de machines zijn ook nog een of twee reinigingsrollen ingebouwd. Soms in kombinatie met twee boven elkaar liggende zeefbanden met ver schillende snelheden. De rooiers heb ben meestal een bunker van 2 - 3 m3, maar kunnen ook via een afvoer- transporteur in een meerijdende wa gen rooien. In het algemeen voldoen deze rooiers op zand- en lichte klei gronden (wanneer de kapaciteit niet hoog hoeft te zijn) goed. De meeste witlof wordt echter gerooid door loonwerkers met vier- tot achtrijïge zelfrijdende machines. Deze speciale machines zijn vaak gebouwd in sa menwerking met fabrikanten, loon werkers en kommissionairs van witlof. De vierrijïge machines zijn aangepaste aardappelrooiers, waarbij met name het rooigedeelte en de zeef- Sinds een paar jaar heeft zich op enkele akker- en tuinbouwbedrijven een voor ons land nieuw onkruid gevestigd. De Nederlandse naam van dit onkruid is knolcyperus terwijl de wetenschappelijke naam luidt: Cyperus esculentus. De knolcyperus behoort tot de familie van de Cypergrassen waartoe ook behoren de biezen en de zeggen. In tropische en subtropische gebieden staat de knolcyperus al lang bekend als een zeer hardnekkig onkruid dat in, vele gewassen grote problemen kan veroorzaken. Vastgesteld is dat knolcyperus zich ook goed kan ontwikkelen in gebieden met een gematigd klimaat en ook strenge winters goed doorstaat. Omdat de besmetting in ons land zich tot dusver beperkt tot enkele bedrijven zal al het mogelijke moeten worden gedaan om verdere uit breiding tegen te gaan en zal zelfs geprobeerd moeten worden ons land weer knolcyperus-vrij te maken. Op de vraag aan de individuele boer 'Kent u dit onkruid?' zijn drie ant woorden mogelijk: Nee; Ja, niet van eigen bedrijf; Ja, van eigen bedrijf. Antwoorden Nee: dit onkruid heet knolcyperus. Het is een plant, die zich zeer snel kan vermenigvuldigen door middel van wortelstokken en wortelknolle tjes. Omstreeks eind mei lopen de knollen uit. Boven de grond ziet u het blad in een driekantige bundel. Het blad is niet behaard en loopt via een plotselinge versmalling uit in een lange fijne punt. Het voelt kiezelachtig aan (net als riet). Onder de grond vormt het wortelstokken (net als kweek) en knolletjes. Uit 1 knolletje kunnen per jaar 1900 scheuten en 7000 nieu we knolletjes worden gevormd. De knolletjes kunnen tot ca. 10 jaar in kiemrust blijven. Waarom is het belangrijk dit gevaar lijke onkruid te herkennen? - de vermeerdering gaat zeer snel (overwoekeren) - begin aantasting makkelijker te bestrijden dan hele perceel of bedrijf - verspreiding knolcyperus binnen het bedrijf tegen gaan meldingsplicht knolcyperus besmetting bij de Plantenziekten- kundige Dienst Kontroleer uw bedrijf op knol cyperus. Ja, niet van eigen bedrijf: De knol cyperus herkent u en is waarschijn lijk ook niet op uw bedrijf, ten minste als u het bedrijf op knolcype rus gekontroleerd hebt. De kunst is nu het bedrijf knolcyperus-vrij te houden. Dat kan door bedrijfs- hygiëne: - alleen schone machines op het per ceel toelaten - geen grond toelaten van onbekende herkomst - bij aankoop plant- en pootgoed dient er zekerheid te bestaan dat de ze niet besmet zijn met knolcyperus Ja, van eigen bedrijf: Als er knolcy perus op uw bedrijf aanwezig is, dan hebt u van de Plantenziektenkundi- ge Dienst (P.D.) bericht gekregen over de knolcyperus-besmetting. Hebt u geen bericht gekregen, dan bent u verplicht de knolcyperus besmetting te melden bij de P.D. De bestrijding van knolcyperus is vaak moeilijk en tijdrovend, maar met veel energie kunt u de besmet ting sterk terug dringen. Informatie over de bestrijding is te verkrijgen bij de Konsulentschappen Akker- en Tuinbouw of Rundvee houderij. Voorkom verspreiding door: - knolcyperus besmette plekken mar keren. Pas op voor verslepen binnen het perceel door machines - machines schoon maken voor dat ze op andere (niet besmette) percelen komen. Ze behoeven niet stof vrij te zijn - oogsten onder droge omstandighe den, zodat er weinig grond meekomt met de wielen en op- of aan de ma chine. Probeer besmette percelen het laatst op de dag te nemen, vanwege de tijd voor schoonmaak. B. Aasman C.A.T. Tilburg Knolcyperusplanten Wortelstelsel van de knolcyperus met knollen en uitlopers kettingen zijn aangepast. Op lichte grond tot 15 procent slib kunnen ze goed werk leveren. De achtrijïge ma chines, die zowel het ontbladeren als het rooien in één werkgang verrich ten, kunnen ook op zwaardere gron den tot 35 procent slib nog goed rooien. Deze machines zijn per rij voorzien van twee hydraulisch aange dreven reinigingsrotors en mazenket- tingen voor de reiniging. Afhankelijk van het merk kan er in een grote bun ker (10 m3) worden gerooid of op meerijdende wagens. Rooimachines voor de ruggenteelt De speciale een- of tweerijïge witlof rooiers kunnen ook bij de ruggenteelt worden ingezet. Meestal - de laatste jaren in toenemende mate - worden aangepaste aardappelrooiers ingezet. Om hiermee witlof te kunnen rooien moeten de diabolo-rollen en korte bei tels worden vervangen. In plaats hier van dienen twee schijfkouters met een grote diameter en een langere beitel te worden gemonteerd. Soms worden ook pennenlichters gemonteerd. Vooral op de wat zwaardere grond is het aan te bevelen een tweetal reini gingsrotors te monteren voor de eer ste reiniging en om de opgenomen ruggrond wat uit elkaar te rooien. Wil men nog een beter effekt bereiken, dan zou een soort scheidingsstaaf (misschien aangedreven) tussen de twee rijen wortels kunnen worden ge monteerd. Hiermee is echter nog niet gewerkt. De verdere reiniging gebeurt nog vaak met de gewone spijlenket ting (steek 36 of 42 mm). Een mazen- ketting geeft echter een betere reiniging. In het algemeen zal een goe de reiniging noodzakelijk zijn, maar men moet er steeds nauwlettend op toezien, dat er geen beschadiging op treedt, ook niet bij het transport. In de naastrijdende wagens is een goede valbreker dan meestal ook geen over bodige luxe. Van rooien naar bewaring Tijdens het rooien en het transport naar de bewaring gaat in de praktijk zo'n 10 procent van de bruikbare wortels per ha verloren. Een reden te meer om extra aandacht aan de be handeling en het omgaan met de wor tels te besteden. Het verwijderen van de tarra, bestaande uit worteldelen, te fijne wortels, bladresten en grond, is vooral voor de wortels in de bewa ring van belang om broei en als ge volg daarvan uitloop te voorkomen. Hoe minder tarra des te beter de koel lucht tussen de wortels kan komen. Men bespaart bovendien energie en koelruimte. Het reinigen van de wor tels begint reeds op de rooimachine, maar is vaak door weersomstandig heden en de zeefkapaciteit van de grond beperkt. Een te ruime afstelling van de reinigingsset op de rooimachi ne geeft te veel verlies aan bruikbare wortels. Nareinigen, voor een vol doende schoon produkt, zal altijd no dig zijn. In overleg met de wortélteler zou het reinigen het beste op zijn be drijf kunnen gebeuren. Normaal wor den de wortels via de stortbak geladen voor transport. Door achter de stort bak een leesband te plaatsèn en deze met een aantal personen te bemannen zouden de wortels direkt in pallet- kisten naar de bewaarruimten kunnen worden afgevoerd. Dit kost wel wat extra arbeid, maar het weegt ruim op tegen de besparing van kosten voor energie en opslagruimte. Bij dit systeem is een heftruck nodig voor het transport. In verband met de bestem ming van de wortels is het oogst- tijdstip belangrijk. Voor lange bewaring zijn niet te rij pe wortels geschikter dan de rijpe. Daarbij dient ook gelet te worden op de gezondheid van de partij. Het ont bladeren op een uniforme hoogte met een voldoende bladkraag voorkomt groeitpuntbeschadiging. Tijdens het rooien dient erop te worden gelet, dat de wortels onbeschadigd en met vol doende lengte op de wagens komen. Beperk de verliezen tussen rooien en het naar de opslagruimte brengen zo veel mogelijk. Elke keer als U stort en weer opschept, verliest U bruikba re wortels. Verwijder de tarra voor langere bewaarperioden. Doe dit in overleg met de wortelteler. A. Bastiaansen/A. Peeters, CAT Tilburg Vrijdag 26 september 1986 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 7