Resterende ruimte eerste fase Relatienota opengesteld Bietenoogst in volle gang over geld en goed Ongunstige bedrijfsresultaten agrarische loonbedrijven Door grotere konkurrentie De verhoogde omzetbelastingtarieven Weerribben ingesteld als nationaal park in oprichting Het overleg tussen het Rijk en de Colleges van Gedeputeerde Staten over de voorstellen in de Nota Voorrangsinventarisatie voor toepas sing van de Relatienota is vrijwel afgerond. De Voorrangsinventari satie, die betrekking heeft op een oppervlakte van ca. 86.000 ha, kan hiermee als afgerond worden beschouwd. De regering heeft inmiddels de resterende ruimte binnen de eerste fase van 100.000 ha opengesteld. Eerder is aangekondigd, dat maximaal 200.000 ha onder de werking van de Relatienota gebracht zal worden. Het beleid richt zich op de uitvoering van de eerste fase van 100.000 ha. Dit staat in het Meerjarenprogramma Natuur- en Landschapsbehoud 1987-1991, dat minister Braks 16 sep tember jl. aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Aan de Colleges van Gedeputeerde Staten is verzocht met voorstellen te komen voor de invulling van boven bedoelde resterende ruimte binnen de eerste fase die 14.000 ha groot is. Hiervan is aan Noord-Brabant 1.400 ha, toebedeeld (10%) en aan Zeeland 700 ha (5%), in het kader van een op landelijk niveau gemaakte toedeling per provincie. In de periode 1975-1986 is een areaal van ca. 10.000 ha relatienotareservaat verworven. In de komende vijf jaar zal naar verwachting door het Rijk en de partikuliere natuurbeshermingsor- ganisaties tezamen tegen de 1250 ha per jaar kunnen worden verworven. Hierin is een oppervlakte begrepen van ca. 300 ha landbouwgrond, voor tvloeiend uit verplichtingen aange gaan in ruilverkavelingsverband vóór 1975. De oppervlakte waarvoor be- heerplannen zijn opgesteld zal jaar lijks toenemen met gemiddeld 5000 ha, zodat over 5 jaar voor ca. 45.000 ha relatienotagebied beheerplannen aanwezig zullen zijn. Wetlandsconventie In het meerjarenprogramma wordt ook aandacht besteed aan internatio naal belangrijke watergebieden, m.n. als verblijfplaats voor watervogels. Tot dusver zijn door Nederland zeven van deze "Wetlands" aangemeld. Dit zijn Naardermeer (750 ha), Groote Peel (900 ha), Zuidwaard Biesbosch (1.700 ha), Weerribben (3.400 ha), Boschplaat (4.400 ha), Griend (100 ha) en Waddenzee (250.000 ha). De aanmelding van de Oosterschelde, in- klusief het Markiezaatsmeer, en het Zwanenwater is thans in procedure. Extra aandacht zal geschonken wor den aan die Wetlands, die geacht wor den deel uit te maken van de grote wateren, waarbij met name gedacht wordt aan de Wetlands gelegen in het voormalige Zuiderzeegebied en direk- te omgeving en-aan de Wetlands in het Deltagebied. Nagegaan zal wor den of in de komende 5 jaren ook aanmelding van o.m. de volgende ge bieden kan worden overwogen: Gre- velingen (ZH/Z), andere delen van de Biesbosch (Z.H./N.B.) en het Ver dronken Land van Saeftinghe (Z.). EG Vogelrichtlijn De EG-Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand, beoogt in de lid staten op uniforme wijze bescherming te bieden aan vogels. Deze Richtlijn kent de verplichting voor lidstaten zo genaamde speciale beschermingszones aan te melden bij de Europese com missies. Besloten is om vanuit Neder land gefaseerd over te gaan tot aanmelding van beschermingszones. In eerste instantie zal dit een aantal gebieden betreffen, die zijn aange meld voor de lijst van Wetlands van internationale betekenis en voorts ge bieden, die een duidelijke bestemming en een beheer als natuurgebied ken nen. Op korte termijn wordt gedacht aan o.m. Biesbosch (Zuidwaard), Saeftinghe, Oosterschelde en de Groote Peel. Afzet van kunstmest in 1984/'85 weer toegenomen De binnenlandse afzet van kunst meststoffen is in 1984/'85 opnieuw toegenomen. De afzet van stikstof meststoffen steeg met bijna 6% tot 505.000 ton N en kwam hiermee voor het eerst boven het half miljoen ton. Van fosforzuur- en kalimeststoffen werd in 1984/'85 respektievelijk 3 en 7% meer afgezet. De verbruikersprij- zen zijn over de gehele linie toegeno men, voornamelijk als gevolg van de grotere wereldvraag naar kunst meststoffen. Dit blijkt uit een dezer dagen verschenen rapport van het Landbouw Ekonomisch Instituut. Nederland heeft als één der grootste exporteurs van stikstofmeststoffen goed kunnen profiteren van de toege nomen internationale belangstelling voor kunstmest. De export is in 1984/'85 dan ook flink toegenomen. De exportprijzen lagen door de goe de afzetmogelijkheden op een hoog niveau waardoor de kunstmestin dustrie het seizoen met een gunstig fi nancieel resultaat heeft kunnen afsluiten. Westerschouwen Ontwerp-kampeerverordening Burgemeester en wethouders van Westerschouwen brengen ter open bare kennis, dat met ingang van 16 september 1986 gedurende 30 dagen ter gemeentesekretarie te Haamstede voor een ieder ter inzage ligt een ontwerp-kampeerverordening. Gedurende de genoemde termijn kan een ieder schriftelijk bezwaren tegen deze ontwerp-verordening in dienen bij de gemeenteraad. Aardenburg Burgemeester en wethouders van Aardenburg maken bekend, dat vanaf 24 september 1986 gedurende een periode van dertig dagen voor een ieder op de gemeentesecretarie ter inzage is nedergelegd een ont werp kampeerverordening. Gedurende bovenvermelde termijn van dertig dagen kunnen belangheb benden van hun bezwaren tegen ge noemd ontwerp schriftelijk doen blijken. Aardenburg, 19 september 1986. Burgemeester en wethouders voornoemd, J.A.J. de Ridder, loco burgemeester. J.M.W.H. Janssen, secretaris. Door het zonnige weer is sinds de start van de bietenkampagne het sui kergehalte snel gestegen. Naast een zeer hoge opbrengst van verwacht 56 ton per ha (gemiddeld) lijkt nu ook een hoog suikergehalte van meer dan 16 procent gehaald te worden. De akkerbouwers die de bieten nog heb ben laten doorgroeien zullen daar van door de stijgende opbrengsten geen spijt hebben, ondanks het niet ontvangen van een premie voor vroege levering. In hoeverre of ook de financiële opbrengst uiteindelijk meevalt, daarover zijn nu in ieder geval nog geen positieve voorspellin gen te doen. Suikerbieten van J. Kole uit Biggekerke worden geladen voor transport. De geschatte opbrengst is 55 ton (netto) per ha bij 15,5 procent suiker. Ongunstige bedrijfsresultaten in de periode 1979-1982 komen naar voren uit een onderzoek van het Landbouw- Ekonomisch Instituut onder 63 agra rische loonbedrijven. Gemiddeld werd er in deze periode een bedrijfs- ekonomisch verlies geboekt van ƒ54.200 per bedrijf per jaar in de ak kerbouwgebieden, ƒ30.000 in de wei degebieden en ƒ40.700 in de zandgebieden. Toch kon de eigen vermogenspositie worden versterkt, hoofdzakelijk als gevolg van herwaar dering van het machinepark, maar in de weide- en zandgebieden ook door dat de gemiddelde gezinsuitgaven on der het niveu van het gezinsinkomen bleven. De spreiding in bedrijfsresul taten tussen de bedrijven is evenwel groot. Van een aantal agrarische loonbedrijven is de financiële positie zorgwekkend. De opbrengsten van loonwerk stegen minder dan de kapaciteit van het ma chinepark. Per 100 gulden nieuw- waarde van het machinepark daalden de opbrengsten in 1982 tot gemiddeld ƒ47,54 in de akkerbouwgebieden, ƒ56,41 in de weidegebieden en ƒ49,48 in de zandgebieden. Behalve in de ak kerbouwgebieden daalden de kosten iets minder dan de opbrengsten, waardoor het bedrijfsekonomisch verlies iets toenam. De gemiddelde achteruitgang van de resultaten moet waarschijnlijk aan de grotere konkur rentie tussen loonbedrijven worden toegeschreven. De agrarische loonbedrijven in de weide- en zandgebieden zijn er beter in geslaagd hun werkzaamheden uit te breiden buiten de landbouwsektor dan de loonbedrijven in de akker bouwgebieden. Het gemiddelde loonbedrijf in dit on derzoek bestaat 30 jaar en heeft een arbeidsbezetting van 7 a 8 volwaardi ge arbeidskrachten. De miljoenennota van dit jaar heeft weinig specifieke belastingmaatrege len meegebracht. En dat is niet zo verwonderlijk omdat er al was aan gekondigd om ingaande 1 oktober a.s. wijziging te brengen in de voorraad- en vermogensaftrek en om tot verhoging te komen van de beide percentages van de omzetbe lasting met één procentpunt. Of de ingangsdatum ook feitelijk zo blijft zal nog moeten blijken. Er is wel meer met een ingangsdatum ge schoven. Maar wel zullen u en ik er toch ernstig rekening mee moeten houden. Want wat betekent de om zetbelastingmaatregel nu voor de konsument maar ook voor de land en tuinbouw die niet geopteerd heeft voor het meedoen in de omzetbe lastingadministratie. De tariefsverhoging is een regelrech te prijsverhoging van alle produkten die wij kopen. Deze verhoging be draagt weliswaar geen volle 1 van de vorige eindprijs maar komt toch gemiddeld wel op 0,9% uit. De kon sument kan deze verhoging niet ont gaan. Maar de land- en tuinbouw heeft mogelijk nog kansen tot verho ging van haar inkomsten te komen. Verschillende produkten van land en tuinbouw worden afgenomen te gen prijzen verhoogd met het o.b. forfait van 5.04%. Stel een klokprijs van ƒ100,dan wordt er uitbetaald ƒ105,04. Dit is voor de afnemer niet nadelig want hij mag van het uitbe taalde bedrag ad ƒ105,04 een bedrag ten grootte van 4.8% of ƒ5,04 als omzetbelasting verrekenen. Zijn kostprijs blijft derhalve ƒ100,Na 1 oktober wordt het percentage van 4.8% gebracht op 5.4% wat bete kent dat het uit te betalen bedrag verhoogd mag worden met 5.7% en wel als volgt. Klokprijs ƒ100, 5.7% ƒ105,70, waarvan te verre kenen is door de afnemer 5.4% is ge lijk aan ƒ5,70. De afnemer komt er dus beslist niet aan te kort. Het is daarom zaak om na 1 oktober a.s. bij de prijsvorming van uw land en tuinbouwprodukten te letten op het verhoogde omzetbelastingper centage. Laat niet de afnemer het voordeel toekomen maar probeer dit in eigen huis te houden. U hebt het zeker nodig omdat uw kostenkant gaat stijgen. Of het precies zo zal lukken is veelal afhankelijk van de afspraken die in het verleden tussen teler en afnemer zijn gemaakt. De diskussies of prijzen van produkten nu inklusief of eksklusief omzetbe lasting zijn kunnen weer beginnen. Ik wens u daarbij veel sukses. B. Veerbeek Mr. J.F. van Zutphen, Direkteur- Generaal Landelijke Gebieden en Kwaliteitszorg van het ministerie van Landbouw en Visserij, heeft op 27 augustus jl. namens minister Braks officieel het natuurgebied de Weerribben ingesteld als nationaal park in oprichting. Tevens heeft de heer Van Zutphen het overlegorgaan voor het nationaal park geïnstalleerd. De heer Van Zutphen noemde het een heuglijk feit, dat het aantal na tionale parken in oprichting in Ne derland weer met één is uitgebreid. Het nationaal park i.o. De Weerrib ben omvat het overgrote deel van het Staatsnatuurreservaat De Weerrib ben in de provincie Overijssel op het grondgebied van de gemeente IJssel- ham. Het omvat circa 3.445 ha. Het gaat bij de nationale parken om waardevolle, aaneengesloten natuur gebieden van minimaal 1.000 ha. (10 km2), waardoor extra beheer en in richting de natuur behouden en zo mogelijk ontwikkeld zal worden en vormen van openluchtrecreatie mo gelijk zullen zijn. Er bestaan al ge ruime tijd drie beschermde natuur gebieden, die de naam nationaal park dragen: De Veluwezoom (opge richt in 1930), de Hoge Veluwe (1935) en de Kennemerduinen (1950). Het betrof hier particuliere initiatieven, die tot de oprichting van deze parken leidden. Op dit mo ment zijn er vier gebieden in Neder land, die het predikaat Nationaal park in oprichting dragen, te weten Schiermonnikoog, de Grote Peel, het Dwingelderveld en de Weer ribben. Instandhouding partikulier bosbezit van grote waarde 'Ondanks het feit dat aankoop van bossen een doeltreffend middel is ge bleken om natuurwaarden te be houden, zal de overheid bij aanbod van bos een afwachtende houding aannemen. Dit onder meer zei minister ir. G. Braks (landbouw en visserij) ter ge legenheid van het 40-jarig jubileum van de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, op 17 september jl. in Dieren. 'Voorwaarden om tot eventuele overdracht van beheertaken te ko men, is natuurlijk dat het voor de partikuliere boseigenaar financieel aantrekkelijk is', aldus de bewinds man, 'want de Nederlandse bos bouw draait financieel gemiddeld negatief. Naar mijn mening zullen bijdrageregelingen van het Rijk dan ook nog wel enige tijd noodzakelijk blijven. De bijdrage op het gebied van natuur en rekreatie zal zelfs een permanent karakter moeten hebben'. Aan het slot van zijn inleiding ging de bewindsman in op de vitaliteit van het bos. De aantasting van deze vitaliteit moet bij de bron bestreden worden. Dit vergt volgens de minis ter een internationale aanpak. De tot nu toe gevoerde besprekingen hier over noemde hij echter te leurstellend. 'Om de schade aan de bossen zoveel mogelijk te beperken, zijn specifieke maatregelen nodig. Het onderzoek dat nu gedaan wordt naar verbete ring van de voedingsstoffenbalans kan wellicht een bijdrage leveren aan de bestrijding van de ongewenste ontwikkeling'. Studie naar zoete grondwatergebieden in Zeeland Voor het grondwaterbeheer, een taak van de provincie, wordt in 1987 een bedrag gereserveerd van ƒ510.000,zo stellen GS van Zee land voor. Een deel hiervan, ƒ100.000,is voorzien voor de aan schaf van meetinstrumenten voor het opstellen van water- en zoutba- lansen van uitgeslagen polderwater. De verkregen waarnemingen worden o.a. gebruikt voor de studie naar de zoetwatervoorziening voor de land bouw. Voor onderzoek naar even tuele verbanden tussen de twee zoet- grondwatergebieden rond Kapelle en rond Heinkenszand wordt ƒ150.000,voorzien. Het vermoe den bestaat dat beide gebieden beho ren tot hetzelfde totale gebied waar zich zoet grondwater bevindt. Vrijdag 26 september 1986 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 3