Tarwe telen voor 8,per 100 kilo Groeiverloop van suikerbieten: t; Bulletin 1986-1 Zegge en schrijve acht gulden per honderd kilo tarwe Dat is de prijs waarvoor de Amerikaanse boer, die kiest voor de vrije markt, het thans moet doen en wel bij een gemiddelde opbrengst van 2500 kg per ha. Tijdens het bezoek dat ik in juni met een aantal kollega's aan Ameri ka heb gebracht zijn wij onder de indruk gekomen van de aard en omvang van de krisis waarin de Amerikaanse akkerbouw verkeert (de situatie in de veehouderij is beduidend beter). De verschillen met Europa zijn in menig opzicht groot. Zo kan er gesproken worden van een forse landbouwkundige achterstand van de Amerikaanse ten opzichte van de Europese akkerbouw. Een achterstand die historisch is bepaald. De Amerikaanse akkerbouw was en is sterk gericht op grootschalige en ekstensieve produkties. Dit verklaart de naar onze maatstaven lage ha produkties. Zoals gezegd is de ge middelde tarweopbrengst 2500 kg per ha; op goede gronden 3500 kg/ha en als hoogst bereikbare werd ons 5000 kg per ha genoemd. De Amerikaanse akkerbouw is in sterke mate aangewezen op eksport naar de wereldmarkt en ondervindt de gevolgen van het feit dat landen zoals China, India, Taiwan, Pa kistan, Filippijnen en het Midden Oosten zelfvoorzienend zijn ge worden. De agrarische eksport van de USA daalde van 44 miljard dollar in 1981 naar 29 miljard dollar in 1985. De voorraden (overschotten) gra nen zijn veel groter dan in Europa. Er is een tarwevoorraad die overeen komt met een jaarproduktie, terwijl de tarwevoorraad in de EEG, ca. 8 miljoen ton bij een jaarproduktie van 65 miljoen ton, overeenkomt met ongeveer 1 1/2 maand kon- sumptie (van belang daarbij is nog dat de tarwevoorraad in de EEG het afgelopen jaar is afgenomen). Ondanks de grootschaligheid (in de staat Indiana b.v., is de gemiddelde bedrijfsgrootte van de akkerbouw bedrijven 320 ha), wordt het groot ste deel van het gezinsinkomen ver kregen buiten de landbouw. Slechts 10% van de boeren in Ame rika en dat zijn de grote bedrijven verwerft zijn inkomen in hoofdzaak uit de landbouw. In hoofdzaak, dat wil zeggen dat zelfs in deze kategorie nog ca. 30% van het inkomen van buiten de landbouw komt. Wat doet de Amerikaanse overheid? Met de landbouwwet van 1985 wil de Amerikaanse regering hetzelfde wat President Roosevelt in 1933 beoogde nl. een kombinatie van prijson dersteuning en produktiebeperking. Hoe deze wet met betrekking tot de prijsondersteuning werkt wordt dui delijk als wij zien hoe de overheids bijdrage in het netto inkomen van de graanteler zich ontwikkelt. In 1981 was de overheidsbijdrage 10%, in 1985 30% en in 1986 zelfs 100% van het netto inkomen. Om voor overheidssteun in aanmer king te komen is de graanteler ver plicht om deel te nemen aan het zgn. PIK-programma. Dit houdt onder meer in dat hij zijn tarwe en/of mais- areaal met 25% inkrimpt. Maisverwerking te Clinton in de staat Iowa Dit areaal kan hij naar keuze braak laten liggen wat op grote schaal ge beurt, of bebouwen met gewassen die buiten het regeringsprogramma vallen zoals bv. Luzerne en zonne bloemen. Binnen het regeringsprogramma val len tarwe, voedergranen, katoen, rijst en sojabonen. Via een wat ingewikkelde regeling kan hij zich voor tarwe baseren op een richtprijs van rond de 4 dollar per bushel, zeg ƒ14,per 100 kg. Ongeveer 85% van de graantelers neemt deel aan deze overheidsrege ling. De overigen nemen de gok en telen voor de vrije markt (nu rond de ƒ8,— per 100 kg). Verwacht wordt dat de Amerikaanse regering het percentage braak de ko mende jaren verder zal verhogen. Zo wil men voor 1987 het tarweareaal met 37% verkleinen. De industriële verwerking van graan Bij ons bezoek aan een grote fabriek van ADM in Decatur (Illinois) waar zoetstof voor de voedingsmiddelen en de frisdrankenindustrie plus etha nol voor toevoeging in benzine uit mais wordt geproduceert, hebben wij de indruk gekregen dat Amerika op dit terrein verder is dan Europa. Indrukwekkende hoeveelheden graan, vooral mais, worden in grote fabrieken industrieel verwerkt. De Amerikaanse overheid subsidieert deze produkties (ca- ƒ8,per 100 kg mais), maar dit kost minder dan graan dat in de interventie gaat of met hoge subsidies wordt geëksporteerd. In welke richting zoekt men de oplossing? Zien wij naar de prijzen en de door snee opbrengsten dan ontstaat licht de gedachte dat de Amerikaanse boer zeer konkurrerend kan produ ceren. Toch is dit niet zo. Volgens een studie van de Cornelluniversiteit (staat New York) met het Europese Buro voor onderzoek verkeren graantelers in diverse delen van de EG gezien hun produktiekosten in een zeer goede konkurrentiepositie ten opzichte van graanboeren in de VS, Argentinië en Australië. (Uit: Agra-Europa, 5 mei 1986). Bovendien en dat is heel belangrijk wordt in de EG een veel groter deel van de graanproduktie op de bin nenmarkt afgezet, nl. ca. 85%. Onze landbouwattaché in Washing ton, de heer J. Sonneveld, vertelde dat er momenteel een referendum bij en door de boerenorganisaties wordt gehouden om te komen tot een in grijpende kontigentering. De ge dachte daarbij is om 50% van het areaal uit produktie te nemen en voor de produktie van het bebouwde deel een prijs uit te betalen van 145% van de kostprijs. President Reagan toont op deze foto blijkbaar belangstelling voor de agrarische sektor Zijn indruk was dat er voor dit plan geen meerderheid zal komen. Wat dan wel? Uitgaande van de huidige problema tiek van de wereldwijde landbouwo verschotten die, naar het zich laat aanzien, van strukturele aard is, lijkt het uit produktie nemen van grond de enig afdoende oplossing. In Ame rika zal de ontwikkeling waarschijn lijk leiden tot het volgende beeld: de kleine bedrijven (tot 120 ha) die in part-time worden beboerd kunnen het nog wel een poosje vol houden. Hoewel deze groep bedrijven kwa aantal vrij groot is, betekent hun aandeel in de totale produktie niet zo veel/Van de middengrote bedrij ven (van 120 a 240 ha) zullen velen het niet-kunnen bolwerken. Voor het overgrote deel zal de landbouwpro- duktie komen van de grote bedrijven (boven de 240 ha), gekonsentreerd op de betere gronden die met toepas sing van moderne technieken zich meer zullen gaan richten op een ver hoging van de produktiviteit. Wat betekent dit voor Europa? Voor de korte termijn hebben en krijgen wij te maken met een agres sieve eksportpolitiek van de Ameri kanen in een poging om, kost wat het kost, hun afzet op de wereld markt te vergroten. Een illustratie is de recente verkoop van tarwe aan Rusland voor ƒ19,per 100 kg (ANP 16 juli jl.). Een ander voorbeeld is de verkoop van suiker waarbij het kopende land beduidende hoeveelheden zuivelpro- dukten kado krijgt. Dat zij met deze eksportpolitiek de belangen van ont wikkelingslanden en van grote graan- eksporteurs zoals Australië en Ca nada ernstig schaden is voor de Amerikanen van ondergeschikt belang. Voor de langere termijn zullen wij er in Europa waarschijnlijk ook niet aan ontkomen om areaal uit pro duktie te nemen. De vraag daarbij is: hoe en waar? Voor de konkurrentiepositie van de EG op termijn is het van veel belang dat de goede gronden, waartoe zeker de Zeeuwse grond gerekend moet worden, in produktie blijven. Dit sluit aan bij één van de ba sisprincipes van de EG, nl. daar pro duceren waar dit ekonomisch het meest optimaal is. Bewust noem ik steeds prijzen in guldens in plaats van dollars, omdat de koopkracht van een dollar in Amerika redelijk vergelijkbaar is met een gulden bij ons. S.C. Rijlaarsdam Hl Landelijk IRS onderzoek De zaaiperiode is in 1986 zeer lang geweest en gemiddeld niet vroeg. De gemiddelde zaaidatum was 23 april, hetgeen tegenover een meerjarig ge middelde van 14 april circa 10 dagen later is. Opmerkelijk is dat vooral het zuiden van het land, en met na me de lössgronden, een latere zaai hadden dan ten noorden van de ri vieren. De opkomst en beginontwikkeling is met enkele uitzonderingen vlot ver lopen. Maksimaal is er 500 ha over- gezaaid, wat beneden het gemiddel de is. Het gemiddelde plantbestand is wat hoger dan normaal. Er was weinig groeistoornis na de opkomst en vooral vanaf juni heb ben de bieten zich goed ontwikkeld. Ook zijn er tot nog toe weinig ziek ten en plagen geweest. Voornamelijk in het zuidwesten en het zuidoosten beginnen de bieten hier en daar aan droogteverschijnselen te lijden. In samenwerking met de Nederland se Suikerindustrie wordt door het Instituut voor Rationele Suikerpro- duktie op 250 praktijkpercelen, ver deeld over Nederland, het groeiver loop van de bieten gevolgd. De re sultaten van de eerste monsterne ming van 28 juli jl. worden hieron der vermeld. Deze gegevens tonen aan dat een goede suikerbietenoogst verwacht mag worden. Droogte of nu nog niet aanwezige ziekten kunnen dit beeld negatief beïnvloeden. Gebied Wortelgewicht kg/ha Suikergehalte Suikergewicht kg/ha I. Zeeland 26.900 12.2 3290 II. W.Brab.klei-ZHoll.Eil 27.000 12.2 3290 III. ZH.vast-NHolland 34.900 11.6 4070 IV. Z. en O. Flevoland 39.300 12.4 4870 V. Noordoostpolder 36.500 12.8 4690 VI. Noordelijke klei 30.300 12.2 3700 VII. Noordelijke zandgronden 22.100 13.2 2920 VIII Veenkoloniën 25.700 13.2 3380 IX. Rivierkleigebied 27.500 11.8 3250 X. Midden en Zuid zand 27.200 11.9 3220 XI. Löss 20.400 11.8 2390 NEDERLAND 1986 28.400 12.4 3500 NEDERLAND 198 5 22.200 9.5 2160 NEDERLAND 1976 t/m 1985 22.690 11.4 2670 Landbouwkoöperatie in de staat Indiana Subsidie Landschapsverzorging omhoog In een ontwerp-besluit van de Pro vinciale Staten van Zeeland wordt voorgenomen de subsidie aan de Stichting Landschapsverzorging Zeeland te verhogen van ƒ40.000, tot ƒ82.000,In verband met de toegenomen animo uit de agrarische wereld voor het sluiten van onder- houdsovereenkomsten kan de Stich ting niet langer voldoen aan haar primaire taak, het uitvoeren van werkzaamheden. De volledige doel subsidie zou nl. opgaan aan salaris kosten van de met de uitvoering van de subsidie belaste werknemer, als de subsidie op hetzelfde nivo ge handhaafd zou blijven. Daar het de bedoeling is dat er voldoende midde len overschieten voor onderhoud van kleine landschapselementen, wordt voorgesteld het bedrag te verhogen. Vrijdag 8 augustus 1986 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 11