Beregenen aardappelen
niet altijd rendabel
Nieuw middel tegen
bewaarziekten aardappelen
Verdamping
Beregeningsproeven
Schurftbestrijder
Pootaardappelen eerder
rendabel
Kosten
Kwaliteit water
Toepassing
Tijdstip behandeling
Baten
korte wenken
akkerbouw
Na twee natte groeiseizoenen waarin nauwelijks beregend hoefde te
worden op aardappelen is er enige moed voor nodig om toch over het
beregenen van aardappelen te schrijven. Maar u weet natte en droge
jaren wisselen elkaar af. Na twee natte jaren wordt de kans op een
droog jaar groter en dus ook de behoefte aan een kunstmatige bere
gening. Omdat de rentabiliteit van het beregenen van veel faktoren
afhankelijk is willen wij deze faktoren nader analyseren. Een aardap
pelteler zal immers alleen beregenen, wanneer hij verwacht er ook
wat mee te kunnen verdienen.
In de groeimaanden mei, juni en juli
verdampt er gemiddeld per maand in
Nederland ruim 50 mm meer dan er
aan neerslag valt. Er is dus gemid
deld in deze drie maanden een tekort
van ruim 150 mm. Gelukkig hoeft
deze 150 mm lang niet geheel aange
vuld te worden in de vorm van bere
gening.
Het grootste gedeelte van dit vocht-
tekort kan de grond zelf aan de ge
wassen leveren. Hoeveel hangt voor
al af van de toestand van de grond
en de bewerking ervan.
Een dikke botrwvoor met veel orga
nische stof zonder storende lagen le
vert veel meer vocht aan de gewassen
dan gronden met weinig humus met
veel storende lagen en een slechte
struktuur.
Daarom is het ook zo belangrijk dat
er veel aandacht wordt besteed aan
de organische stofvoorziening van
de aardappelpercelen. De grondbe
werking is ook belangrijk voor de
aardappelteelt. Liefst veel losse
grond zonder kluiten en werken on
der droge omstandigheden, zodat zo
weinig mogelijk storende lagen wor
den gevormd. Bij een goede struk
tuur van de grond zal een gewas aar
dappelen in de maanden mei t/m juli
zeker 100 mm vocht uit de grond
kunnen halen en is er dus gemiddeld
een tekort van 50 mm dat door bere
genen aangevuld kan worden.
In een droog jaar moet soms meer
dan twee keer worden beregend en in
natte jaren in het geheel niet. Het
vochttekort hangt ook af van de ma
te van verdamping. In droge jaren
met veel zon en wind met een lage
luchtvochtigheid kan een volgewas
aardappelen wel zes mm per dag ver
dampen, terwijl bij donker vochtig
weer de verdamping zeer gering is.
De (referentie) verdamping wordt in
de zomermaanden gemeten en bij
het weerbericht via de radio ver
meld. Deze referentieverdamping is
de verdamping uit een open water
oppervlak in mm per dag.
De gewasverdamping is bijna gelijk
aan deze referentieverdamping als
dit gewas het land 'vol' heeft dus in
juni en juli. Heeft het gewas de
grond nog maar voor 50% bedekt
dan is de verdamping ook de helft
lager. Aan deze referentieverdam
ping kan men dus berekenen hoeveel
water er bijvoorbeeld in een week is
verdampt. Na zeven dagen droog
weer met een gemiddeld verdamping
van drie mm per dag moet er dus 21
mm worden beregend.
De schade aan de gewassen als ge
volg van droogte ontstaat, doordat
de huidmondjes in de bladeren zich
dan gauw sluiten. Hierdoor stopt de
assimilatie en valt de groei vrijwel
stil. Knolproduktie vindt dan niet
meer plaats, waardoor een lagere
opbrengst verkregen wordt.
Uit beregeningsproeven in Noord-
Friesland op zavelgronden met
20% afslibbare delen werd door be
regening 3-17 meeropbrengst verkre
gen bij pootaardappelen, mede af
hankelijk van het vochttekort.
10
Gemiddeld over zeven jaar was dit
acht procent. Bij drie procent op
brengstverhoging zijn de kosten
van beregening hoger dan de meer
opbrengst en is beregenen alleen
voor de opbrengst niet rendabel.
Later zijn nog beregeningsproeven
uitgevoerd op zware klei met
40-50% afslibbare delen. Hier va
rieerde de meer opbrengst door bere
genen van 6-52%. Dit laatste werd
bereikt in het ekstreem droge jaar
van 1976.
Maar ook in het toch niet ekstreem
droge jaar 1973 werd op deze zware
klei een meeropbrengst van 21% be
reikt door beregenen. Op zware klei
grond is beregenen dus eerder renda
bel dan op de lichte zavelgronden.
Droge jaren zijn schurftjaren en
schurft veroorzaakt veel uitschot
vooral bij pootaardappelen. Schurft
bij aardappelen komt vooral voor
op de lichte klei- en zavelgronden
met een mooie struktuur. Dus in
principe op de meest geschikte poot-
aardappelgronden. Een kunstmati
ge beregening tijdig uitgevoerd kan
deze schurftaantasting vrijwel volle
dig voorkomen.
Een tijdige beregening betekent dat
men moet beginnen met beregenen
tegen schurft, zodra de eerste knol
letjes aan de stolonen beginnen te
verschijnen. Zijn ze groter dan één
cm dan heeft beregenen geen invloed
meer op de schurftbestrijding.
Als het in deze periode droog blijft
zal men meestal nog eens moeten be
regenen, omdat de knolaanleg over
twee tot drie weken tot stand komt.
In proeven op zeer schurftgevoelige
percelen werd op deze wijze met
twee tot drie keer beregenen het per
centage uitschot als gevolg van
schurft van ruim 70% teruggebracht
naar ruim drie procent. In het eerste
geval waren de knollen alleen ge
schikt voor veevoer en na beregening
nog geschikt (te maken) voor
eksport. Op schurftgevoelige perce
len in droge jaren is daarom een tij
dige beregening vrijwel altijd
rendabel.
Bij pootgoed worden zwaardere
eisen gesteld als het om schurftaan
tasting gaat, dan bij konsumptie-
aardappelen.
Door de kortere groeiperiode geven
pootaardappelen bij droogte een
grotere opbrengst vermindering. Bij
droogte staat de groei even stil en
komt weer op gang na regen, of een
kunstmatige beregening. Een onbe-
regend gewas is daardoor iets later
en rijpt later af, wat ongunstig is
voor de ouderdomsresistentie tegen
virusziekten bij pootaardappelen.
Voor konsumptie-aardappelen is
zo'n groeistilstand minder hin
derlijk.
Ten eerste, omdat de virusziekten
hier meestal geen rol spelen. Ten
tweede, omdat de groeiperiode veel
langer is, zodat de droogteschade
meestal later wel weer ingehaald kan
worden.
Alleen in ekstreem droge jaren wan
neer er ook in augustus weinig regen
valt, is beregenen op konsumptie-
aardappelen rendabel. Dit geldt
eveneens voor percelen met een
slechte struktuur.
Een neveneffekt van beregenen is
dat er meer knollen per plant wor
den gevormd. Voor pootaardappe
len betekent dit dat een fijnere sorte
ring ontstaat.
Bij de konsumptie wil men daarente
gen graag grove knollen, omdat deze
een hogere prijs opbrengen en der-
het water niet voldoende en komt er
te veel (chloor) zout in het water
voor. Dit is vooral het geval dicht
langs de zeekust door kwel of het in
laten van zeewater bij de zeesluizen.
Door het uitpompen van dit zoute
zeewater langs de kust kan door
middel van doorspoelen en aanvoer
van zoet water uit het IJsselmeer een
zodanige verdunning van dit zout
optreden, dat beregening wel moge
lijk is.
Komt er toch nog chloor in het water
voor, dan liever niet beregenen bij
meer dan twee gram chloor per liter
water, tenzij het ekstreem droog is
of wanneer men veel schurft op de
knollen verwacht. Het is dan kiezen
tussen schade door droogte of scha
de door te veel chloor in het water.
Bij meer dan vier gram chloor per li
ter water kan bladverbranding op
treden en dient beregening afgera
den te worden. Beregening is dus al
leen rendabel als er voldoende zoet
water beschikbaar is.
Het beregenen wordt momenteel het
meest uitgevoerd met een haspelau
tomaat.
Het beregenen van aardappelen is niet in alle gevallen rendabel.
Uiteraard is dit ook afhankelijk van de bedrijfssituatie.
halve past beregening hier dus min
der goed. Beregening geeft overigens
vaak wel minder groeischeuren en
minder doorwas.
Als men met 20 mm beregent, vraagt
dit 200 m3 water per ha. Helaas is
dit water niet altijd voldoende be
schikbaar in de direkte omgeving
van de aardappelpercelen.
So'ms is bovendien de kwaliteit van
Deze vraagt afhankelijk van de ka-
paciteit al gauw een investering van
ƒ30.000,Wanneer we de jaarlijk
se kosten aan afschrijving, rente, on
derhoud en brandstoffen stellen op
20% van deze investering dan zijn de
jaarlijkse kosten ƒ6.000,—. Bij tien
hektare is dit ƒ600,en bij 20 hek-
tare ƒ300,per hektare.
Een grotere oppervlakte geeft dus
een verlaging van de jaarlijkse
kosten. Wanneer men zelf niet over
voldoende hektaren voor beregening
Er is een nieuw middel tegen de
schimmelziekten zilverschurft en fu-
sarium sulphureum tijdens de opslag
van aardappelen: immazalil. Voor
de beste resultaten moet een kombi-
natie van dit middel met een benzi-
midazool gegeven worden. Naast zil
verschurft worden dan de beide in
ons land voorkomende Fusarium-
soorten en Phoma bestreden.
Door het Instituut voor Bewaring en
Verwerking van Landbouwproduk-
ten (IBVL) worden de volgende mid
delen geadviseerd:
- Immazalil - in 15 gr aktieve stof per
ton (Fungazil - fa. Duphar)
- TBZ immazalil (Lirotect Extra -
fa. Ligtermoet)
- Carbendazim immazalil (Azidro
- fa. Luxan)
- Thiofanaatmethyl immazalil
(Fungatop vloeibaar - fa. Duphar)
Men kan een meer of minder droge
behandeling toepassen. Er wordt
nog veel gebruik gemaakt van spui
tapparatuur. Als de partij bij goede
oogstomstandigheden wordt gerooid
en vrij is van (nat)rot, kan men dat
ook rustig doen. De hoeveelheid
vloeistof is de laatste jaren terugge
bracht van 2 naar 1-1/2 1/ton aar
dappelen.
Er zijn ook 'droger' methoden. Er is
vernevelapparatuur in de handel,
waarbij maar 0,2 - 0,4 liter vloeistof
per ton wordt toegediend. Het mid
del wordt dan met water verdund in
de verhouding van 1 op 1 of 1 op 2.
Het risiko op meer rot is dan zeker
minder groot.
De laatste jaren is veel ervaring op
gedaan met schijfvernevelaars. Hier
bij worden de vloeibare middelen
(soms als flowables aangeduid) on
verdund toegediend. De hoeveelheid
vloeistof is dan zo klein (0,08 - 0,2
1/ton) dat risiko op meer rot uiter
mate klein is.
Als geen behandeling is uitgevoerd
bij de oogst, kan de behandeling na
het sorteren zin hebben. Maar u
moet niet vergeten dat de dan aan
wezige zilverschurft niet meer onge
daan kan worden gemaakt! En juist
zilverschurft kan zich bij de hoge be-
waartemperaturen in augustus en
september sterk uitbreiden, vooral
bovenin de hoop. Vandaar dat een
behandeling bij de oogst grote voor
keur verdient.
beschikt, verdient samenwerking
met een buurbedrijf aanbeveling.
Ook kan een aantal loonbedrijven
dit beregenen uitvoeren.
Beregening vindt niet alleen plaats
op aardappelen, maar ook op tulpen
en vollegrondsgroente. De opper
vlakten van deze gewassen kan men
dan in de rentabiliteitsberekening
meenemen.
Beregening is een vorm van mecha
nisatie die ekstra arbeid vraagt.
Voor een haspelautomaat is dat al
gauw 0,5 man-uur per hektare voor
het verplaatsen. Soms komen hier nog
de benodigde uren bij voor kontrole
en toezicht.
Heeft men deze arbeid zelf niet be
schikbaar dan dient men het uurloon
van deze ekstra hulp bij de kosten
van het beregenen te berekenen.
Men dient hier wel bij te bedenken
dat het beregenen vaak in een druk
ke selektieperiode valt.
Gezien de vele faktoren, waarvan de
rentabiliteit van beregenen afhanke
lijk is, wordt het moeilijk een eksak-
te berekening te maken. Ieder be
drijf is weer anders. Een zeer globale
rentabiliteitsberekening zou er als
volgt kunnen uitzien.
Stel dat een pootaardappelgewas
zonder beregenen ƒ14.000,per
hektare opbrengt. Uit proeven is ge
bleken dat beregening gemiddeld
10% opbrengstverhoging geeft. Dat
is in ons voorbeeld 1400,per
hektare.
Bij een investering in een haspelau
tomaat van ƒ30.000,— zijn de jaar
lijkse kosten (20% van ƒ30.000,
ƒ6.000,Bij tien hektare is dat
ƒ600,en bij 20 hektare ƒ300,
hektare per jaar. Als men dit berege
nen met eigen arbeid kan uitvoeren,
kan men hiermee ƒ800,tot
ƒ1.100,per hektare verdienen.
Hieruit blijkt dat alleen al met het
oog op de opbrengstverhoging bere
genen onder deze voorwaarden ren
dabel is. Voor bedrijven met
schurftproblemen bij de aardappe
len is dit eerder het geval. Uiteraard
zijn de omstandigheden voor ieder
bedrijf weer anders. Afhankelijk
hiervan kan men de berekening aan
passen.
ing. M. v.d. Galien
CRA Leeuwarden
PUNTROT (Botrytis) en RAT-
TEKEUTELZIEKTE Scleroti-
nia) in stamslabonen. Enkele
dagen vóór de topbloei spuiten
met 1 kg Ronilan of HA kg Ro-
vral geeft een goede bestrijding.
In bladrijke gewassen deze behan
deling na 5 a 7 dagen herhalen.
LUIZEN in granen kunnen in en
kele dagen massaal toenemen.
Kontroleer Uw gewassen daarom
minstens twee keer per week.
Spuit echter niet onnodig. Zie de
normen in "Handleiding 1986"
en denk om de veiligheidstermijn.
MANGAANGEBREK in erwten
bestrijden met 15 kg mangaansul-
faat tijdens volle bloei. Kapucij
ners zijn erg gevoelig. Op
gevoelige grond de bespuiting aan
het eind van de bloei herhalen.
Menging met middelen tegen Bo
trytis is mogelijk.
BIJ KNOLSELDERIJ vragen
bladvlekkenziekte, luizen en
wantsen om een intensieve kon
trole. Bekijk Uw perceel regelma
tig en neem zonodig direkt maat
regelen. De middelen staan in
"Handleiding 1986" vermeld.
DE UITSPRAAK: "Bouwen
moet je eigenlijk twee keer", zal
U bekend in de oren klinken.
Heeft U serieuze bouwplannen,
vraag dan Uw bedrijfsvoorlichter
naar het artikel "Verantwoord
bouwen, maar hoe?"
Vrijdag 27 juni 1986