Aktie tegen verdwijnen van
hoogstamvruchtbomen
Liefhebberij
Pomologie
Erfelijk materiaal behouden
Opkomst beroepsfruitteelt
Stichtingswerk
Het Sterappeltje, de Notarisappel,
de Groninger Kroon, het Eijsde-
ner Klumpke, de Brabantse Belle
fleur en de Present van Engeland.
Appels die zo'n vijftig jaar gele
den overal aan de bomen hingen,
aan hoogstambomen wel te ver
staan. Het fruit groeit tegenwoor
dig aan spilletjes,
hoogstamboomgaarden zijn niet
meer en het fruitassortiment
wordt steeds kleiner. De Neder
landse Stichting Fruitrassen wil
deze ontwikkeling tegengaan.
De stichting, eind vorig jaar opge
richt, "stelt zich ten doel het gebruik
en beheer van boomvormen en fruit
rassen in de meest ruime zin van het
woord te propageren en te stimule
ren". Stichtingsvoorzitter en ekoloog
drs. J.M. Brand licht toe: "We von
den het nodig om iets te doen aan de
hoogstammen omdat ze voor een be
langrijk deel verdwenen zijn. Da's de
ene kant van het verhaal. En de an
dere kant is dat met het verdwijnen
van die hoogstammen ook het hele ge-
nenmateriaal, dus het erfelijk mate
riaal, verloren dreigt te gaan".
Behoud van het bestaande is niet vol
doende, aanplant van nieuwe
hoogstamvruchtbomen is noodzake
lijk. Alle beroepsfruittelers weer op
de lange ladders? De stichting is niet
naïef, beseft terdege dat dat ekono-
misch onhaalbaar is. Voorzitter
Brand wijst op de lange aanlooptijd
van 10 a 15 jaar voordat een
hoogstamboomgaard winstgevend
wordt, op het vele onderhoud dat een
hoogstam vergt en op de moeizame
pluk. Bovendien "weet je van een
aantal moderne rassen die nu goed in
de markt liggen, niet eens of ze op
hoogstam te telen zijn". Geen nieu
we boomgaarden vol hoogstammen
dus maar alles in het klein. Her en der
een boom, een groepje bomen. Om
dat te bereiken, richt de stichting zich
op partikulieren (boeren, burgers en
buitenlui), "mensen die het puur en
alleen als liefhebberij, als hobby
doen. Die het leuk vinden om in het
voorjaar een bloeiende boom in de
tuin te hebben, om er in de zomer de
vruchtjes aan te zien groeien en om
in het najaar daar een paar kisten
fruit af te halen". Brand schetst een
stadstuintje met één pruimeboom,
bloeiende perebomen langs de water
kant, appelbomen die een boerderij
aan het zicht onttrekken en zelfs
vruchtbomen die, deel uitmakend van
een gemeentelijke groenbeplanting,
een mooie schaduwplek voor gepar
keerde auto's vormen. De voorbeel
den bestaan, Brand heeft er foto's
van.
De fruitteelt is al eeuwen oud. Een
lang verhaal kan het allemaal uit de
doeken doen. Hier niet dus. We pak
ken de draad op bij de 18e eeuw. Een
tijd waarin veel nieuwe fruitrassen
ontstonden ("Allerlei notabelen gin
gen zich daar uit liefhebberij op wer
pen, die gingen zelf kruisen en nieuwe
rassen kweken.") en waarin de be
langstelling voor fruitrassen enorm
toenam. De pomologie, zeg maar de
leer van de vruchtbomen, wefd een
echte wetenschap. Brand: "Vanuit de
middeleeuwen had je wel wat aan ras-
senontwikkeling gehad en op een ge
geven ogenblik had men zoveel
verschillende rassen waarvan men niet
precies wist wat het was dat er bij een
heleboel mensen de behoefte ontstond
om daar wat systematiek in aan te
brengen".
Hier worden, langs de rand van een appelboomgaard anno 1950, peren
geplukt.
12
Neerlands eerste pomoloog Johann
Hermann Knoop heeft in zijn boek
"Pomologia" (1758) een aantal
appel-, peren-, pruimen- en kersenras
sen beschreven en in groepen of fa
milies ingedeeld. De Gulderlingen, de
Bellefleuren, de Calvillen, de Reinet-
ten en de Pippingen bijvoorbeeld, zijn
appelfamilies. Bergamotten, Boterpe
ren, muskaatperen en suikerperen zijn
voorbeelden van perenfamilies. De
beschrijving van Knoop vormde de
basis voor verdere rasontwikkeling,
ook in het buitenland. Dit heeft alles
te maken met het feit dat met name
de adel zich met de fruitteelt bezig
hield ("In die tijd was de fruitteelt
voor een groot deel gekoncentreerd
op buitenplaatsen en landgoederen,
bij adellijke families die daar de ruim
te voor hadden en tuinbazen hadden
die zich daarmee konden bemoeien")
en de adel had allerlei internationale
kontakten.
Nou was het ook weer niet zo dat Ne
derland toendertijd de belangrijkste
op fruitgebied was. Brand: "Wij heb
ben hier in Nederland een behoorlij
ke traditie op het gebied van de
zoetappels en de stoofperen maar wij
zijn geen echte baanbrekers geweest.
Dat waren de Fransen en de Belgen.
België is een echt perenland, dat zie
je nu nog".
Aan het begin van deze eeuw zijn er
drie vormen van fruitteelt te onder
scheiden:
1- fruitteelt op kastelen en buiten
plaatsen
2- fruitteelt op boerderijen
3- de beroepsfruitteelt
De eerste twee vormen hadden geen
handelsdoeleinden. Bij de adel was
het enkel een hobby, bij de boeren een
nevenaktiviteit, alhoewel een boer
met een behoorlijke oppervlakte fruit
bomen, denk hierbij aan 100-200 bo
men, voldoende fruit produceerde om
een deel naar de markt te kunnen
brengen.
De beroepsfruitteelt deed haar intre
de na de Industriële Revolutie (eind
18e, begin 19e eeuw). Door de in
dustrialisatie en daarmede de trek
naar de steden nam de vraag naar
fruit toe. Ook de Landbouwkrisis van
1880 (die boeren dwong naarstig op
zoek te gaan naar andere bestaansmo
gelijkheden) heeft de aanplant van
boomgaarden sterk gestimuleerd.
De grote piek in de fruitteelt lag in de
beginjaren vijftig. Enkele cijfers.
Rond 1900 had Nederland ongeveer
20.000 ha fruitteelt, in 1950 was dit
66.000 ha (waarvan de helft te vinden
was bij bedrijven die fruitteelt als ne
venaktiviteit hadden, de oppervlakte
fruit was kleiner dan een 1/2 ha, i.e.
50 hoogstammen). Tegenwoordig zit
ten we weer op het niveau van 1900
(22.000 ha), de produktie is echter ge
lijk aan die van 1950 en de fruitteelt
is voor 80% beroeps.
Verder opsommend. Het aantal be
drijven met fruitteelt daalde in de ja
ren tussen 1953-1983 van 60.000 naar
7.000. Omstreeks 1927 bestond 85%
van het fruitareaal nog uit hoogstam,
in 1977 is er aan hoogstamboomgaard
slechts 1976 ha te vinden. In de be
ginjaren vijftig werd de laagstam
geïntroduceerd (de tussenvorm tussen
de hoogstam en de spil was de struik,
in feite niets anders dan een hoogstam
met een kleine stam van ongeveer 50
cm). De grote omschakeling naar spil
len vond plaats in de eindjaren zestig,
beginjaren zeventig. In 1950 waren er
4 a 500 gangbare fruitrassen, tegen
woordig zijn dat er nog maar 50 a 60.
Genoeg cijfers. Uitleg van de grot^
veranderingen is nauwelijks vereist.
De oprichting van de EEG in 1957,
de behoefte aan efficiëntie en produk-
Als onderdeel van de gemeentelijke groenbeplanting in Houten ziet U hier
een restant van een boomgaard.
tieverbetering, de rooipremies zijn be
langrijke drijfveren geweest voor de
omschakeling van hoogstam naar
spil.
bij de stichting te bestellen. Voor
meer informatie volgt hier het adres.
Nederlandse Stichting Fruitrassen,
Postbus 235, 6959 AE Dieren. Tele
foon 08330-22673.
Terug naar de Nederlandse Stichting
Fruitrassen. De aanzet tot de oprich
ting werd gegeven door boomteler
Th.A.P. van den Bosch. Van den
Bosch is een jaar of 15 geleden begon
nen met het verzamelen van oude
fruitrassen. Momenteel bestaat de
verzameling uit zo'n 5 a 600 rassen en
is Van den Bosch een paar dagen per
week kwijt aan het geven van voor
lichting. Vandaar dat hij op het idee
kwam om te proberen hier zijn beroep
van te maken en heeft Brand (die be
zig was met een boek over hoogstam
vruchtbomen hierover benaderd.
De stichting is het resultaat.
De stichting is veel van plan. Ze wil
een voorlichtingscentrum, een buiten
museum en een kwekerij met alle mo
gelijke oude fruitrassen, beginnen. De
onderhandelingen over de aankoop
van een geschikt "buiten" zijn in vol
le gang en Brand hoopt dat voor het
eind van dit jaar de zaak rond is. Ster
ker nog, dat de eerste tentoonstelling
over oude fruitrassen reeds heeft
plaatsgevonden. Eigenlijk een taak
van de overheid, vindt Brand, maar
zolang de overheid dit niet doet, zal
de Nederlandse Stichting Fruitrassen'
blijven bestaan.
De belangstelling voor de fruitteelt
van oude rassen is de laatste paar jaar
sterk toegenomen. Brand komt met
een voorbeeld: voor 1982 was er to
taal geen aandacht voor het onder
houd van hoogstammen. De
provincie Zuid-Holland is als eerste
begonnen om achterstallig onderhoud
te subsidiëren en snoeikursussen te ge
ven. Nu zijn er per provincie wel drie
of vier snoeikursussen per jaar, veel
al georganiseerd door de Provinciale
Stichtingen voor Natuur- en Land
schapsbeheer. Ook de Stichting zit,
ondanks het feit dat het buitenmu
seum nog niet bestaat, niet stil. Brand
en Van den Bosch geven bijvoorbeeld
voorlichting aan allerlei groepen, va
riërend van gemeentelijke plantsoe
nendiensten tot
plattelandsvrouwenorganisaties (ver
goedingen worden in onderling over
leg geregeld). Ook is het al mogelijk
een boompje (prijs rond de 30 gulden)
Agnes Diepenmaat
Hoogstamvruchtbomen, geschiede
nis, onderhoud en nieuwe aanplant
van hoogstamvruchtbomen. Auteur
J.M. Brand. Een uitgave van de
Stichting Landelijk Overleg Natuur-
en Landschapsbeheer, 1985. Te
bestellen door overmaking van f16,
op postgiro 4252780 tnv Stichting
LONL te Utrecht.
Omdat aan het eind van deze week
de teeltwisseling is begonnen, is dit
voorlopig de laatste weekstaat. Zo
spoedig volgen verslagen over de he
le teelt, laagwaardige warmte en de
substraatteelt. Alvast een paar
punten:
De kwaliteit van de bloemen is zowel
in de kastypen als bij de teeltsyste
men dit seizoen erg goed geweest,
wat vooral met aktiveren (stoken) te
maken heeft.
Een te lage worteltemperatuur in fe
bruari heeft de produktie in de stan-
daardkas met 10 bloemen per m2 ge
remd. Het produktieverlies van de
acrylplatenkas t.o.v. de LW-kas die
een standaarddek heeft, is 9,4%,
hetgeen nagenoeg gelijk staat aan
het lichtverlies van de acrylpla
tenkas.
Het werken met laagwaardige ener
gie is teelttechnisch weer goed verlo
pen: het energieverbruik was zelfs
2% lager dan de venlokas, terwijl de
produktie iets hoger was. In de tota
le energiebehoefte leverde de laag
waardige 68%; 32% was aanvullen
de warmte waaronder C02.
De acrylplatenkas t.o.v. de ge
schermde venlokas ruim 22% zuini
ger, maar het totale energieverbruik
was 22% hoger dan vorig jaar en de
produktie slechts 2%. Het energie
verbruik bedroeg deze week 3711 m3
gas bij een bedrijfsomvang van
10.000 m2.
Vrijdag 6 juni 1986