Kwaliteit dierlijke mest
kan nog veel verbeterd!
Drijfmest of stalmest maakt geen
verschil voor weidevogels
Uit onderzoek kippe- en varkensvoer blijkt:
Fosfaatgehalte in mest kan omlaag
E.J. Rams, 40 jaar bij
Produktschap voor Zuivel
Tabel 1 Noodzakelijke aanvoer van organische stof bij drie organische stof
gehalten van de bouwvoor
Onder Nederlandse omstandigheden
wordt bij een konstante jaarlijkse
aanvoer van organisch materiaal op
den duur gemiddeld 2% van de in de
bouwvoor aanwezige organische stof
afgebroken. Het organische stofge-
halte in de bouwvoor, dat men uitein
delijk wenst te handhaven uit oogpunt
van bodemvruchtbaarheid, bepaalt de
noodzakelijke aanvoer van organisch
materiaal (zie tabel 1).
In extensieve akkerbouwplannen is bij
onderwerken van stro en de teelt van
groenbemestingsgewassen een aan
voer van 2000 kg effektieve organi
sche stof per ha per jaar goed
mogelijk. Hoeveelheden die in inten
sieve akkerbouwbouwplannen niet en
in de intensieve vollegrondsgroente-
teelt zeker niet gehaald worden. Des
te intensiever het teeltplan is, des te
hoger organische stof gehalte wordt
wenselijk geacht en des te hoger dient
daarom de aanvoer te zijn. Gebruik
van externe organische stof bronnen
wordt dan noodzaak, zoals b.v. dier
lijke mest. De kwaliteit van de mest
dient dan wel goed te zijn. Op de kwa
liteit wordt hierna verder ingegaan.
Kwaliteitsaspekten dierlijke mest
Een droge gekorrelde dierlijke mest-
meststof van konstant bekende sa
menstelling zal er waarschijnlijk nooit
komen. Aan de huidige kwaliteit van
de verschillende dierlijke mestsoorten
kan echter nog veel verbeterd worden.
Analyseverslag
Bij aflevering van een partij mest zou
standaard een analyseverslag moeten
worden meegeleverd, zodat de akker
bouwer of tuinder weet welke sa
menstelling bij uitrijden op het perceel
terecht komt. Monstername en ana
lyse kosten tijd. Voor vaste mestsoor
ten die op het perceel van uitrijden
tijdelijk worden opgeslagen is hier
voor meestal voldoende tijd beschik
baar. Bij afname van drijfmest uit een
centrale mestopslag is dit vooralsnog
niet mogelijk. De afnemer zal dan tij
delijk genoegen moeten nemen met de
laatst bekende analyse. Is in de
mestopslag een geëigende roer/meng-
installatie aanwezig en wordt de
opslag regelmatig bijgevuld, dan zal
het "oude" analyseverslag nauwelijks
afwijken van de nog te ontvangen
analyse van de afgenomen partij
mest. Bij rechtstreekse afname en
aanwending van'mest waarvan de her-
komsten) bij de afnemer niet bekend
is (zijn), wordt een stuk onzekerheid
aanvaard betreffende de samenstel
lingen) en kwaliteit(en). Naar een be
trouwbare monstername en snelle
analyse is momenteel onderzoek
gaande. Ook wordt een nieuw analy
severslag voorbereid. Hierop zal ver
meld moeten worden:
- mestsoort (dier), soort strooisel;
- in kg per 1000 kg mest: droge stof,
organische stof, stikstof-totaal,
stikstof-ammoniakdeel (i.v.m. verlie
zen), fosfaat, kali en chloor;
- eventuele toevoegingen, zoals nitri-
ficatieremmers, bakteriemengsels.
Homogeniteit
Als akkerbouwer of tuinder is U er al
les aan gelegen dat tussen, maar ook
binnen de vrachten mest in de sa
menstelling bij uitrijden geen grote
verschillen bestaan. Met andere woor
den: de mest moet homogeen zijn. De
verschillende vrachten uit één partij
mest zouden ten hoogste 10% in sa
menstelling mogen afwijken t.o.v. een
bij deze partij mest behorend analy
severslag.
Bedrijfshygiëne
Diersoorten, die uitsluitend met fa
brieksmatig verkregen voer worden
gevoederd, produceren mest, waarvan
de aanwending geen risiko met zich
meebrengt. Wordt echter met verse of
gekonserveerde produkten gevoederd,
dan kan momenteel het risiko niet
worden uitgesloten dat de mest scha-
Vrijdag 23 mei 1986
Een gelijkmatige verdeling van mest, ook van kleine hoeveelheden dient
voorop te staan.
delijke bestanddelen bevat. Ook via
strooisel, b.v. stro of via voerresten,
kunnen schadelijke bestanddelen in
de mest terecht komen.
Uit bedrijfshygiënische oogpunt moet
dan ook de eis gesteld worden dat de
mest vrij is van:
- kiemkrachtige onkruiden, zoals
knolcyperus, hanepoot, ook van
kiemkrachtige onkruiden met re
sistentie tegen gangbare gewasbe
schermingsmiddelen;
- ziekteverwekkers, zoals aardappel-,
biete- en koolcystenaaltjes (ook de
cysten ervan met levensvatbare in
houd), Rhizomanie;
- residuën in schadelijke koncentra-
ties voor de kwantiteit of kwaliteit
van de gewasproduktie;
- besmettelijke dierziektekiemen.
Uit onderzoek is inmiddels wel geble
ken dat de levensvatbare inhoud van
in rundveemest aanwezige aardappel
en bietecysten niet eeuwig levensvat
baar blijft. Gebleken is dat de inhoud
van bietecysten langer levensvatbaar
blijft dan die van aardappelcysten:
enkele weken resp. enkele maanden.
Om de verhouding met de niet-
agrarische bevolking niet te vertroe
belen, dient stankoverlast zoveel mo
gelijk voorkomen te worden.
Inwerken of injektie werkt bij een te
velde staand groenbemestingsgewas
negatief op het slagingspercentage er
van. Vergiste mest is wat dat betreft
zeker geurvriendelijker.
Zware metalen
Als uitgegaan wordt van een goede
Voor kieviten en andere weidevo
gels is het één pot nat of een boer
nu stalmest en gier of drijfmest op
zijn grasland gebruikt, mits hij het
maar met mate doet. Dit konklu-
deren twee studentes Biologie aan
de Rijksuniversiteit Groningen in
hun doctoraalskriptie. De studie is
ingegeven door een vraag van de
Milieufederatie Groningen.. De
Milieufederatie onderzoekt in een
rijk weidevogelgebied in de pro
vincie Groningen, het Zuidelijk
Westerkwartier, de mogelijkheden
voor de boeren daar om beheers
overeenkomsten af te sluiten die
niet alleen gunstig zijn voor de
weidevogelstand, maar ook voor
hun eigen bedrijf. Velen menen
dat het gebruik van stalmest
gunstiger voor de vogels is dan
drijfmest en dus in de be
heersplannen zou moeten worden
meegewogen. Is dit juist of on
juist? Een keuze voor stalmest zal
grote konsequenties hebben, om
dat bijna alle boeren in het gebied
drijfmest produceren. In het rap
port "De weidevogelstand en het
verschil tussen stalmest en gier, en
drijfmest" dat de Biologiewinkel
deze week uitgeeft, worden de fei
ten en argumenten op een rijtje
gezet.
Al met al is drijfmest op zich dus
niet schadelijker, maar wel het er
bij behorende intensieve beheer.
Het rapport belicht hiervan vele
negatieve aspekten. Een voor
beeld: een intensief beheer bete
kent voor een boer dat hij vaak het
land op moet om te mesten en
maaien en daarom mag de
grasmat niet te drassig zijn, want
anders zakken traktoren en land
bouwmachines erin weg. Door
zijn land goed te ontwateren zorgt
de boer dan ook dat zijn bodem
stevig is. Helaas zó stevig, dat de
meeste weidevogels op zoek naar
wormen en emelten niet meer in de
harde grond kunnen boren omdat
hun snavels hiervoor te zacht zijn.
Info: tel. 050-635450.
Organische
Noodzakelijke aanvoer in kg effektieve
stof gehalte
organische stof per ha per jaar
ploegdiepte 25 cm
ploegdiepte 30 cm
2%
1300
1560
4%
2600
3120
6%
3900
4680
Tabel 2 Zware metalen aanvoer bij bemesting met 100 kg P205 uit mest
of kunstmest ten opzichte van de gemiddelde gewasopname
Mestsoort
Zware metalen aanvoer bij 100 kg P2Q5 via
mest t.o.v. de gemiddelde gewasopname
Cadmium
Koper
Zink
Dunne mest
Rundvee
l,2x
3,5 x
1,2 x
Mestvarkens
0,8
27,3
3,5
Kippen
0,6
5,1
2,9
Vaste mest
Kippen (drogeO
0,6
5,0
2,8
Slachtkuikens
1,2
4,5
3,6
Kunstmestfosfaat
2,8-7
nvt
nvt
bemestingssituatie, dient de aanvoer
van zware metalen via bemesting de
onttrekking door de gewassen niet te
boven te gaan.
Momenteel vindt onderzoek plaats
om het gehalte aan zware metalen in
het voer omlaag te brengen. Het ko
pergehalte is al aanzienlijk verlaagd.
Wordt dierlijke mest vergeleken met
andere niet in dit artikel vermelde
bronnen van zware metalen als de
neerslag, zuiveringsslib, compost of
de wel in het artikel genoemde kunst-
mestfosfaat, dan zijn de dierlijke
mestsoorten schone bemestingsbron
nen voor het zware metaal cadmium.
De aanvoer van koper via var-
kensmest is echter nog veel te hoog.
De anderé mestsoorten verontreinigen
de bouwvoor minder met koper, doch
overtreffen de onttrekking door ge
wassen nog enige keren. De zinkaan-
voer is, met uitzondering van
rundveemest, ook te hoog. Via een
onderzoeksprogramma wordt ge
tracht om het gehalte aan zware me
talen in het voer en daarmee tevens
in de mest verder te verlagen.
Verontreinigingen, chloor
Grond en afval verminderen de kwa
liteit van de mest en zijn ongewenst
op het akkerbouw- en tuinbouwbe
drijf. Grond in de mest kan niet al
tijd voorkomen worden, doch afval
behoeft niet in de mest terecht te ko
men. Vooral in rundveemest wordt
chloor aangetroffen. Men dient hier
mee, vooral bij het tijdstip van aan
wending voor chloorgevoelige
gewassen rekening te houden. Bij het
gewas aardappelen kan chloor bij
aanwending van chloorhoudende
mest kort voor het poten in op
brengstderving en in verlaging van het
onderwatergewicht resulteren.
V erspreid baarheid
Uit het oogpunt van ruimtebeslag en
struktuurbehoud verdienen de mest
soorten met een hoog droge stof ge
halte de voorkeur. Van de vaste
mestsoorten is bij bemesting volgens
de aanstaande landelijke norm soms
maar een geringe gift nodig (minder
dan 10 ton per ha). Dit betekent dat
de mestverspreiders aan hoge eisen
moeten voldoen, niet in het minst om
een gelijkmatige verdeling van de
mest over het perceel te verkrijgen. Te
verspuiten mest mag geen hoger dro
ge stof gehalte hebben dan 15% om
een goede verdeling over de percelen
te bereiken.
Garanties
Als de kwaliteit van een partij mest
gegarandeerd kan worden door pro
ducenten of mesthandelaren, betekent
dit een stuk zekerheid/veiligheid bij
aanwending door akker- en tuinbou
wers. In de toekomst zal een partij
mest dan ook vergezeld moeten gaan
van een garantiecertificaat. Dit garan
tiecertificaat moet een waardevtfl pa
pier zijn, waarmee verhaal mogelijk
is in geval van calamiteiten (b.v. be
drijfshygiënische), ook al zal de be
wijsvoering niet altijd gemakkelijk
zijn.
J.J. Kroon,
CAT Barendrecht
Vrijwel alle plantaardige grondstof
fen (granen en zaden), die gebruikt
worden voor veevoer, bevatten de
natuurlijke organische verbinding
fytine. Aan deze stof zijn fosfaten
gebonden. De stof is bij de kieming
van zaden van groot belang maar de
aanwezigheid in veevoer is bepaald
hinderlijk. Als fytine tijdens de ver
tering niet wordt afgebroken, neemt
het de fosfaten en andere mineralen
mee naar de mest. Daardoor draagt
de stof in hoge mate bij aan de be
lasting van het milieu met fosfaat en
zware metalen. Ook belemmert het
de opname van mineralen die voor
het dier noodzakelijk zijn.
Fytine kan worden afgebroken door
het enzym fytase. Dr.ir. Piet Simons
van het Centrum voor Onderzoek en
Voorlichting in de Pluimveehouderij
Het Spelderholt te Beekbergen on
derzoekt de mogelijkheden om het
enzym fytase meer in te schakelen
bij de afbraak van fytine in pluim-
veevoer. Daarnaast wordt op het In-
PVV tegen beëindigen enting
tegen varkenspest
Van de kant van het Ministerie van
Landbouw is te kennen gegeven dat
het voornemen bestaat om per 1 juni
de varkenspestentingen in Nederland
volledig te beëindigen. In het Pro-
duktschap voor Vee en Vlees is men
daar niet bijzonder gelukkig mee. In
België blijven de uitbraken van de
klassieke varkenspest voortduren en
bij een praktisch open grens met dit
land bestaat het gevaar van de insleep
van varkenspestvirus. Tevens is er nog
geen bestrijdingsaanpak ontwikkeld
om bij een uitbraak van varkenspest
in varkensdichte gebieden met de
daarbij behorende zeer intensieve
kontakten verdere verspreiding tot
stilstand te brengen zonder tot her-
nieuwe entingen te moeten besluiten.
Het Produktschap zal terzake kontakt
opnemen met het Ministerie.
stituut voor Veevoedingsonderzoek
(IVVO) te Lelystad soortgelijk on
derzoek met varkensvoer uitge
voerd, terwijl CIVO-TNO analyti
sche ondersteuning verleent.
Als de onderzoeksopzet lukt, zou
het voer beter van kwaliteit kunnen
worden en minder belastend voor
het milieu: op den duur lijkt een ver
mindering van 40% fosfaat alleen al
in de pluimveemest haalbaar. Bo
vendien zou dat veel geld schelen
omdat met een geringere fosfaattoe
voeging aan pluimvee- en varkens
voer volstaan zou kunnen worden:
in Nederland bedraagt die toevoe
ging momenteel ongeveer 19.000 ton
per jaar.
Sekretaris, de heer E.J. Rams is op
21 mei 40 jaar in dienst van het Pro
duktschap voor Zuivel en zijn
rechtsvoorganger. Door het Bestuur
van het produktschap wordt hem die
dag van 16.30 uur tot 18.30 uur een
receptie in zaal 'La Bourgogne' van
het Nederlands Kongresgebouw te 's
Gravenhage aangeboden.
E.J. Rams
11