Bij afscheid veel waarderende
woorden voor W.L.A.G. Tacken
Druk op veehouderij
zal toenemen
Cultuurhistorische waarden
in het landschap bedreigd
Ontwerp-meststoffenwet met
algemene stemmen aanvaard
Contactcommissie
Monumentenbescherming:
Commissie Veehouderij:
EG-prijsbeleid
Muskusrattenbestrijding van Rijk naar provincie
Superheffing
Rundveeverbetering
Vrijdag 16 mei jl. nam ir. W.L.A.G. Tacken in de Prins van Oranje
te Goes officieel afscheid als direkteur Landbouw en Voedselvoorzie
ning (LaVo) voor Zeeland. Tacken heeft deze funktie 3,5 jaar ver
vuld, tot 1 april jl. toen hij door het ministerie van Landbouw tot
plaatsvervangend direkteur Algemene Zaken LaVo in Den Haag werd
benoemd. Op de receptie werd tevens zijn opvolger, ir. C.A.C.J. Oo-
men verwelkomd.
Tijdens het officiële deel van de bij
eenkomst voerde als eerste drs. G. van
der Lely, direkteur Alg. Zaken LaVo
het woord. Hij onderstreepte het be
lang voor Den Haag van mensen met
provinciale ervaring en omgekeerd,
ter bevordering van een goede kom-
munikatie over en weer. Mede op
grond daarvan was dhr. Tacken vol
gens hem de meest aangewezen per
soon om de Haagse vakature te gaan
vervullen. Drs. R.C.E. Barbé, lid
G.S. van Zeeland, vergeleek dhr. Tac
ken met een politikus: snel, beweeg
lijk, diplomatiek. Maar daarnaast
schreef hij. hem een grote landbouw
kundige kennis toe, zich o.a. uitend
in zijn bijdrage in het tot stand ko
men van de veilingkoncentratie. De
heer A.J.G. Doeleman, voorzitter van
de Provinciale Raad voor de Bedrijfs
ontwikkeling in de Landbouw in Zee
land, had veel lof voor het werk van
ir. Tacken. Toch kon hij met diens
vertrek in zekere zin tevreden zijn om
dat vele ontwikkelingen, mede dank
zij de LaVo-direkteur goed op gang
zijn gekomen. De zoetwatervoorzie
ning is daar een voorbeeld van. Doe
leman noemde de gaande man
kritisch en prikkelend, vooral als hij
kwam met onbillijk aandoende maat
regelen. Tacken konfronteerde de
praktijk met bestaande problemen,
maar stelde ze ook oplossingen voor,
o.a. het bedrijven van grove tuinbouw
in de akkerbouwsektor. De heer Doe
leman maakte van de gelegenheid ge
bruik om het ministerie te wijzen op
het feit dat nog steeds zo'n 600 vee
houders zitten met vragen over de
door hen te leveren quota heffingvrije
melk
In zijn afscheidswoord vergeleek Tac
ken zichzelf met een vertegenwoordi
ger van het ministerie van Landbouw
in Amerika: "Ik zou dan door aan-
"Er moet snel wat gebeuren wil niet
veel tastbare informatie over de vroe
gere bewoning van ons land en de ont
wikkelingsgeschiedenis van het
huidige landschap verloren gaan".
Dat is de boodschap die door een tien
tal inleiders op de Nationale Monu
mentenstudiedag van de Stichting
Nationale Contactcommissie Monu
mentenbescherming (NCM) op 14 mei
1986 in Zutphen naar voren werd ge
bracht.
De jaarlijkse studiedag van de Stich
ting NCM was dit jaar gericht op de
kultuurhistorische waarden van land
schap. De NCM is het kontaktdrgaan
van de partikuliere monumentenbe
scherming in ons land, waarbij circa
280 partikuliere organisaties zijn aan
gesloten.
Bodemarchief
Prof. Louwe Kooymans uit Leiden
bracht naar voren dat een probleem
bij het behoud van archeologische
waarden is dat deze vaak onzichtbaar
en "ongenietbaar" zijn. Deze onbe
kendheid maakt ze onbemind en
daardoor wordt er bij bélangenafwe-
ging dikwijls te weinig gewicht aan
toegekend. Bovendien is maar een
fraktie van ons bodemarchief geïn
ventariseerd. Er zou bij bouw- en in-
frastrukturele en andere projekten
een zogenaamde 1 °7o-regeling moeten
komen waaruit archeologisch nood-
onderzoek kan worden bekostigd.
Met name in landinrichtingsprojekten
dreigen veel archeologische waarden
onherstelbaar geschaad te worden.
Wegen
Ook voor de historisch-geografische
objekten en strukturen, bijvoorbeeld
dijken, wegen, kavelpatronen en brin
ken geldt dat deze dikwijls zonder een
nadere toelichting niet op hun juiste
historische waarden worden geschat.
Prof. Borger van de Universiteit van
Amsterdam meent dat aan het op
vullen van het tekort aan informatie
en educatie op dit punt hoge priori
teit gegeven moet worden.
In dat verband bepleit hij de oprich
ting van een Nationaal Museum
voor het Nederlandse landschap.
Voorts moeten de
historisch-geografische waarden
systematisch in kaart worden ge
bracht; er zou een mogelijkheid voor
wettelijke bescherming moeten ko
men en de historisch geografische in
breng in verschillende
adviesprocedures moet meer aan bod
komen.
De druk op de veehouderijsector zal toenemen. Dat was een conclusie
bij de behandeling van meer dan één agendapunt in de vergadering van
de veehouderijcommissie van het KNLC op dinsdag 13 mei j.l. De com
missie besprak namelijk het resultaat van de kamerbehandeling van de
mestmaatregelen en de positie van de veehouders bij de zuivelstaking,
die was opgeschort, maar waarvan de beperkte, voortzetting al is aange
kondigd
ir. W.L.A.G.Tacken
suizende tomaten niet eens aan spre
ken toekomen. Bij ons heerst gelukkig
meer wederzijds begrip". Hij somde
een aantal faktoren op waarom de sa
menwerking met de diverse bestuurs-
instanties (in Zeeland) hem goed
bevallen is. De hartelijkheid van boe
ren en tuinders en hun bestuurlijke
vertegenwoordigers hebben daaraan
veel bijgedragen.
Zij moeten aanzien dat de melkver-
werking stagneert vanwege een sta
king om een werktijd, die zij bij lan
ge na niet benaderen, terwijl de be
reikte arbeidsvoorwaarden in de zui
velindustrie bepaald niet de slechtste
zijn.
De commissie besprak uiteraard de
uitkomst van de toch nog onver
wacht spoedig beëindigde land-
bouwprijzenronde 1986/87. Om met
wat positieve punten te beginnen: de
vet-eiwitprijsverhouding is niet ver
anderd en de nationale verevening
(van onder- en overschrijding) bij de
superheffing is nog gehandhaafd.
Daar staat dan het heel bezwaarlijke
punt tegenover, dat op termijn de
melkveehouderij met een gevoelige
korting van de melkquota te maken
zal krijgen: per 1 april 1987 met 2
procent en een jaar later nog eens één
procent.Des te erger zal de uitwer
king op de bedrijfsontwikkeling
zijn, de gevolgen zullen in de toe
komst merkbaar worden, de com
missie heeft helaas niet het vertrou
wen, dat met de nu te beginnen vrij
willige EG-quotumregeling in dit op
zicht voldoende melk kan worden
"ingenomen", de belastingtechni
sche kant van de EG-premie moet in
elk geval kritisch bekeken worden.
De Nederlandse overheid zal ervan
doordrongen moeten worden dat,
hoe dan ook deze en de bestaande
opkoopregeling nationaal aantrek
kelijker gemaakt moeten worden.
Zorg had de veehouderij commissie
Nederzettingen
De landelijke bouwkunst en de lan
delijke nederzettingen kwamen op de
studiedag ook uitgebreid aan de or
de. De heer Veen van het Drents
Landbouwgenootschap pleitte aan de
hand van het Drentse voorbeeld voor
de oprichting van provinciale boerde
rijenstichtingen waarin landbouwers
en monumenten- en landschapszor-
gers gezamenlijk karakteristieke boer
derijen en hun erven in stand trachten
te houden.
Monumentale boerderijen vormen een belangrijk bestand van ons
kuituur-historisch erfgoed.
Met ingang van 1 januari 1986 is de
zorg voor de inzet en bekostiging van
muskusrattenvangers van het Rijk
overgegaan naar de provincies.
GS van Zeeland stelt in verband hier
mee voor, een krediet beschikbaar te
stellen voor de periode van 1 septem
ber 1986 t/m 31 december 1986 van
ƒ92.500,— ten behoeve van het in het
leven roepen van een provinciale or
ganisatie voor de muskusratten
bestrijding per 1 september 1986.
Daartoe behoort het overnemen van
4 rijksvangers en 3 vangers in dienst
van de waterschappen, en dit bedrag
te dekken uit de post onvoorzien. Bij
de vaststelling van de hoogte van dit
bedrag is rekening gehouden met een
rijks- en een waterschapsbijdrage en
met een reeds door de Staten inciden
teel beschikbaar gesteld bedrag van
ƒ100.000,voor dit doel. De struk-
turele last voor de provincie bij een
startformatie van 6 vangers 2 ray
onambtenaren bedraagt vanaf 1987
ƒ300.000,na aftrek van de rijks-
en waterschapsbijdrage.
Er vindt nog nader beraad plaats over
eventuele uitbreiding van het bestand
tot 13 personen (11 vangers 2 ray
onambtenaren), welke formatie door
de ter zake ingestelde ambtelijke
werkgroep naar de huidige inzichten
voor een redelijke bestrijding nood
zakelijk wordt geacht.
De Tweede Kamer heeft op 13 mei jl.
de ontwerp-Meststoffenwet van mi
nister ir. G. Braks (landbouw en vis
serij) en dr. P. Winsemius
(volkshuisvesting, ruimtelijke orde
ning en milieubeheer) met algemene
stemmen aanvaard. Het voorstel zal
nu door de Eerste Kamer worden be
handeld.
De beide bewindslieden hebben de
Kamer toegezegd het voorgestelde
stelsel van maatregelen, inklusief de
op grond van de nog bij de Eerste Ka
mer in behandeling zijnde ontwerp-
wet Bodembescherming te stellen
gebruiksregelen voor dierlijke mest,
2 jaar na het in werking treden te eva
lueren.
Tijdens de op 7 mei jongstleden ge
houden stemmingen met betrekking
tot de artikelen, amendementen en
moties met betrekking tot de ontwerp-
Meststoffenwet zijn enige moties aan
genomen die de ministers hadden
ontraden.
De motie Van der Linden/Blauw be
helst de inwerkingtreding van de be
palingen met betrekking tot de
uitrijperiode voor dierlijke mest op
zijn vroegst vanaf 1 januari 1988 te
laten plaatsvinden.
Beide bewindslieden wijzen erop, dat
de materie rond de uitrijbepalingen
onderwerp van nadere studie is in een
kommissie van deskundigen. Deze
kommissie zal vóór 1 juli 1986 rap
port uitbrengen en dit rapport zullen
zij met hun konklusies aan de Kamer
doen toekomen.
Struktuurplan
In deze motie Van der Linden/Blauw
wordt de regering verzocht een sek-
torstruktuurplan op te stellen en daar
onder begrepen de
milieuproblematiek.
De motie Van der Linden/Blauw ver
zoekt de regering het daarheen te lei
den, dat na overleg met de Mestbank,
maar ruim voor invoering van de
Meststoffenwet, aan de Kamer een
nota wordt aangeboden waarin rea
listische mogelijkheden van afzet (van
dierlijke mest) zijn aangegeven.
ook om het rundvleesbeleid. De
kwalijke voorstellen van de Com
missie zal zeker wel eigenmachtig
verder in het marktbeleid be
zuinigen.
Binnenkort zalwel moeten worden
geantwoord op de vraag wat er met
de ontstane "vereveningsruimte"
1985/1986 moet gebeuren. De com
missie herhaalde haar standpunt dat
die moet worden toegewezen aan al
le overschrijders, dat wil zeggen de
zelfde, kleine hoeveelheid melk voor
elk van hen. De kleinere producent
is hiermee verhoudingsgewijs meer
gediend dan de grotere.
De commissie zette, zacht gezegd,
grote vraagtekens bij het plan van
het ministerie om in het algemeen de
grond-met-quotum-transacties te
versoepelen. Verkoper en koper zou
den zelf uit mogen maken hoeveel
quotum met de grond meegaat,
maar dat zou niet meer dan bijvoor
beeld 18.000 kg per ha mogen zijn.
Ten onrechte wordt kennelijk nog
steeds gemeend dat er veel bui
tensporigheden op dit gebied plaats
hebben. In de commissie werd het
plan een blijk van zinloze regelzucht
genoemd, die allerlei goede en verde
digbare praktische oplossingen in de
weg gaat staan.
Hoe moet het verder met het EG-
zuivelbeleid en zijn maatregelen als
de huidige superheffingsperiode in
1989 afloopt? Een vraag die opkomt
als hier en in andere landen toegege
ven gaat worden aan druk om het
stelsel te gaan versoepelen (binnen
de nationale quota en zekere mate
van verhandelbaarheid). Moet er
dan vanuit worden gegaan dat het
toch gevaarlijk-verstarrende, stelsel,
nog jarenlang blijft bestaan? Zo
neen, dan zou nu alvast gedacht
moeten worden aan manieren om
straks een "gezonder" EG-
zuivelbeleid te krijgen (dat wil zeggen
met minder garantie). De commissie
kwam er nog niet uit. Er moet toch
nog eens goed gekeken worden naar
mogelijke zinnige, versoepelin
gen. En gehoopt moet worden dat
Brussel erin slaagt de (boter)markt
zodanig op te schonen, dat als het
ware vanzelf de superheffing als tij
delijke noodmaatregel overbodig
zou worden.
Voor een veehouderij die met steeds
meer lasten wordt opgezadeld is het
natuurlijk een belangrijke vraag in
hoeverre voortgegaan moet worden
met het via een melkheffing subsi
diëren van activiteiten van het NRS
(Nederlands Rundvee Syndicaat). Er
is onderzoek gedaan naar de autom-
tiseringsmogelijkheden daar en die
kunnen met voordeel worden benut
als er, met name ook provinciaal
wordt afgeslankt. De veehouderij
commissie voelde er wel voor om de
landbouwschapssubsidie in een be
paalde tijd zolang te verminderen,
dat in die richting wordt gewerkt. Het
zou betekenen, dat het automatisch
verder subsidiëren van de rundvee
verbetering aan de basis geleidelijk
wordt verminderd en dat een subsi
die meer centraal en gericht wordt
ingezet.
Daartoe gemachtigd door het hoofd
bestuur wees de veehouderijcommis
sie de heer D.J.G. van der Kolk te
Steenderen aan als vertegenwoordi
ger van het KNLC in het Centraal
Orgaan voor Melkhygiëne. Hij volgt
L.A. Swart te Vries op.
4
Vrijdag 23 mei 1986