Resultaten en ervaringen met knolselderij-gewas-groepen Graanstudieklub: aantal aren per m2 drukt grootste stempel op opbrengst brouwgerst De grondbewerking Planten Bemesting Onkruidbestrijding Ziektebestrijding Plaatmateriaal en plantdata Rassenkeuze en aantal planten Oogsten bewaring Opbrengst korte wenken akkerbouw In het kader van de aktie 'kleine gewassen' werden in 1985 in het Zuid westen enkele knolselderij gewasgroepen gevormd. Zoals met andere gewasgroepen hadden ook deze ten doel het inzicht in de teelt te verruimen om te komen tot een meer rendabele teelt. Dit werd onder andere bereikt door: het houden van een vóórbespre king, waarbij de belangrijkste teeltaspekten ter sprake kwamen. Vervolgens werden er diverse rondgangen gehouden langs de perce len en vonden er ekskursies plaats naar plantenkwekers, de proefboer- derij 'Westmaas' en naar de verwerkende industrie. Tenslotte werden de belangrijkste teeltgegevens en resultaten aan de hand van een op gesteld enquêteformulier samengevat en met de betreffende deelne mers besproken. Van 3 groepen met 37 deelnemers worden enkele belangrijke resultaten weergegeven die u leest in onderstaand artikel. Het percentage afslibbare delen van de beteelde percelen varieerde van 12 tot 58%. Op kleigrond wordt algemeen gead viseerd de grond enkele weken vóór het planten van de knolselderij te be werken. Hiermee wordt bereikt dat de kapillaire werking van de grond zich bij het planten weer heeft hersteld, zo dat beregenen minder snel noodzake lijk is. Na het zaaien van de bieten en het poten van de aardappelen, wordt de grond bewerkt zodra deze er zich voor leent. Enig verband tussen de datum van grondbewerking en de plantdatum valt niet te ontdekken. De tussenliggende periode bedraagt in de praktijk 0 tot 50 dagen en deze wordt uiteindelijk bepaald door de weersomstandigheden in april en mei. Wanneer als gevolg van de slechte weersomstandigheden het planten moet worden uitgesteld, is de verlei ding vaak aanwezig een tweede grondbewerking uit te voeren om het reeds aanwezige onkruid te verwijde ren. Bijna steeds werd daardoor de struktuur slechter en het percentage planten dat uitviel groter. Een chemische bestrijding heeft hier de voorkeur en kan het best over dwars worden uitgevoerd in verband met het planten. 17 van de 37 telers beregenden na het planten. Te laat en niet beregenen veroorzaakte in 1985 behoorlijk wat plantuitval en daar door verschillende percelen met een te dunne stand. betaald. Arvi geeft een zeer goede op brengst, het vruchtvlees is echter zachter en de inwendige kleur is min der dan bij Monarch. Uit onderzoek is gebleken dat het optimale aantal planten per ha voor Monarch 50.000 bedraagt. Voor Roem ligt dit, met langer looftype, op 45.000. Het aantal planten bij het uitplanten varieerde in de praktijk van 40.000 tot 58.000 per ha. Bij Monarch ging men gemiddeld uit van ruim 51.000 plan- Belangrijk is het dat het vereiste aantal planten per m2 wordt behaald van soepgroenten. De bestemming van dit ras is in de meeste gevallen al bij het uitplanten bekend. Er wordt doorgaans 2 a 3 ct per kg meer voor ten. Met een uitvalpercentage van ruim 9% kwam men uiteindelijk uit op 46.300 planten. Bij Roem plantte men ruim 42.000 planten uit en hield men met een uitvalpercentage van bij na 5%, er 40.000 over. Aangenomen mag worden dat zeker bij een plantdatum van half mei zo wel voor Roem als voor Monarch het aantal planten bij de uitplant te laag ligt. Men moet zich bewust zijn dat gemiddeld 5 a 10% van de planten, om welke reden dan ook, zal uit vallen. Het planten op de juiste diepte blijkt niet eenvoudig, 1/3 van het aantal deelnemers geeft zelf op te diep ge plant te hebben. Ruim 33% van de telers wendt dier lijke organische mest aan. Daarnaast wordt gemiddeld 232 kg N gestrooid met een spreiding van 170-290 kg per ha. Het huidige advies met aan de ba sis 160 N- (de voorraad N in de laag 0-60 cm) een overbemesting van 60 N is in de praktijk nog niet inge burgerd. Het percentage organische stof van de grond, het tijdstip van planten, het ras, de bestemming en de leveringster mijn zullen ongetwijfeld te maken hebben met de optimale stikstofgift. Vooralsnog blijkt meer onderzoek gewenst. Maloran en Linuron worden als bo demherbicide in de teelt van knolsel derij aangewend. Meestal gebeurt dit enkele weken na het planten. Er werd even vaak ge bruik gemaakt van Maloran als van Linuron. Zaadonkruiden vormen in de regel geen problemen, mits, zeker bij Kamille, tijdig dat wil zeggen zo dra de planten in de val zijn, wordt gespoten. Maloran blijkt iets beter te zijn op zwaluwtong, melde, kroon- tjesskruid, paarse dovenetel en kleef kruid. Linuron doet het beter op perzikkruid en wittekrodde. Bladvlekkenziekte is één van de belan grijkste aantastingen in het knolsel- derijgewas. Monarch is hier Evenals in 1984 is ook in 1985 veel aandacht besteed aan de teelt van brouwgerst in de graanstudieklub Zuid-Beveland. Vooral als gevolg van dalende wintertarweprijzen wordt gezocht naar andere gewassen ter vervanging van een deel van het wintertarweareaal. Indien de prijs voor brouwgerst op een redelijk nivo blijft zou dit een goed alterna tief zijn voor wintertarwe. In het onderstaande zijn de belangrijkste konklusies weergegeven. De diskussie over het opbrengstver mogen van kasplanten en plat- glasplanten is in het voordeel van de kasplanten uitgevallen. 75% van de telers kiest als uitgangsmateriaal plan ten die zijn opgekweekt in de staan de kas. Hiervan was 18% afkomstig uit de verwarmde kas. Omdat een aantal têlers zelf de plan ten opkweekt en onvoldoende plan ten uit de kas verkrijgbaar waren, werd 25% uitgeplant afkomstig van platglas of plastiktunnel opkweek. Het aantal groeidagen bepaalt bij knolselderij de opbrengst. Een voor sprong of achterstand in het begin van het seizoen blijft tot de laatste dag aanwezig. Het is dan ook belangrijk om vanaf 10 mei over goed plantma- teriaal te beschikken. Een latere start kost opbrengst. Met kasplanten is dit mogelijk. Met plat- glasplanten en onder plastiktunnels opgekweekte planten echter niet. Teeltseizoen 1985 was niet vroeg. Het eerste perceel werd op 15 mei uit geplant. Het gros kon niet eerder planten dan de laatste 10 dagen van mei, terwijl 10 percelen na 1 juni wer den geplant. Monarch is met 78% van het aantal percelen het belangrijkste ras. Roem van Zwijndrecht en Arvi nemen respektievelijk 17 en 5% voor hun re kening. Het opbrengstnivo van Mo narch ligt volgens officiële proeven 10% hoger dan dat van Roem. Mo narch is weinig gevoelig voor virus aantasting en heeft blank vruchtvlees. Roem van Zwijndrecht is vanwege zijn betere aroma en een hoog droge stofgehalte gewild voor de bereiding Vrijdag 18 april 1986 Milieufaktoren De slechte weersomstandigheden, die er heersten in het voorjaar en vooral in de maand juni zullen zeker invloed gehad hebben op de gewasgroei. Het zelfde geldt voor de vaak slechte bo- demstruktuur als gevolg van de slechte oogstomstandigheden in het najaar van 1984. Desondanks vielen de opbrengsten niet echt tegen dit jaar, gemiddeld 6700 kg/ha tegenover 7000 kg/ha in 1984. Zaaidatum Laat zaaien had een negatieve invloed op de opbrengst. Indien mogelijk is het aan te bevelen om al in februari te zaaien. Rijafstand Het is aan te bevelen om zo nauw mogelijk te zaaien (10 cm). Hierdoor is de plantverdeling regelmatiger, waardoor optimaler geprofiteerd kan worden van vocht, bemesting en licht. Zaaizaadhoeveelheid Dit jaar werden de hoogste op brengsten bereikt bij 130 a 140 kg/ha. Daar alle telers het ras Trumpf ge zaaid hadden waren er geen rasver schillen aanwezig. Opbrengstanalyse Hieruit bleek, dat het aantal aren/m2 de grootste stempel drukte op de op brengst. Het is dus van belang om een gewas met een voldoende aantal aren/m2, 800 a 850 te hebben. Stikstofbemesting Dit jaar lag de optimale hoeveelheid stikstof rond 140 a 150 kg/ha (bo- demvoorraad gift). Nog hogere hoeveelheden resulteerden in lagere opbrengsten, vaak als gevolg van le gering, en een sterke verlaging van de kwaliteit. Dit jaar bleek, dat er vrij wel geen verschil was in opbrengst en kwaliteit tussen een eenmalige en een gedeelde stikstofgift. Hierbij moet wel in het oog gehouden worden, dat een late 2e gift doorwas kan stimuleren. Voor de le gift zou men tot 100 a 110 kg/ha kunnen bemesten en vervol gens bij de 2e gift aanvullen tot 140 a 150 kg/ha (voorraad gift). De 2e gift kan het best in stadium 30-31/F4-F5 gegeven kunnen worden. Groeiregulatoren Evenals bij wintertarwe is men ook bij zomergerst op zoek naar geschikte middelen, die het gewas steviger maakt. Dit jaar bleek, dat behandel de percelen, indien normaal bemest, redelijk goed overeind bleven, on danks de veel zwaardere stand dan de onbehandelde percelen. Met behulp van groeiregulatoren is het wellicht mogelijk wat meer stikstof te geven, zonder direkt legeringsgevaar, wat de opbrengst ten goede kan komen. Hoewel er nogal wat twijfel heerst over het gebruik van groeiregulatoren is het zeker aan te bevelen onderzoek De begeleider van de teelt van brouwgerst, Wim van Dijk hierna te stimuleren. Doorwas Doorwas, de hernieuwde spruitvor- ming, heeft een negatieve invloed op vochtgehalte en kwaliteit van het ge leverde zaad. Dit jaar viel de hoeveel heid doorwas wel mee (gemiddeld 180 aren/m2). Het bleek, dat de hoeveel heid doorwas voor een groot deel door te hoge bemestingen beïnvloed werd, d.w.z. bemestingen boven 140 a 150 kg/ha (bodem gift). De kwaliteit was over het algemeen vrij goed dit jaar. Het eiwitpercenta ge lag gemiddeld op 9.7% en het brouwgerstpercentage op 88%. De kwaliteit werd het sterkst beïnvloed door te hoge stikstofbemestingen. Evenals in 1984 was de ziektedruk niet zwaar. Meeldauw en aarbotrytis wa ren de meest voorkomende ziekten. gevoeliger voor dan Roem. Er werden op de bedrijven gemiddeld 7 a 8 bespuitingen hiertegen uitgevoerd. Meestal werd 2-2 1/2 Maneb-tin toe gepast. In 20% van de percelen werd 1 a 2 keer met een systemisch fungi cide gewerkt. Dimethoaal, Thioate en Pirimor wer den ingezet tegen luis. Undeen is nog steeds het middel tegen wantsen. Het wel of niet aanwenden van Birlane was slechts bij één groep ingevuld. 70% maakte hier gebruik van rijen- behandeling. Aan de kwaliteit van de oogst kan nog het een en ander verbeterd worden. Zeker wanneer de knollen moeten worden opgeslagen zal het rooien van knolselderij meer aandacht moeten krijgen. Het gebruik van een te hoog toerental, teveel te diep gekopte knol len en te grote valhoogten verhogen de kans op een minder goede bewa ring, waarvan een vroegtijdige afzet het gevolg is. Het rooien van knolsel derij in bevroren toestand bleek ook in 1985 funest, wanneer niet direkt kon worden afgeleverd. Gezonde knollen laten zich tot janu ari goed bewaren, met uitzondering van de mechanische koeling, beginnen daarna de problemen. Sclerotinia bleek in de percelen geen noemenswaardige schade te hebben aangericht. In de cel vormt deze schimmelaantasting echter een steeds groter probleem. De opbrengst werd deels berekend. Anderzijds werd zo goed mogelijk een schatting gemaakt. Bij berekenen van de opbrengst werd het aantal planten per ha vermenigvuldigd met het ge middeld knolgewicht. Na aftrek van 20% voor kopakker-verliezen e.d. kwam men uit op de netto kg op brengst per ha. Deze liep uiteen van 25-60 ton per ha. Gemiddeld bedroeg deze 38,3 ton per ha. Bij Roem van Zwijndrecht lag de opbrengst duide lijk lager dan bij Monarch. ing. J. Staal De luizendruk was wel behoorlijk dit jaar. Wat betreft saldo kan gezegd worden, dat bij een redelijke gerstprijs en da lende wintertarweprijzen het goed mogelijk is, dat gerst kan konkurre- ren met wintertarwe. Wim van Dijk EEN VROEGE CCC- BESPUITING geeft weinig ver korting, maar vooral een STEVI GERE stengelvoet. Spuiten in stadium 5 van de Feekesschaal (gewaslengte 15 cm). Dus na de uitstoeling, zodra het gewas de hoogte in gaat. Okapi 2 keer met CCC spuiten in verband met min der stevigheid en langer stro. Voor de overige rassen is lx vol doende. BIJ DE ONKRUIDBESTRIJ DING in aardappelen is KLEEF KRUID een veel voorkomend probleem. Onlangs zijn voor dit doel zeer goede middelen toegela ten. Ze dienen in kombinatie ver spoten te worden met een van de reeds bestaande middelen. Ook voor toepassing in granen is nu een zeer goed werkend 'kleef kruidmiddel' in de handel. PER 1 APRIL JL. IS de Veror dening Bescherming Waterwinge bieden in werking getreden. Deze verordening kan flinke konse- kwenties hebben voor de bedrijfs voering. Met name gelden beperkingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Op het gemeentehuis kunt u zien waar deze gebieden liggen. De middelen staan genoemd op blz. 2 van de HANDLEIDING 1986. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 15