Struktuur- en oogstproblemen drukten
de opbrengstresultaten van de erwten op
Zuid-Beveland in 1985
Grondsoort
Als de grens tussen zware en lichte grond bij 30% afslibbaar wordt gelegd,
is de verhouding tussen zware en lichte percelen in de studiegroep 1 op 1Op
merkelijk is het verschil in opbrengst tussen deze grondsoorten zoals die in
tabel 1, wordt weergegeven.
Tabel 1 Relatie grondsoort en opbrengst
Aantal perc. per opbrengstklasse Gemiddelde
Afsl.% laag midden hoog opbrengst
10-30-
30-55
-55297 kg/ha
1
4549 kg/ha
Ook in 1985 is door de peulvruch
tenstudiegroep Zuid-Beveland de
teelt van droge erwten op 22 per
celen weer intensief gevolgd. Aan
de hand van de verzamelde per-
ceelsgegevens en de uitgevoerde
veldwaarnemingen is een verslag
samengesteld, waaruit hier de be
langrijkste punten worden weer
gegeven.
laag= 3000-4500 midden 4500-5500 hoog 5500-7000 kg/ha
Er is een grote variatie in opbrengst,
maar op aHe zware percelen op één na
is de opbrengst gemiddeld of laag. Dit
in tegenstelling tot de voorgaande
twee jaar toen de opbrengsten op de
zware gronden in de studiegroep ge
middeld juist wat hoger lagen. Zoals
verderop in dit verslag zal blijken zijn
deze lagere opbrengsten op de zware
grond in 1985 grotendeels te wijten
aan een slechte struktuur. Met name
de struktuurgevoelige (zware) gron
den hebben door de extreem natte
herfst in 1984 en het wisselvallige
voorjaar van 1985 veel geleden. Een
gewas als erwten is wat dit betreft een
gevoelige graadmeter.
Zaaitijd
Door de wisselvallige weersomstan
digheden in het voorjaar, met name
in april was er een grote spreiding in
zaaitijd, namelijk van begin maart tot
eind april.
Er werd in 3 perioden gezaaid; in
maart, begin april en eind april. Uit
tabel 4 blijkt dat de maart-inzaai ge
middeld een hogere opbrengst heeft
gegeven dan de percelen die in april
gezaaid zijn. Struktuur en zaaitijd
spelen door elkaar heen. Daarom is
in tabel 4 tussen haakjes de gemiddel
de opbrengst van de maart-zaai met
uitzondering van 2 percelen waarop
in najaar 1984 veel struktuurschade
optrad weergegeven. In hoeverre de
ze opbrengsten wel of niet meegeteld
moeten worden bij deze zaaitijden ver
gelijking is moeilijk te beoordelen.
Zowel op zware als lichte gronden is
dan eenzelfde opbrengsteffekt wat
zaaitijd betreft te konstateren (zie ook
tabel 8).
Op de percelen gezaaid in begin april
Tabel 4 Zaaitijd en opbrengst
Zaaitijd Aantal Gemiddelde
percelenopbrengst
lijkt een nog lagere opbrengst behaald
te zijn dan op de percelen gezaaid in
eind april. Een mogelijke verklaring
is dat de zaai in begin april onder min
der goede (vochtige) omstandigheden
heeft plaatsgevonden, te meer omdat
korte tijd erna ook veel neerslag is ge
vallen. Verder zijn de groei-
omstandigheden in 1985 ook niet van
dien aard geweest (zie ook lage op
brengsten granen, graszaad e.a.) dat
de laatst gezaaide gewassen zich vol
op konden kompenseren.
Struktuur- (en) voetziekten
Op het P.A.G.V. wordt vanaf 1985
onderzoek uitgevoerd naar het optre
den van voetziekten in droog te
oogsten erwten. Door de grote uit
breiding van de erwtenteelt zijn ten
gevolge van voetziekten m.n. in Zee
land, waar al langer peulvruchten ge
teeld worden problemen (te
verwachten). Het schadelijk optreden
van voetziekten wordt sterk bevor
derd door een (te) nauwe vruchtwis
seling en een slechte struktuur.
Maart 18/3 (7-25/3)
April 16/4 (4-24/4)
13
9
5070 (5431) kg/ha
4669 kg/ha
Tabel 9 Ras, oogstmethode en het percentage piksel
Belinde
7
53
21.4 (8.8-52.3)
Finale
11
55
15.3 (4.2-43.7)
Solara
4
64
5.5 (2.5-11.9)
oogstmethode
Ruiteren
4
14 (4.2-36)
Zwad
18
16 (5-52.3)
Tabel 11 Variatie in financiële resultaten
gemiddeld
variatie
1. Bruto
financiële
opbr. zaaiz.
4669
2935-6921
voer
3938
2435-5578
2. Kosten
zaaizaad
486
375-625
3. Kosten
bemesting
290
154-450
4. Kosten
onkruidbestrijding
132
53-289
5. Kosten
gewasbescherming
165
23-319
6. Totale
kosten
1073
790-1450
7. Saldo
E.M.
(1-6) zaaiz.
3596
1995-5850
voer
2865
1451-4507
Een gezond gewas erwten.
Tabel 8 Invloed van faktoren als struktuur, voetziekten en zaaitijd op de opbrengst, waarbij onderscheid gemaakt
is tussen zware en lichte grond.
Perc.
Afsl.
Drain.
Voor
Omstandigh.
Zaai
Voetz.
laatste
Netto
nr.
Ontwat.
vrucht
ploeg,
tijd
ZI
erwt.t.
opbrengst
z.b.b.
18/6
kg/ha
02
16/40
s.b.
A
5271
03
53
nat,
M
1.5
3197
05
39
,red.
nat, vochtig
A
1976
3710
11
45
M
6973
12
42
s.b.
M
1.5
4791
13
33
nat,vochtig
M
4670
15
44
nat,
A
2.6
1979
4029
16
40
geen,
s.b.
M
4705
17
.38
A
1.2
4475
19
46
red., red.
aarb.
nat,vochtig
M
1.5
3044
20
40
s.b.
A
5172
Gem.
40
4549
01
20
,red.
s.b.
A
5550
04
10
,red.
aard.
M
4000
06
21
,red.
A
4807
07
15
red.,
M
5357
08
18
red.,
nat,
M
5618
09
21
onv.,
s.b.
M
4721
10
24
red., red.
nat,
M
6056
14
24
A
1977
4553
18
20
red., red.
s.b.
nat,
M
6494
21
26
A
0.6
4318
22
28
s.b.
nat,vochtig
M
6795
Gem.
21
5297
Opbrengstdepressies ten gevolge van
voetziekten kunnen dan ook zeer aan
zienlijk zijn, en door het overblijven
van de schimmels in de grond kan het
lange tijd duren voordat het verant
woord is om op eenzelfde perceel met
de teelt van erwten terug te komen.
De bedoeling van dit voetziektenon-
derzoek is daarom ook om het mo
gelijk te maken de mate van
besmetting in de grond vast te stellen.
De uiteindelijke doelstelling is om aan
de hand van dit gegeven de te ver
wachten aantasting en schade door
voetziekten op een voor de erwtenteelt
bestemd perceel te kunnen voorspel
len. Verder zal in het onderzoek ook
nog gekeken worden naar mogelijke
andere faktoren welke van invloed
kunnen zijn op het optreden van voet
ziekten.
Dit jaar is in het kader van het hier
voor genoemde voetziektenonderzoek
ook op de percelen van de studiegroep
wat meer naar voetziekten gekeken
(zie ook tabel 8). Behalve deze waar
nemingen welke zich grotendeels rich
ten op de stengelvoet van de plant is
ook gekeken naar de ondergrondse
delen zoals wortels en knolletjes. N.B.
met stengelvoet wordt hier voor de
eenvoud ook het ondergrondse sten
gelgedeelte (cotyl) bedoeld.
De wortels van de erwt zijn erg gevoe
lig voor zuurstofgebrek veroorzaakt
door wateroverlast. De wortels ver-
bruinen waardoor de plant verzwakt
wordt en weer gemakkelijker een
prooi wordt voor voetziekten. Het
mes snijdt dus aan twee kanten waar
bij opgemerkt dient te worden dat niet
alleen zichtbare wateroverlast (pias
vorming) maar ook niet zichtbare wa
teroverlast, als de grond langere tijd
verzadigd is geweest, ook schadelijk
is.
De konditie van de ondergrondse de
len van de erwteplant zijn dus sterk
bepalend voor de groei en dus ook de
opbrengst van het gewas.
Toelichting tabel 8
Ten behoeve van een beter overzicht
zijn alleen de mogelijke negatieve fak
toren (bëhalve de zaaitijd) t.a.v. de
opbrengst vermeld. Indien voor een
bepaald perceel niets is ingevuld dan
wil dat zeggen dat de betreffende fak-
tor op dat perceel mogelijk gunstig
(voor de opbrengst) was. Hieronder
volgt een beschrijving wat er dan voor
deze verschillende faktoren op de le
ge plaatsen in tabel. 8 moet worden
worden ingevuld:
Drainage, ontwater: goed, goed.
Voorvrucht: Granen.
Omstandigh. ploegen, zbb: goed,
goed (droog)
Zaaitijd: A april, M maart.
Voetziekten: Mate van aantasting
wordt aangegeven door de ziektein
dex (ZI) loopt van 0 t/m 5. ZI klei
ner of gelijk aan 0.5 is niet ingevuld.
Vruchtwisseling: Laatste erwtenteelt
was van voor 1976.
Zbb= zaaibedbereiding.
Door het relatief kleine aantal perce
len en door de vele verschillende fak
toren is het niet mogelijk betrouwbare
opbrengstvergelijkingen te maken.
Meerdere opbrengst beinvloedende
faktoren spelen door elkaar heen b.v.
struktuur en voetziekten. In tabel 8 is
een aantal van deze faktoren met na
me toegespitst op de struktuur, op een
rijtje gezet. Hierdoor is 4aet toch mo
gelijk om met in het achterhoofd het
gezonde boerenverstand enkele gro
te lijnen te ontdekken n.l.:
- indien op zware gronden meerdere
faktoren (drainage e.a.) t.a.v. de
struktuur ongunstig zijn, komt dit
zeer sterk tot uiting in de opbrengst
(vergelijk perc. 11 en 19)
- Alleen op de zware gronden werden
voefziekte-aantastingen van betekenis
gekonstateerd. Een verband met de
struktuur ligt voor de hand.
- De vruchtwisseling is op veel bedrij
ven nog zodanig ruim dat een relatie
met voetziekten (nog) niet gelegd kan
worden. Toch is het in dit verband
opvallend dat op het perceel waar het
kortst geleden (6 jr.) erwten verbouwd
waren de zwaarste voetziekte-
aantasting werd gekonstateerd.
- Behalve struktuurschade veroor
zaakt door b.v. de oogst van rooige-
wassen in het vorige jaar, dient ook
het effekt van onder (zeer) natte om
standigheden ploegen van ook b.v.
tarweland op zware grond niet onder
schat worden.
Oogst
Door de bijzonder slechte weersom
standigheden tijdens de oogst in de
zomer waren de kwaliteiten matig en
de verliezen hoog. Terwijl het gemid
delde vochtgehalte vorig jaar nog
17.5% was, bedroeg deze in 1985 ge
middeld 21% met uitschieters tot bij
na 30%. Door de slechte
weersomstandigheden tijdens de
oogst waren er veel partijen met een
hoog pikselpercentage (zie ook bijla
ge 9). Het percentage piksel bedroeg
gemiddeld 15.5% met uitschieters van
30 tot 50%. Veel (droog)kosten dus
en een matig kwaliteitsprodukt. Er
waren wel verschillen tussen de ver
schillende rassen en oogstmethodes
(zie tabel 9).
Het verschil in piksel tussen Belin
da en Finale is niet groot, hoewel Fi
nale iets gunstiger afsteekt ondanks
wat meer lengte. Ook Solara gaf een
vrij lang en grof gewas, maar door het
open gewastype en de betere stroste
vigheid van dit semi-bladloze ras was
het piksel aanzienlijk lager dan bij
de traditionele rassen, ook in verge
lijking met ruiteren. Dit geeft goede
vooruitzichten voor een hogere oogst-
zekerheid, te meer omdat dit ras van
stam gedorsen kan worden.
Opbrengst
Ook de opbrengsten werden door de
overvloedige neerslag negatief bein-
vloed. Landelijk bedroeg de op
brengst hierdoor slechts 3750 kg per
ha. In het Zuid-Westen lagen de op
brengsten hoger, b.v. studiegroepen
West-Zeeuws-Vlaanderen gemiddeld
4962 kg per ha (40 percelen). Binnen
de peulvruchtenstudiegroep Zuid-
Beveland lagen de netto-opbrengsten
op eenzelfde nivo n.l. gemiddeld 4923
kg per ha, ruim 1000 kg per ha min
der dan in 1984.
Uit de hoogte van de verschillende op
brengst komponenten blijkt dat de te
verwachten opbrengst goed was. Het
gemiddelde aantal peulen per plant
lag zelfs niet veel (11.0) lager dan in
1984 (11.4). Het gemiddelde duizend-
korreigewicht van met name Finale
lag in 1985 (331 gram) nogal wat la
ger dan in 1984 (344 gram).
Saldoberekening
Dit jaar zijn bij de saldoberekening
zowel de financiële cijfers van de teelt
voor zaaizaad als voor veevoer weer
gegeven. Dit vanwege het feit dat de
laatste jaren steeds meer voor zaai
zaad geteeld wordt. De cijfers op ba
sis van de voerprijs zijn weergegeven
om vergelijking met andere saldobe
rekeningen mogelijk te maken. De
teeltkosten zijn toegenomen met na
me door stijging van kosten van zaai
zaad, ziektebestrijding en bemesting.
Gezien de sterke variatie in kosten is
in individuele gevallen nog wel een
mogelijkheid tot kostenbesparing
aanwezig (zie ook tabel 11).
De mogelijkheden om de kosten al
gemeen nog aanzienlijk te verlagen
zijn beperkt, omdat de min of meer
vaste kostenpost zaaizaad bijna de
helft van de totale kosten uitmaakt.
Behalve door de genoemde kosten
wordt het saldo dit jaar nog eens ge
drukt door de extra derving ten gevol
ge van de hoge vocht en piksel
In 1985 bedroeg de financiële derving
t.g.v. extra droogkosten en het hoge
piksel% gemiddeld ca. ƒ300,per ha
met uitschieters tot ca. ƒ1000,per
ha.
Na aftrek van keuringskosten bedroeg
het gemiddelde saldo E.M. binnen de
studiegroep voor de zaaizaadteelt ca.
ƒ3100,per ha. Ter vergelijking het
saldo (voer)erwten berekend in kwan
titatieve informatie P.A.G.V. is
ƒ2730,per ha op basis van 4600 kg
opbrengst per ha. Na het afgelopen
jaar is het weer eens te meer duide
lijk dat om de rentabiliteit van de er
wtenteelt te waarborgen een grotere
oogst- en opbrengstzekerheid nood
zakelijk is.
10
Vrijdag 4 april 1986