De maand april op het Zuidwestelijk veebedrijf Melkveehouderij De overgang van stal naar weide Snelle wijzigingen van het rantsoen bij melkvee kunnen leiden tot maag- en darmstoornissen en eventueel tot een verlaging van het vetgehalte van de melk. Omdat de overgang van ge- konserveerd ruwvoer naar vers gras vrij groot is, moet de overgang gelei delijk verlopen. Indien mogelijk, is het de beste me thode om de koeien de eerste week dat ze buiten lopen, 's nachts op te stal len en nog de helft van het winterrant- soen bij te voeren. Geef de dieren de eerste week nog evenveel krachtvoer als in de stalperiode. De tweede week van de weideperiode wordt de bijvoeding van ruwvoer ge leidelijk aan verminderd. De kracht- voergift wordt nu afgesstemd op het grasaanbod en de produktie van de dieren. Het bijvoeren van snijmais tot de 2e helft mei bevalt in de praktijk in het algemeen goed. Kopziekte Gelukkig zien we de laatste jaren min der gevallen van kopziekte. Maar om dat er elk jaar nog dieren aan sterven moeten we er attent op blijven. Kopziekte is een stofwisselingsziekte welke gekenmerkt wordt door een te laag magnesiumgehalte in het bloed. Hoe erg kopziekte voorkomt is afhan kelijk van diverse faktoren. Het komt het meest voor: bij oudere en melkrijke koeien in het begin van de weideperiode op magnesiumarme gronden en/of te rijke kali- en stikstofbemesting bij plotselinge temperatuurschom melingen bij plotselinge veranderingen (stress) zoals overgang stalweide. Vooral de magnesiumvoorziening is een erg belangrijke zaak. Daarom moet op zandgrond gezorgd worden voor voldoende bemesting met mag nesium. De bemesting kan afhanke lijk van de bemestingstoestand gebeuren met Kieseriet of Magnesamon-salpeter (Mas). Op kleigrond heeft de bemesting meestal minder zin. Hier is het beter om vlak voor het inscharen de weide te bestuiven met 30 kg gebrande mag- nesiet (magnesiumoxide) per ha. Als u meer dan 30 kg/ha geeft bestaat het gevaar dat er diarree optreedt. Voorkomen is beter dan genezen. Hou daarom bij de keuze van de wei- depercelen rekening met de bemesting en de bemestingstoestand en zorg voor een geleidelijke overgang van stal naar weide. Het is belangrijk om regelmatig het gedrag van de melkkoeien te kontro- leren. Bij reaktie van dieren dient u snel uw dierenarts te raadplegen. Snijmaisteelt Snijmais is het belangrijkste voeder gewas geworden in Nederland. Met name op de zandgronden neemt het een grote plaats in. De beste tijd om snijmais te zaaien is over het algemeen van 20 april tot en met de eerste da gen van mei. Vroeger zaaien heeft als nadeel dat de grond nog erg koud is en bovendien is de kans op schade voor nachtvorst niet uitgesloten. Later zaaien geeft meestal een lagere opbrengst. Het gewas wordt dan lan ger en dunner met een lagere kolfpro- duktie. Uit proeven is dan ook gebleken dat later zaaien wel een ho gere verse opbrengst geeft maar dat de ds-opbrengst minder is. Het is natuurlijk wel zo dat u zich niet alleen door de kalender moet laten lei den. Op een koud en nat perceel zult u later zaaien dan op een 'vroeg' perceel. Bij het zaaien is het gewenst om al tijd een rijenbemesting met fosfaat te geven. Mais heeft namelijk behoefte aan gemakkelijk opneembaar fosfaat, vooral bij koud voorjaarsweer. Door een rijenbemesting toe te passen be vordert u de begingroei, de rijping en Zodra de groei van het gras duidelijk op gang is (graslengte 5-8 cm van de grond af gemeten) moeten de ooien en de lammeren worden ingeschaard. Wordt er met het inscharen gewacht tot er een weidesnede staat, dan is het onmogelijk om in mei steeds goed gras voor de dieren te hebben. Daar bij komt dat langer gras minder voe- derwaarde heeft en de beweidingsverliezen groter worden. Verder is het dringend gewenst om de ooien met hun lammeren in te scha ren op percelen waar in de winter geen schapen hebben geweid in verband met besmetting van maagdarmpara sieten. In dit kader is het ook belang rijk dat men vroeg begint met het maaien van een aantal percelen. En hoewel de opbrengst gering is wan neer men vroeg maait, is het vooral voor de lammeren erg goed om ze zo snel mogelijk op etgroen te laten wei den. Omweiden op etgroen geeft ge zonde lammeren en een betere groei van de lammeren. Hiermee kan men ook beter de maagdarmparasieten bestrijden. Aanpassing van percelen Uit oogpunt van grasopbrengst is het belangrijk dat het gras snel afgeweid wordt en vervolgens weer rust krijgt. Vandaar dat de beweidingsduur zo kort mogelijk moet zijn. Een bewei dingsduur van 5-7 dagen is lang ge noeg. Vaak zal dat betekenen dat de perceelsgrootte hierbij aangepast moet worden. Dit geldt met name voor dijken. Om de juiste perceels grootte te maken, is het handig om gebruik te maken van afrasteringsma teriaal dat snel te verplaatsen is. zo- vervolg maand april op het zuidwestelijk akkerbouwbedrijf juiste pootafstand te kiezen. Rhizoc- tonia kan tijdens de opkomst het aan tal hoofdstengels negatief beinvloeden. Tijdens het poten kan nog een behandeling met Solacol of Moncereen uitgevoerd worden. In de volgende tabel staat de overeenkomst tussen potermaat, aantal stengels per knol en pootafstand weergegeven: Nooit in poot goed toepassen! Kort te gen opkomst kan gebruik gemaakt worden van middelen die ook kon- taktwerking hebben, zoals bijv. Sen- cor (0.75-1.5 kg) of I grater (3 - 5 kg). Sencor niet in alle gewassen! Kort voor opkomst kan men, tegen reeds aanwezig kleefkruid, met de kleurstoffen DNOC of Herbogil, eventueel gemengd met Sencor of Potermaat Aantal Aantal Aantal Poot in mm knollen stengels knollen afstand per 50 kg per knol per ha in cm 28/35 1800 4 50.000 27 35/45 900 5.25 38.000 55 45/50 580 6 33.500 46 45/55 500 6.5 31.000 45 Verder is het goed rekening te hou den met het feit dat op zware grond en bij een slechte struktuur er minder stengels tot ontwikkeling komen. Bij de pootbedbereiding zijn de volgen de punten van belang: - Om geen trekkersporen onder de aardappelruggen te krijgen kan men twee systemen toepassen: a. gekombineerd eggen en poten; b. eggen waarbij achter de eg de spo ren van de trekker worden gemar keerd m.b.v. aanaarders. De trekker van de pootmachine rijdt dan door hetzelfde spoor. - Gebruik van enkellucht of dubbel- lucht op rijafstand verdient de voorkeur. - Bandenspanning zo laag mogelijk. - De grond 6 - 8 cm losmaken is al voldoende om de poter te kunnen be dekken (zware grond). - Kijk ook onderin of het daar droog genoeg is, de aardappel is een plant met een zwak wortelstelsel. Evenals bij het poten geldt voor het frezen dat de grond voldoende droog moet zijn om struktuurbederf en kluitvorming te voorkomen. Bij het spoorvolgend systeem loopt de volg- schijf op de frees door een sleuf die een kouter op de pootmachine getrok ken heeft. Hierdoor blijven de poters midden in de rug. De onkruidbestrijding in aardappelen kan plaatsvinden door kort na het aanaarden of frezen te spuiten met een bodemherbicide zonder kontakt- werking op een enigszins bezakte rug. Komt er kleefkruid voor dan kan men dit het beste bestrijden met 2te -3te l Racer plus 1 kg linuron of monoron per ha. Igrater, ook nog een bestrijding uit voeren. Vergeet de aardappelaf\a\ho- pen niet! Als er nog geen loof ontwikkeling is kunnen ze behan deld worden met 2.5 -3 kg Prefixkor rels of Caseron Granulaat per 100 m2, of de grond bedekken met zwart plastik. Als er wel loof opstaat regel matig dood spuiten met een 2%-ige oplossing Round up. Knolselderij Om zoutschade te voorkomen wordt in april reeds 100 kg N en de beno digde fosfaat en kali gestrooid. Ver volgens moet enkele weken voor het planten de grond klaargemaakt wor den. Bewerk de grond tot 8 a 10 cm diepte, fijn verkruimeld en goed vlak. Op deze manier kan een vochthou- dend plantbed gevormd worden, het geen voor de aanslag van de planten in een droge periode van groot belang is. Teunisbloem Een uniform gewas is de basis voor deze teelt. Bij de zaaibedbereiding dient men 1 cm losse bovengrond te verkrijgen. Het zaad dient 1/2 - 1 cm diep op een vochtige ondergrond gezaaid te worden. Dit kan het beste gedaan worden met een precisiezaai- machine. Men moet streven naar 80 planten per m2. Hierbij verzaait men 1.5 - 2 kg zaaizaad per ha bij een rijenafstand van 50 cm of nauwer (37.5 cm). Vlak na hei zaaien kan men Stomp verspuiten voor de on kruidbestrijding. Op gronden boven 30% afslibbaar 4 l Stomp per ha en beneden 30% afslibbaar 3 l/ha. Vlak voor opkomst kan dan nog een keer afgebrand worden met 3 l Reglone. Ing. A.P. Basting Vanaf een gewaslengte van 5 cm kan op klein onkruid dinoseb ingezet worden. Deze behandeling kan eventueel herhaald worden. vaak ook de opbrengst. Fosfaatge brek uit zich in een paarsrode verkleu ring van het blad. Als u fosfaatgebrek in het gewas konstateert heeft het geen zin om als nog een fosfaatbe mesting te geven. In de praktijk zijn vorig jaar goede ervaringen opgedaan met een N.P.-rijenbemesting. Het optimaal plantgetal ligt rond de 9 a 10 planten/m2. Om het gewenst aantal planten te krij gen moet bij normale zaaitijd 10 a 15% meer zaad per ha worden gezaaid. Bij een hoger plantgetal neemt, net als bij late zaai, de verse opbrengst toe maar de drogestof opbrengst af. Bo vendien wordt het gevaar van legering en droogteschade groter. Spreek tijdig af met uw loonwerker Er wordt door veel veehouders ieder jaar weer een beroep gedaan op hun loonwerker. Het al vroegtijdig maken van afspraken is nodig om goed te kunnen samenwerken. Wanneer de loonwerker nu reeds weet welke werk zaamheden hij op uw bedrijf moet uitvoeren, kan hij er rekening mee houden met zijn planning. Daarom is het raadzaam om nu al aan de loon werker op te geven de te verwachten oppervlakte in te kuilen gras en de hoeveelheid te zaaien snijmais. Schapenhouderij Het tijdstip dat de ooien met hun lam meren in de weide worden gebracht is afhankelijk van verschillende fak toren zoals van de weersgesteldheid en vooral van de beschikbare hoeveel heid gras. Vooral dit laatste punt is belangrijk wanneer men de ooien met hun lam meren in de weide gaat brengen. Wanneer er weinig of nog geen gras- groei is, is het beter dat de schapen op stal, eventueel met een uitloop, blijven. Hierdoor krijgt het gras in het voorjaar een grotere kans om zich te ontwikkelen wat belangrijk is voor een goede produktie van het grasland. als Flexinet e.d. Wanneer de perceelsgrootte niet wordt aangepast aan de gestelde beweidingsduur, krijgt men snel verruiging (polvor ming) van het grasland met ekstra verliezen. Planning van het graslandgebruik Op elk bedrijf is het belangrijk dat vooruit gekeken wordt. Zo moet men eigenlijk ook proberen het gebruik van het grasland te plannen. Een graslandgebruikskalender kan hierbij een goed hulpmiddel zijn. Hiermee kan men vooraf plannen welke per celen er voor beweiding bestemd zijn en welke percelen er gemaaid moeten worden en op welk tijdstip. Daarnaast kan men het gebruiken voor registratie achteraf. Deze re gistratie is dan weer een steun voor het volgende seizoen. Pluimveehouderij Geforceerde rui bij leghennen Het in de rui brengen van een koppel biggen is iets wat regelmatig door een (bepaald) aantal pluimveehouders ge daan wordt. De kippen maken hier bij gedwongen een produktiepauze, waarna ze gezamenlijk weer in pro duktie komen. Er zijn verschillende redenen om ge forceerde rui toe te passen. Allereerst is de koppel kippen van belang. Een koppel die door bepaalde omstandig heden (stroomuitval, watergebrek e.d.) sterk in produktie is gedaald, kan in de rui worden gebracht. Ver der kan een periode met lage eierprij- zen of sombere marktverwachtingen een reden voor ruien zijn. Een ande re reden is een slechte eischaal kwaliteit. De financiële situatie is ook van belang. Is de pluimveehouder in staat om nieuwe hebben te kopen? Ook de prijs van de jonge hen en de slachtprijzen spelen een rol. Daar naast kunnen andere faktoren invloed hebben zoals de afzetsituatie (huisver koop) en kontraktuele verplichtingen. Wal zijn de effeklen van ruien? Het ruien gebeurt meestal op een leef tijd van ongeveer 70 weken. Geduren de enkele weken zijn ze geheel uit produktie, waarna ze geleidelijk terug komen. In de tweede legperiode, die 35-40 weken duurt, wordt een toppro- duktie bereikt, die ongeveer 10% la ger ligt dan de eerste top. De produktie per plaats per jaar is dus bij ruien minder. Na de ruiperiode is het eigewicht on geveer gelijk aan het eigewicht vlak voor de ruiperiode. Het gemiddeld ei gewicht over de hele periode is daar door hoger. Met name bij hogere eierprijzen zijn de zwaardere eieren in verhouding goedkoper, waardoor de gemiddelden opbrengstprijs lager wordt. De schaalkwaliteit vertoon na de rui een duidelijke verbetering, maar loopt wel sneller terug dan in de eerste leg periode. De inwendige kwaliteit van het ei wordt niet negatief beïnvloed door de rui. Vlees- en bloedstippen komen in dezelfde mate voor, terwijl het dikwit iets beter van kwaliteit wordt. Geforceerd ruien kan ekonomisch verantwoord zijn. Bij een hogere ei- erprijs wordt het voordeel kleiner, omdat de produktie per plaats per jaar kleiner wordt. Bij een hogere voerprijs neemt het voordeel van rui en toe, omdat een geruide kip per tijd seenheid minder voer opneemt. Het voordeel van ruien is bij witte kippen groter dan bij middelzware kippen. Dit komt gedeeltelijk door de hogere slachtopbrengst van de bruine kip. Het ruien is goed mogelijk met behulp van de havermethode, waarbij een paar weken onbeperkt haver wordt verstrekt, waarna langzaam overge schakeld wordt op legvoer. De ont houdingsmethode wordt afgeraden, omdat het erg dier-onvriendelijk is. We komen hier een volgende keer op terug. Varkenshouderij Het voorjaar is de juiste tijd om de silo's op uw bedrijf te reinigen. Daar de meeste silo's enkelwandig zijn en meestal niet in de schaduw staan, kan er door de grote temperatuurschom melingen gemakkelijk kondens ont staan. Door deze kondens wordt het voer dat tegen de wand zit vochtig. Als de omzetsnelheid van het voer laag is, kan dat voer gemakkelijk aan koeken en daarna gaan schimmelen en rotten. Na verloop van tijd valt dit verschimmeld voer naar beneden en als het dan wordt opgevoerd, kan dit nadelig werken op de gezondheid van de varkens. Kontroleer daarom de silo regelma tig en maak deze minstens tweemaal per jaar schoon. In de praktijk blijkt dat dit niet zo eenvoudig te realiseren is, omdat: - de silo's hoog en rond zijn (hoogte vrees, veiligheid); - het moeilijk is om in de silo te komen; - er een touwladder aanwezig moet zijn om in de silo te kunnen; - de silo leeg moet zijn vanwege stof en om eventuele voer resten gemakke lijk te kunnen verwijderen. Al deze punten tesamen vereisen een goede planning en organisatie. Als we dan toch de silo van binnen inspek- teren, is het raadzaam tevens te kij ken naar de onderhoudstoestand van de silo. Er dient dan vooral gelet te worden op onder andere silopoten, roestplekken, vul- en ontluchtingslei- dingen en op bouten en moeren. Als u zelf de silo schoonmaakt houdt dan rekening met de volgende belan grijke punten: zet ladders goed vast; zorg dat u met tweeën bent; gebruik stofkapjes; ver mijd open vuur vanwege eksplosie- gevaar; maak indien mogelijk de silo met de bezem schoon; zorg dat de si lo leeg is; indien de silo leeg is, sluit de aftappijp dan goed af om te voor komen dat stallucht in de silo kon- denseert. Maak dat de silo regelmatig leeg komt en kontroleer dan ook of er aange koekt voer in zit. Aangekoekt voer kan schimmelen en rotten en dit kan veel narigheid veroorzaken. ing. Th. Bijzet en ing. M. Westhuis, CR-Tilburg ing. D. Pullen en ing. G. Meeuwissen, CVP-Tilburg Vrijdag 28 maart 1986 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 13