De maand maart 1986 op het zuidwestelijk akkerbouwbedrijf Tot eind januari hebben we een zachte en natte winter gehad, ge volgd door een vorstperiode in fe bruari. De vorst kwam goed van pas voor het strooien van het kunstmest en voor het uitvoeren van een egaliserende bewerking met de kultivator. De samenstelling van het bouwplan dient nu toch wel vast te liggen. De problematiek met betrekking tot de overschotten binnen de EEG en het tweede achtereenvolgende jaar met la ge prijzen voor de vrije produkten lei den bij velen tot een sombere kijk op de toekomst. Het is daardoor niet zo eenvoudig om tot een verantwoorde bouwplankêuze te komen. De verga deringen waar alternatieve gewassen en met name vollegrondsgroentege- wassen aan de orde werden gesteld, werden dan ook overwegend zeer goed bezocht en oplettend gevolgd. Globaal kan men nu twee tendensen bespeuren, nl. dat er meer land ver huurd wordt, m.n. door diegenen die voor hun bedrijf weinig alternatieven zien en aan de andere kant, dat het ijzeren bouwplan opengebroken wordt voor het toevoegen van één of meerdere nieuwe gewassen. Voor zover nu te overzien is zal er een uitbreiding komen van de teelt van groene erwten, veldbonen, bruine bo nen, graszaad en teunisbloemen. Daarnaast zal ook de oppervlakte met vollegrondsgroente toenemen. In maart zullen, indien de weers omstandigheden dit toelaten, de eerste voorjaarsgewassen weer inge zaaid worden. Toch dient men wel al tijd in het achterhoofd te houden, dat het de bodemomstandigheden zijn die het zaaitijdstip bepalen en niet de ka lender. Wat later zaaien is bijna al tijd beter, dan vroeg knoeiwerk. Bemesting Voor zover het strooien van kunst mest nog niet heeft plaatsgevonden, dient dit nu zo snel mogelijk te gebeu ren. Voor een grote gift chloorhou- dende kali is het nu eigenlijk al te laat. Over het in stand houden van of op nivo brengen van zowel Pw-getal als K-getal is ook deze winter op diverse vergaderingen en in artikelen aan dacht besteed. Wil men verzekerd zijn van potentieel optimale opbrengsten dan dient gestreefd te worden naar een Pw-getal van minimaal 25 en een K-getal van minimaal 18. Met betrekking tot de N-bemesting in 1986 is reeds een artikel verschenen in de landbouwbladen. Voor de meeste gewassen is er een officieel advies of een richtlijn waar men goed mee uit de voeten kan. Uit de eerste N- monsters die binnengekomen zijn komt naar voren, dat tot een diepte van 60 cm de gemiddelde bodemvoor- raad aan N ongeveer gelijk is aan die van vorig jaar. Met ingang van 1986 zijn enkele wij zigingen in de N-advisering doorge voerd. Het adviesschema voor konsumptie aardappelen op klei is met 15 kg N verhoogd en wordt: 285 1,1 x N-mineraal. De advisering voor zaaiuien komt nu ook uit de komputer en luidt: 180 - N-mineraal. Voor wintertarwe en wintergerst zal ongeacht de hoogte van de bodem- voorraad altijd een startgift van mi nimaal 30 kg N geadviseerd worden. De zgn. nul adviezen komen hiermee dus te vervallen. Voor de zomergra nen is een maksimale bemonsterings diepte ingevoerd van 60 cm. Nieuw advies voor brouwgerst: 110 - bodem- voorraad (0 - 60 cm). Grondbewerking voor het zaaien en poten De grote variatie van grondbewer kingswerktuigen is de laatste jaren nog toegenomen. Voor de lichtere gronden gaat de voorkeur uit naar kultivateren en voor de zwaardere gronden is er een voorkeur voor de aangedreven eggen. Het werk van al le werktuigen is sterk afhankelijk van de zwaarte van de grond en meer of minder vlakke ligging en de vochtig heid van de grond. Altijd dient voorkomen te worden dat de ondergrond versmeerd wordt. Maak dus niet meer grond los dan dat gedeelte dat voldoende droog is. Vooral met aangedreven eggen werkt men makkelijk te diep, omdat bij de ze werktuigen de 'te natte' onder grond niet naar boven gehaald wordt en men dus in feite ook niet direkt ziet waar men mee bezig is. De bewerkingsdiepte wordt bepaald door het gewas dat er gezaaid wordt. Het zaad moet op de vaste onder grond gezaaid worden. Bieten, vlas en uien moeten ondiep gezaaid worden (1 1/2-2 1/2 cm), blauwmaanzaad en teunisbloem moe ten maar net gedekt liggen (1 - 1 1/2 cm). Een vlakke ligging van het zaai- bed is nodig voor een uniforme diep teregeling bij het zaaien. Zomergranen (3 1/2 cm) en groene er wten (5 cm) moeten dieper gezaaid worden. Het dieper zaaien van erwten voorkomt dikwijls ook vogelschade. Beperk bij de grondbewerking zoveel mogelijk de verdichting van de on dergrond. - Houd rekening met de zwaarte van de trekker. - Hoe hoog is uw bandenspanning? - Leg het zaai bed in zo weinig moge lijk bewerkingen klaar - Enkellucht is beter dan dubbellucht De keuze enkellucht of dubbellucht hangt af van de bewerkingsdiepte die nodig is. Bij het klaarleggen van aardappelland speelt de diepte van insporing een kleinere rol. Uit dit oogpunt kan bij de pootbedbereiding gekozen worden voor enkellucht met een zo laag mo gelijke bandenspanning. Bij het klaarleggen voor b.v. bieten en zaaiuien zijn diepe sporen onge wenst. Daarom moet bij de ondiepe zaaibedbereiding gebruik gemaakt worden van dubbellucht, of, wat be ter is, van kooiwielen. Groenbemesting Een van de manieren om de bodem vruchtbaarheid en de struktuur van de grond op peil te houden is de groen bemesting. Zeker in bouwplannen met een hoog percentage hakvruch- ten moet elke kans voor aanvulling van de organische stof aangegrepen worden. Bij gebruik van DNOC of Herbogil voor de onkruidbestrijding kan na één week reeds klaver worden ingezaaid. Bij inzaai van klavers kan alleen op een laat tijdstip nog eens met MCPA gespoten worden, overige groeistof fen kunnen niet worden toegepast. Zaad van grasgroenbemesters moet vrij zijn van duist en kweek. Staat dit niet op het label, dan is de kans zeer groot dat één of beide onkruidsoor ten in het zaaibed voorkomen. De grasgroenbemesters verdragen een groeistofbespuiting goed. De beste zaaitijd voor zowel klaver als Engels raaigras is in de maand maart. Met zomergraan en vlas kan Engels raaigras vermengd worden ingezaaid. Neem onder vlas een diploid Engels raaigrastype dat langzaam groeit. Zaaizaadbehandeling en zaaizaadontsmetting De kieming van het zaad en de groei van de jonge kiemplant kan ernstig belemmerd worden door de aanwezig heid in de grond van kiem- en bodem schimmels, alsmede insekten. Meestal moet een zaaizaadontsmet ting plus een behandeling met een in- sekticide soelaas bieden. Bij vroeg zaaien is de kans op zo'n aantasting groter, omdat enerzijds deze schim mels het meest optreden onder kou de, natte omstandigheden en anderzijds de kieming en ontwikke ling van de kiemplant onder deze om standigheden trager verlopen. Bij de zaaizaadteelt is het noodzake lijk om het zaaizaad te ontsmetten te gen ziekten die later met het zaad kunnen overgaan. Veelvuldig wordt het zaaizaad al ont smet door de toeleverende handel of koöperatie. Anders ligt het, indien ei gen zaaizaad gebruikt wordt. Bietezaad Alle bietezaad is bij aflevering behan deld met thiram tegen kiem- en bo demschimmels. Naakt zaad kan behandeld worden met een insekticide tegen het bieteke vertje (Mesurol, Carbofuran). Bij pillenzaad is dit niet nodig omdat dit zaad al een middel tegen bieteke vertje bevat. Het veelvuldig gebruikte granulaat Temik, komt, voorzover nu bekend is, niet tijdig meer op de markt voor de bieteteelt van 1986. Diegenen, die toch suikerbieten wil- in 1986 nog allemaal Phytosol ter bestrijding van de uievlieg. Ook voor de zaaizaadontsmetting van naakt zaad zal waarschijnlijk nog voldoen de Phytosol zijn. Phytosol-granulaat zal echter moeilijker te krijgen zijn. Alternatieve middelen zijn Curater granulaat (30 kg) en Allivin (12 kg). De kosten van Allivin liggen per ha beduidend lager dan die van Curater. Hierbij moet wel aangetekend wor den, dat bij een zware druk van de ui evlieg Curater een betere werking heeft, doch toch ook iets minder dan Phytosol. Zowel Curater als Allivin hebben een nevenwerking op stengel aaltjes. Groene erwten Voor de zaaizaadontsmetting bij erw ten zijn diverse mogelijkheden. Meestal zal een zaaizaadontsmetting met thiram (kiem- en bodemschim mels) en carbendazim of Benomyl (voet- en vlekkenziekte) afdoende zijn. Als ook aantasting verwacht kan worden van valse meeldauw dan kan hiertegen ontsmet worden met Apron 70 SD of Aliëtte. Is het langer dan 7 jaar geleden dat erwten op het perceel geteeld zijn, dan is deze ontsmetting meestal niet nodig. Aliëtte heeft te vens enige nevenwerking tegen fusa- riumvoetziekte. Pootgoedbehandeling Wanneer eind februari of in de eerste helft van maart het pootgoed uit de Zaad voor graanbemesters moet vrij zijn van duist en kweek Bij ondiepe zaaibedbereiding is het aan te bevelen gebruik te maken van dubbellucht of kooiwielen len zaaien op een perceel dat matig of zwaarder besmet is met bietencyste- aaltje en waar geen grondontsmetting heeft plaatsgehad kunnen gebruik maken van het granulaat Vydate. Vy- date heeft, evenals Temik, een rede lijk goede werking op bietekevertje en springstaarten en een goede werking tegen het bietecysteaaltje. Vydate heeft geen werking tegen bladluizen. De verwachting is ook dat de infek- tiedruk met betrekking tot de verge- lingsziekte in eerste instantie laag zal zijn, ook in verband met het lage aan- tastingsnivo in 1985. Een vergelingsziekte kan ook worden voorkomen door tegen de luis een ge- wasbespuiting uit'te voeren zodra er gewaarschuwd wordt. Waar het risiko bestaat voor aan tasting door ritnaalden (koperworm) is een grondbehandeling'met 3 1/21 lindaan 21% op zijn plaats. Lindaan dient op bewerkte grond verspoten te worden en moet meteen ingewerkt worden om een goed resultaat te mo gen verwachten. Zaaiuien Het afgeleverde zaad is behandeld met thiram (kiem- en bodemschim mels) en carbendazim (koprot). Het gepilleerde en gecoate zaad bevat mechanische koeling bij u op het be drijf wordt afgeleverd dient direkt aan een aantal punten aandacht ge schonken te worden: Kontrole op vóórkomen van fusari- um, phytophthora en rhizoctonia. Was enkele knollen eens onder de kraan, de besmetting met rhizoctonia is dan duidelijker te beoordelen. Bo vendien zit de rhizoctonia-aantasting veelal onder de aanklevende grond aan de knol. Beoordeel de partij goed en ga na of een ontsmetting met So- lacol of Moncereen zinvol is. Belangrijk hierbij is ook het poot- tijdstip. Tel het aantal knollen per paaltje. Pas dan kan de benodigde hoeveelheid pootgoed bepaald worden. Plaats het pootgoed bij goed weer buiten of in een ruimte met geopen de deuren, doch nooit in een ruimte waar kiemremmingsmiddelen ge bruikt zijn. Laat tussen de zakken voldoende ruimte, zodat een te sterke warmte ontwikkeling en daardoor een te snel le kieming wordt voorkomen. Onkruidbestrijding in de wintertarwe In een apart artikel is hier onlangs al nader op ingegaan. Indien mogelijk is een bespuiting met kleurstoffen in februari/maart de beroemde eerste klap die een daalder waard is. Naast de brede werking is de mogelijkheid om reeds bij vrij lage temperaturen een behandeling uit te voeren een voordeel. Bovendien is ook sprake van een opschonend effekt wat de in het gewas eventueel overwinterende schimmels betreft. Is het onkruid al te groot of moet te vens kleefkruid bestreden worden dan kan aan de DNOC of Herbogil een kleine hoeveelheid 2 ltr) MCPP worden toegevoegd. Ook kan van het kant en klare mengsel DM 68 gebruik gemaakt worden. Op percelen waar afgelopen jaar niet gespoten is, of waar een onvoldoen de werking gekonstateerd wordt op de duist kan in het voorjaar een duist- bestrijding nodig zijn. Gewassen Erwten Precisiezaai van erwten heeft diverse voordelen. Er behoeft minder zaai zaad gebruikt te worden. De zaaidiep- te heeft men nauwkeuriger in de hand, waardoor een betere en gelijk matiger opkomst valt te verwachten. Dit betekent ook minder kans op vo gelschade. Voor een goede stand zijn bij preci siezaai 45-50 pl/m2 nodig. Bij een DKG van 330 en 90% op komst wil dit zeggen 165 kg zaaizaad per ha. Dit is 50 kg/ha minder dan de zaaizaadhoeveelheid die met de ge wone nokkenradzaaimachine ge bruikt moet worden. Veldbonen Als de bodemomstandigheden het toelaten, moet getracht worden om veldbonen vroeg te zaaien. De zaai- diepte bedraagt 5 cm. Ook bij veld bonen geldt dat voor een goede verdeling en uniforme zaaidiepte pre cisiezaai gewenst is. Wat betreft rijenafstanden, zaaizaad- hoeveelheden en bemesting op klei gronden zal de komende jaren nog veel onderzoek nodig zijn. De meest gebruikte rijenafstand is 50 cm, maar ook 37 1/2 cm is mogelijk. Een plantaantal van 20 a 25 planten per m2 is voor Alfred het meest ge schikt. Op zandgronden is uit proeven wel bekend, dat veldbonen zeer gunstig kunnen reageren op een fosfaatrijen- bemesting. Op kleigronden zal het ge was hier zeker niet negatief op reageren. Bij rijenbemesting is het ad vies 200 kg 11-52-0 per ha. Bij breed- werpig strooien 40 kg N en 120-140 kg P205/ha. Vlas De zaaizaadhoeveelheden bij vlas va riëren tussen 105 en 140 kg/ha. Dit is o.a. afhankelijk van: - De zaaitijd (bij vroeg zaaien is 10 kg meer zaaizaad per ha nodig) - De grondsoort (strorijk-stroarm) - De struktuur van het zaaibed - Het ras - Kwaliteit van het zaaizaad (kiem- kracht en DKG) Bij de normale zaaitijd wordt gestreefd naar een zaaidichtheid van 2000 kiemkrachtige zaden per m2. Bij een DKG van 5,5 gr betekent dit 120 kg/ha. Sinds enkele jaren wordt het DKG ook op de label vermeld; maak er gebruik van. Zaaiuien De laatste jaren is er op het gebied van het zaaizaad bij de zaaiuien veel ver anderd. De verwachting voor 1986 is dat op 75% van het uitgezaaide areaal gecoat zaad zal worden ge bruikt. Daarnaast een kleine oppervlakte met pillenzaad en de rest naakt zaad. De minipil is in 1986 niet meer te krijgen. De kiemkracht van het gewone zaad ligt tussen 75-84%; van het precisie- zaad moet deze minimaal 87% zijn. Beide zaadsoorten zijn zowel naakt als gecoat leverbaar. Uitgaande van precisiezaai in de periode eind maart, begin april, en redelijk gunstige om standigheden, kan men de volgende zaaizaadhoeveelheden aanhouden: gewoon zaad 6 eenheden/ha precisie zaad 5 1/2 eenheid/ha ing. R.A.C. de Milliano 12 Vrijdag 28 februari 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 10