Met betere huisvesting van
jongvee minder kalversterfte en
gemakkelijker werken
Huisvesting en inrichting
rondom aflammen
Tabel De belangrijkste afmetingen (in cm) voor de huisvesting van jongvee
in ligboxen
Kalversterfte en het om gezondheidsredenen vroegtijdig afvoeren van
jongvee belemmert de selektie in de eigen veestapel en kost bovendien
veel geld. De gezondheid en de verzorging van de dieren komt in de
verdrukking als het jongvee ondergebracht is in een ongeschikte
ruimte. De stal kan te klein zijn of slecht ingedeeld, waardoor het
voeren, uitmesten en de kontrole op de dieren teveel tijd vraagt. Met
een goede huisvesting en een doelmatige inrichting is het mogelijk
hierin verbetering te brengen.
Ligboxbreedte, cm
Ligboxlengte, cm
- buitenrij
binnenrij
Loop - eetruimte, cm
Loopruimte tussen
rijen boxen, cm.
Eetbreedte p/dier cm
Een juiste inrichting van een sta! zal minder kalversterfte tot gevolg
hebben.
Op veel melkveehouderijbedrijven
gaat het opfokken van kalveren niet
probleemloos. Zo bedraagt door
allerlei oorzaken de kalversterfte,
inklusief de doodgeboren kalveren,
gemiddeld 10 tot 13%. Dit gemid
delde is afkomstig van variaties per
bedrijf van 3 tot 25%. Hoewel een
goede kalver- en jongveehuisvesting
van groot belang is, is het maar een
onderdeel van de gehele kalver- en
jongvee-opfok. Een goede hygiëne
rond het afkalveren, een juiste voe
ding en verzorging en een voortdu
rende kontrole van dieren zijn ook
erg belangrijk.
Na de geboorte
Direkt na de geboorte worden de
kalveren bij voorkeur gehuisvest in
éénlingboxen. De kontrolemogelijk-
heden op voeding en mest zijn opti
maal. Het elkaar belikken, bezuigen
en besmetten wordt voorkomen. De
uitvoering van de boxen moet als
volgt zijn:
Een gladde, dichte afscheiding van
vochtbestendig plaatmateriaal is in
verband met de reiniging nodig.
Een hardhouten lattenrooster (met
wat stro) op 30 cm boven de stal-
vloer; de latten zijn 6 - 8 cm breed en
de spleet is ca. 2 cm.
Een geheel uitneembaar voorfront,
zodat de verzorger gemakkelijk in de
box kan komen.
Voor een vlotte gier- en waterafvoer
moet de stalvloer 2% aflopen naar
een open goot achter of onder de
boxen. De reiniging van de boxen
kan in de stal gebeuren. Steeds meer
veehouders gaan er toe over om de
boxen buiten schoon te maken. Dit
heeft als voordeel dat een betere rei
niging en ontsmetting mogelijk is en
dat de stal droog blijft. Bij het ver
wijderen van de boxen uit de stal is
een steekwagentje nodig. Verder
moet de vrije loopruimte minstens
2,50 m. breed zijn.
Vanaf twee weken
Vanaf twee weken tot ruim één week
na de melkperiode gaan de kalveren
naar de groepshokken. Voor de in
richting kan onderscheid gemaakt
worden in: groepshokken met stro.
Dit zijn hokken voor 4 - 6 kalveren,
de oppervlakte moet 1,25 m2 per dier
zijn en de hokdiepte is maximaal ca.
3 m.; groepshokken met een apart
ligbed. Hierbij wordt tegen de
achterwand een apart verhoogde
ligplaats gemaakt met een breedte
van circa 1.50 m. Het afschot moet
ongeveer 5% bedragen; ligboxen met
een breedte van 0,60 m en een lengte
van 1.30 - 1.50 m. Bij de laatste twee
mogelijkheden wordt een rooster-
vloer toegepast met een spleetbreed-
te van 30 mm. In geval van groeps
hokken moet per twee hokken een
drinkbakje of-nippel aanwezig zijn.
Verder is een hooiruif voor de opna
me van ruwvoer gewenst.
Kalveren van 2 tot 6 maanden
Deze dieren kunnen gehuisvest wor
den in ligboxen met een roostervloer.
gestrooide groepshokken of in volle
dige roostervloer.
Bij de gestrooide groepshokken is de
investering vrij laag maar de ar-
beidsbehoefte en het strooiselver-
bruik is hoog. Een volledige rooster
vloer is voor deze jonge dieren nog
ongeschikt. Oorzaken, die hiervoor
genoemd kunnen worden, zijn: een
minder goede groei en ontwikkeling
en de vuilere dieren.
Dit laatste komt vooral voor bij het
voeren van alleen graf of graskuil.
De voorkeur gaat dan ook uit naar
ligboxen en een roostervloer met een
spleetbreedte van 30 of 35 mm. Ver
der moeten de dieren worden inge
deeld in groepen van 5 a 6 dieren van
ongeveer dezelfde leeftijd.
Jongvee vanaf zes maand
Een volledige roostervloer biedt hier
mogelijkheden (zonder veel werk) en
leidt door de kleinere oppervlakte tot
lagere bouwkosten dan een inrich
ting met ligboxen. De hokken moe
ten 2,75 tot 3,00 m diep zijn. De
breedte van de hokken wordt be
paald door het aantal dieren en de
vreetbreedte per dier. Als nadeel van
een volledige roostervloer wordt
soms aangevoerd dat de dieren later
weer moeten wennen aan het ge
bruik van ligboxen. Verder vervuilen
de dieren snel als alleen gras of gras-
kuil wordt gevoerd.
Ligboxafscheidingen
Voor jongvee zijn ook boxafschei
dingen beschikbaar, waarbij de box-
poten midden en/of vóór in of op de
boxvloer worden geplaatst. De poot-
loze en de R.box zijn hiervan voor
beelden. Ze bieden meer komfort, de
boxvloer is gemakkelijker te reinigen
en de poten roesten niet meer of
minder snel door. De lengte van de
boxafscheidingen hoeft niet meer
dezelfde te zijn als die van de box
vloer. Voor alle jongvee van Zi tot 18
maanden kan worden volstaan met
twee uitvoeringen. Vanaf 18 maan
den kan de boxafscheiding voor
melkvee worden gebruikt.
Het klimaat
Een goed klimaat bij de huisvesting
van jongvee is erg belangrijk. Een
droge, frisse en tochtvrije stal bevor
dert de gezondheidstoestand van de
dieren en sterk wisselende tempera
tuur hebben daarop geen nadelig ef-
fekt. Hiervoor zijn de dieren meer
gehard en ze hebben een bepaald
weerstandsvermogen opgebouwd.
Een goed ventilatiesysteem is dan
ook noodzakelijk om een frisse stal te
houden. Ook bij lagere temperaturen
moet voldoende worden geventi
leerd. Vooral in de eerste vijf a zes
levensmaanden zijn de kalveren erg
vatbaar voor ziekten. Een sterke
voorkeur verdient het dan ook om
deze dieren geheel afgezonderd van
het overige vee te huisvesten. Hier
mee is de besmettingskans minimaal.
Nieuwbouw of aanpassing van de
bestaande huisvesting kan o.a.
plaatsvinden voor de gehele jong
veestapel tot 22 maanden, voor de
dieren tot zes maanden of voor de
dieren van 6 tot 22 maanden.
Buitenopfok
De kalveren met een leeftijd tot ca. 3
nwtanden worden hierbij gehuisvest
in al dan niet verplaatsbare hokken
in de buitenlucht. Met buitenopfok
kunnen goede resultaten worden be
haald. namelijk een goede groei en
een laag ziekte- en sterftepercentage.
De lagere ziektedruk bij buitenopfok
kan worden toegepast in geval van:
overbrugging van probleemtij
den als in de bestaande stal geen
goed klimaat of geen goede hygiëne
kan worden gerealiseerd:
opvangen van piekperiodes bij
het afkalveren:
- opvangen van (stier) kalveren,
die enkele dagen na de geboorte
worden afgezet en op deze wijze niet
besmet worden.
Voor alle systemen van buitenopfok
is de plaatsing op een betonverhar-
ding met enig afschot en goede gie-
rafvoer noodzakelijk. De open zijde
moet zoveel mogelijk naar het zui
den tot het zuidoosten worden gesi
tueerd. Voor een goede kontrole en
toezicht is het nodig de buitenop-
fokhokken zo dicht mogelijk bij de
bestaande gebouwen te hebben.
De buitenopfokhokken kunnen qua
opzet en uitvoering in vier katego-
riën worden ingedeeld:
Eénlingboxen met dak. met als
voordeel een kleine benodigde op
pervlakte;
Eénlinghokken zonder uitloop;
drie zijden zijn geheel gesloten, één
zijde is gedeeltelijk gesloten. Ze vra
gen weinig oppervlakte.
Eénlinghokken met uitloop; ook
wel- iglohutten of kalverbungalows
genoemd. Dit vraagt veel opper
vlakte en de verzorger heeft geen
bescherming tegen slecht weer. De
voordelen zijn: veel bewegingsvrij
heid voor het dier en goede kontro-
lemogelijkheden;
Kombistal; deze is opgebouwd
uit eenheden van vier éénlingboxen,
die eenvoudig omgebouwd kunnen
worden tot groepshokken. De voor
delen zijn de flexibele inrichting en
de bescherming die de luifel de ver
zorger biedt tegen slechte weersom
standigheden.
Open stallen
Open stallen zijn ongeïsoleerd en
aan één zijde geheel of gedeeltelijk
open. Hierdoor kan de buitenlucht
vrij in en uit. De staltemperatuur is
Leeftijd in maanden
2-6
6-12
12-18
18-22
70
80
90
100
150
170
190
210
150
170
180
200
200
225
250
275
150
175
200
225
40-45
45-50
50-55
55-60
vrijwel gelijk aan de buitentempera
tuur. Om 's-zomers bij hoge buiten
temperaturen enige dwarsventilatie
te hebben zijn in de achtergevel goed
sluitende luchtinlaatkleppen aange
bracht. In de nok wordt geen luch-
tafvoer gemaakt zoals bij de gesloten
stallen. Er is onderscheid te maken
tussen twee typen open stallen:
Luifelstallen. Dit zijn stallen met
voedering langs de geheel open zij
gevel;
Open frontstallen. Dit zijn stallen
met een centrale voergang en een
gedeeltelijk open zijgevel.
De bouwkosten van luifelstallen
voor jongvee variëren, afhankelijk
van opzet en inrichting van 1200,-
tot 1400,— per dier. Door de hoge
zijwand en de centrale voergang zijn
open frontstallen 300,- tot
400,— duurder.
Om regen- en windinslag zoveel
mogelijk te vermijden wordt de (ge
deeltelijk) open zijde op het Zuid
oosten gesitueerd. Bij open front
stallen wordt de gedeeltelijk open
zijde soms nog afgesloten met een
wijdmazig kunststofnet met een
maaswijdte van 12 x 12 mm. Ter
voorkoming van trek tussen de ge
bouwen en in de open stal moet de
nieuwe open stal niet evenwijdig aan
bestaande gebouwen worden gesi
tueerd. Als dit niet mogelijk is, moet
er minstens 10 m ruimte tussen de
gebouwen zijn. Ook kan de open stal
met de open zijde van de bestaande
gebouwen worden afgekeerd.
In open stallen moeten goede voor
zieningen worden getroffen tegen
bevriezing van drinkwater en melk.
In de winter kunnen anders ernstige
problemen ontstaan.
Ir. J. Heeres, CAD-Bedrijfsuitrusting
Wageningen
In Nederland worden schapen gedurende herfst en winter van het gras
land gehaald om de grasmat te sparen en om in het voorjaar geen op
brengstderving aan gras te krijgen. Alleen gedurende de aflamtijd is
enige dagen of weken huisvesting nodig om het lam aan de moeder
te laten wennen en tegen de ergste kou te beschermen.
Op bedrijven met een bezetting van
meer dan 2 schapen per ha zal het
toch nodig zijn de weidegang te be
perken. Vanaf eind februari dienen ze
op een kleine oppervlakte te worden
gehouden. Deze ruimte kan geheel of
gedeeltelijk overdekt zijn.
Huisvesting
Huisvesting kan bestaan uit een
gestrooide stalruimte of een rooster
vloer al of niet in kombinatie met een
uitloop. Op veel rundveebedrijven
wordt een werktuigenberging of op
slagruimte voor ruwvoer ingericht
voor schapen. Dit is meestal de goed
koopste oplossing. Bij de inrichting
van een dergelijke ruimte zonder uit
loop is het belangrijk dat 1,75 m2 per
schaap beschikbaar is voor loop- en
ligruimte. Is een loopruimte beschik
baar, dan kan met 0,8 tot 1 m2 per
dier worden volstaan. De grootte van
de uitloop kan zeer sterk variëren.
Het kan een dijk of huisperceel zijn
maar ook een ruimte bedekt met zand
en boomschors. Bepalend voor de op
pervlakte is de doorlatendheid van de
grond.
Op enkele bedrijven is men er de laat
ste jaren toe overgegaan de schapen
aan het begin van de winter (in de
cember of januari) te scheren. Voor
delen zouden zijn: er is een geringere
oppervlakte per dier nodig; de kondi-
tie van de ooien is beter te beoorde
len; de lammeren zouden zwaarder
worden. In de winter scheren kan,
maar men moet wel aan twee voor
waarden voldoen. De ruimte dient
tochtvrij te zijn en de ooien moeten
minimaal 2 maanden voor het naar
buiten gaan geschoren worden.
Als huisvesting met een roostervloer
beschikbaar is, dan moeten de scha
pen hieraan ruimschoots voor het af
lammen gewend zijn. In het begin van
het opstallen kan het gebeuren dat de
klauwtjes nog wat zacht zijn, waar
door ze moeilijk lopen op een
roostervloer.
Inrichting voeren
Van de arbeidsbehoefte per schaap
ligt ongeveer 50% rond het aflam
men. De arbeid bestaat uit voeren,
opstrooien, verlossen en kontrole.
Het voeren bestaat uit het verstrekken
van ruwvoer en krachtvoer. Daarbij
kan het ruwvoer het eenvoudigste in
voorraad in ruiven worden gegeven.'
Per schaap is dan ongeveer 15 cm aan
de ruwvoerruif voldoende. De dieren
zelf ruwvoer laten vreten van een kuil
of geperste balen is rfiogelijk. De ver
liezen zijn echter dan wel groot.
Het geven van krachtvoer is vaak
moeilijker daar dit niet tussen de
schapen is te geven. Dit betekent dat
er een loopgang moet zijn om het
krachtvoer te verstrekken; per schaap
is 50 cm aan de krachtvoerbak nodig.
Met name oudere schapen die veel
lammeren dragen hebben deze ruim
te zeker nodig. Is er te weinig ruimte
aan de voerbak, dan krijgen juist de
ze dieren last van melkziekte.
Voorzieningen aflammen
Het aflammen van de schapen kan het
beste in de groep gebeuren; dus niet
kort voor het aflammen in een kraam-
hok plaatsen. Na het aflammen kan
de ooi met de lammeren in een
kraamhok. Een schaap met 2 lamme
ren heeft ruim 2 m2 nodig en een
schaap met 1 lam ongeveer 2 m2. In
dien men geluidsapparatuur gebruikt
in plaats van te waken, is het het bes
te om schapen met lammeren geschei
den te houden van de dieren die nog
moeten lammen.
Direkt na het aflammen de uier kon-
troleren, de navel van het lam ont
smetten en slappe lammeren onder
een warmtebron leggen.
De tijd dat de ooi met lammeren in
een kraamhok moet blijven is niet aan
te geven. Als alles goed is, kan één
dag voldoende zijn. Soms kan het ook
uitlopen tot 2 a 3 weken.
Nadat de lammeren goed aan de moe
der gewend zijn en ze geaccepteerd
worden, kunnen ze vanuit het kraam
hok naar een groepshok. Hierbij is
het van belang dat ze niet in een te
grote groep komen. De kontrole moet
gemakkelijk kunnen worden uit
gevoerd.
Schapen in de wei
Schapen met lammeren kunnen het
beste op een beperkte ruimte worden
gehouden totdat er voldoende gras
beschikbaar is. Te vroeg inscharen be
perkt de grasopbrengst.
H.C..I.M. Sturkenboom, Proefstati
on voor de Rundveehouderij, Scha
penhouderij en Paardenhouder (PR)
Vrijdag 21 februari 1986
17