Akkerbouwers in de agrarische
sektor gemiddeld hoogst geschoold
Agrarische werknemers hebben
minder gezondheidsklachten dan
bouwvakkers
Studiedagen
ruimtelijke
ordening
Koö'peratief Managementsysteem
Akkerbouw -C0MAK
Bloemenveiling
Westland denkt aan
veilen per beeldscherm
Tabel 1. Agrarische schoolopleiding van de dagelijkse leiders van land- en
tuinbouwbedrijven
Bij de landbouwtellingen van het C.B.S. in mei 1979 zijn ook enkele
vragen gesteld aan dagelijkse leiders (hoofdberoep in de land- en tuin
bouw, niet agrarisch hoofdberoep en bedrijfsleiders), van land- en
tuinbouwbedrijven over de gevolgde schoolopleiding na de lagere
school.
In het blad "Bedrijfsontwikkeling" van juli/augustus 1981, uitgave van
het Ministerie van Landbouw en Visserij is over deze gegevens een
uitvoerig artikel gepubliceerd. Deze interessante gegevens verdienen
o.i. meer bekendheid. Hiertoe laten wij hier een aantal van de geana
lyseerde gegevens volgen.
In tabel 1 zijn de aantallen dagelijkse
leiders (hoofdberoepers, nevenbe
roepers en bedrijfsleiders) naar
voortgezet agrarisch schoolonderwijs
weergegeven alsmede uitgedrukt in
procenten. Hieruit blijkt dat in 1979
van de hoofdberoepen 57% alteen
lager agrarisch schoolonderwijs heb
ben gevolgd; 24 van de hoofdberoe
pen heeft geen agrarisch dagschool-
onderwijs gehad. Dit percentage zal
in de toekomst zeker dalen.
Van de nevenberoepen heeft 46%
wel en 44% geen agrarische schoolo
pleiding doorlopen. Bij de bedrijf
sleiders is er in vergelijking een hoog
percentage (35) met middelbaar/ho
ger ep universitair onderwijs.
Ander schoolonderwijs is niet in de
tabellen opgenomen.
In 1979 hadden evenwel 3% van de
hoofdberoepen, 46% van de neven
beroepen en 10% van de bedrijfslei
ders een niet-agrarische voortgezette
schoolopleiding gevolgd. Deze zijn
in de tabel ingedeeld bij de aantallen
met geen agrarisch schoolonderwijs.
In tabel 2 is een indeling gemaakt per
provincie. In deze en volgende ta
bellen is het middelbaar, hoger en
universitair agrarisch schoolonder
wijs in één percentage uitgedrukt en
alleen aangeduid als middelbaar. De
ze tabellen hebben alleen betrekking
op de hoofdberoepers. De nevenbe
roepers en bedrijfsleiders worden
verder buiten beschouwing gelaten.
Bij vergelijking van de provinciale
gegevens, waarbij de IJsselmeerpol-
ders apart worden vermeld, springt
dit gebied er veruit met het hoge
percentage (68) bedrijfshoofden met
middelbaar en agrarisch onderwijs
en het lage percentage (2) met geen
agrarisch schoolonderwijs. In dit ge
bied met geselekteerde bedrijfshoof
den wonen evenwel maar 2% van de
agrarische hoofdberoepers in Ne
derland.
In de provincies Groningen en Zee
land met procentueel veel akker
bouwbedrijven is het percentage be
drijfshoofden met middelbaar agra
risch onderwijs met elk 34% belang
rijk hoger dan het gemiddelde van
Nederland, dat 19% bedraagt.
In de provincies Utrecht en Zuid-
kolland vindt men relatief weinig
bedrijfshoofden met middelbaar en
relatief veel met lager agrarisch
schoolonderwijs.
In tabel 3 zijn de gegevens uitges
plitst naar bedrijfstöpen. Van de ak
kerbouwers hebben er relatief veel
middelbaar agrarisch onderwijs ge
volgd. Bij de glastuinbouwers ligt dit
laag met daarentegen een hoog per
centage met lager agrarisch onder-
wijs.
Bij de intensieve en overige veehou
derij is het percentage met geen
agrarisch onderwijs het hoogst.
In tabel 4 is een indeling gemaakt
naar leeftijdsgroepen. Hieruit blijkt
dat de jongere generatie duidelijk
meer middelbaar agrarisch onder
wijs heeft gevolgd dan de oudere
bedrijfshoofden.
In tabel 5 is een overzicht gegeven
naar de bedrijfsomvang. Het per
centage met middelbaar agrarisch
onderwijs neemt toe met het groter
worden van de bedrijfsomvang. Het
percentage met lager agrarisch on
derwijs vertoont hierbij geen grote
verschillen.
Uit deze tabellen blijkt dat er grote
provinciale verschillen zijn. Hetzelf
de geldt voor de diverse produktie-
takken. Hoewel deze gegevens ruim
6 jaar geleden zijn opgenomen zijn
deze wat betreft de percentages van
agrarische scholing vrij zeker nog
maar weinig veranderd. Immers aan
het eind van de zestiger jaren en in
het begin van de zeventigerjaren was
er in vergelijking met enige decennia
daarvoor maar een geringe belang
stelling voor het agrarisch onderwijs.
De grote groeiende belangstelling
voor dit onderwijs, dat zich thans
stabiliseert, is van de laatste tien jaar.
In de komende jaren zullen deze
percentages zich wel gaan wijzigen
ten gunste van meer agrarische
scholing, vooral ook van Middelbaar
en Hoger onderwijs.
Wel is er in deze spanne tijds een
vermindering gekomen van het aan
tal bedrijven. Naar gegevens van de
St. U.L.M. waren dit er in 1985 totaal
135.899. Hiervan waren er 81% met
een agrarisch hoofdberoep en 19%
als nevenberoep.
In vergelijking met 1979 geeft dit de
volgende getallen: 1979 1985
Hoofdberoep 120.533 110.078
Nevenberoep 24.949 25.821
145.482 135.899
Het aantal telplichtige bedrijven met
agrarische produktie daalde met 7%.
Het aantal bedrijfshoofden met
hoofdberoep in de landbouw nam in
de afgelopen 6 jaar af met 9% én het
aantal nevenberoepen nam toe met
3%.
ing. J.H. Lantinga
Vervolg Gezondheidsonderzoek Landbouwschap
Werknemers in de land- en tuinbouw hebben minder gezondheids
klachten dan de werknemers in de bouw. Het klachtenpatroon van
de ondernemers in de agrarische sektor wijkt echter niet veel af van
dat van de werknemers in de bouwsektor. Agrariërs beoordelen hun
werk over het algemeen positiever dan de bouwvakkers. Dit zijn en
kele konklusies van onderzoekers van het Nederlands Instituut voor
Preventieve Gezondheidszorg (NIPG), een instituut voor TNO. Deze
aanvullende analyse is gebaseerd op een gezondheidsonderzoek, dat
het Landbouwschap anderhalf jaar geleden heeft laten instellen on
der ruim 800 mensen met een agrarisch beroep (varkenshouderij, fruit
teelt, tuinbouw, loonwerk en de bloembollensektor).
Het (vrijwillige) onderzoek was als
proef vooral bedoeld om inzicht te
krijgen in de mogelijkheden en wen
selijkheden van bedrijfsgezondheids
zorg in de agrarische sektor. Het da
gelijks bestuur van het Landbouw
schap beraadt zich de komende maan
den over de mogelijkheden van agra
rische bedrijfsgezondheidszorg. Bij
het vervolg op het eerdere gezond
heidsonderzoek van het Landbouw
schap is gekeken naar de bouwsektor
omdat de werkomstandigheden van
de bouwvakkers, ook wat betreft de
fysieke belasting, vergelijkbaar zijn
met die van de agrarische werkne
mers. Bovendien waren van de bouw
sektor bruikbare onderzoekgegevens
beschikbaar.
De gegevens van het onderzoek zijn
nu nader geanalyseerd door de heren
drs. M.M. v.d. Klaauw en drs. D.J.
van Putten. Volgens hen moet bij de
konklusies van het aanvullend onder
zoek wel de kanttekening worden ge
maakt dat in de bouwsektor-sprake is
van een relatief ernstige gezond
heidsproblematiek gezien het ziekte
verzuim en de WAO-toetreding. Dit
Vrijdag 7 februari 1986
betekent dat'het onderzoekresultaat
niet mag leiden tot al te positieve kon
klusies voor de land- en tuinbouw op
het gebied van de gezondheid.
Oudere werknemers
Uit het vergelijkend onderzoek blijkt
dat agrarische werknemers van mid
delbare leeftijd (in het onderzoek van
35 tot en met 49 jaar) minder psychi
sche klachten en hartklachten hebben
dan hun kollega's in de bouw.
Bovendien hadden ze in vergelijking
minder klachten over buik en urine
wegen en minder vaak last van bo
venste ledematen. Een vergelijking in
dezelfde leeftijdsgroep tussen agrari
sche ondernemers en bouwvakkers
leert, dat agrariërs de laatste vijf jaar
minder vaak onder medische behan
deling zijn geweest. Oudere agrarische
ondernemers zijn de laatste vijf jaar
echter vaker geopereerd en hebben
meer gezondheidsproblemen in de fa
milie. Over het geheel blijken agrari
sche ondernemers minder vaak te ro
ken en minder alkohol te gebruiken.
Zij zijn overigens van mening dat hun
klachten samenhangen met het werk.
Op initiatief van het rayon Zeeland
van de NCB heeft de Gewestelijke
Raad voor Zeeland van het Land
bouwschap dit jaar enige bijeen
komsten georganiseerd waar uitge
breide informatie zal worden gegeven
over de wetgeving op het gebied van
grond, grondgebruik, ruimtelijke or
dening, milieuwetgeving enz. enz. De
studiebijeenkomsten worden georga
niseerd in overleg met de 3 Zeeuwse
Landbouw Organisaties.
Op vrijdag 21 februari a.s. zal om
09.30 uur in restaurant "Tiffany" te
Hulst een eerste bijeenkomst plaats
vinden. Daartoe worden onder andere
uitgenodigd de leden van de distrikts-
raad van het Landbouwschap, de
kringbesturen van de landbouworga
nisaties, de besturen van de regiona
le plattelandsvrouwenorganisaties en
het RAK-bestuur Oost-Zeeuws-
Vlaanderen. Verder ook de agrarische
grondtaxateurs, agrarische gemeente
raadsleden waterschapsbestuurders
enz.
Het is de bedoeling dat tijdens iedere
bijeenkomst een onderwerp gedegen
wordt aangepakt en dat men zich
hierin verdiept met inschakeling van
deskundigen, waarna op brede basis
een diskussie zal plaatsvinden. Ge
dacht wordt aan 3 a 4 bijeenkomsten
per jaar.
Tijdens de eerste bijeenkomst op 21
februari a.s. zullen de sekretaris van
de Gewestelijke Raad van het Land
bouwschap voor Zeeland, de heer drs.
Y.L. Boom en ir. L.J. Vollebregt,
hoofd van de Dienst Grondgebruik
van de NCB, nader ingaan op zaken
welke verband houden met de ge
meentelijke planologie (struktuur-
plannen, bestemmingsplannen, de
toepassing van art. 19 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening).
Hoofdberoepers aantal in
Universitair/hoger 808 1
Middelbaar 25.514 18
Lager 69.443 57
Geen 28.768 24
Nevenberoepers aantal in
Universitair/hoger 127 1
Middelbaar 1.789
Lager 9.540 38
TOTAAL
120.533
100% TOTAAL
24.949 100%
Bedrijfsleiders
aantal
in
Universitair/hoger
151
5
Middelbaar
973
30
Lager
1.086
34
Geen
982
31
TOTAAL
3.192
100%
Tabel 2. Agrarische
schoolopleiding van
hoofdberoepers per provincie in pro-
centen
Provincie
aantal
Middelbaar Lager
Geen
Groningen
5.497
34
43
23
Friesland
8.964
23
52
25
Drente
7.302
24
50
26
Overijssel
13.715
16
54
30
Gelderland
19.946
16
56
28
Utrecht
4.576
8
71
21
Noord-Holland
9.691
21
59
20
Zuid-Holland
15.475
8
70
22
Zeeland
4.7%
34
42
24
Noord-Brabant
19.240
16
61
23
Limburg
8.974
16
64
20
IJsselmeerpolders
2.357
68
30
2
NEDERLAND
120.533
19
57
24
Tabel 3. Agrarische schoolopleiding van hoofdberoepers, ingedeeld naar be-
drijfstypen in procenten
Bedrijfstype aantal
middelbaar
lager geen
Melkveehouderij 54.128
17
58 25
Intensieve veehouderij 11.413
14
54 32
Overige veehouderij 12.475
12
56 32
Akkerbouwbedrijven 13.195
43
39 18
Glastuinbouwbedrijven 10.762
9
81 10
Overige tuinbouwbedrijven 12.552
17
63 20
Gekombineerde bedrijven 6.008
'23
53 24
NEDERLAND 120.533
Tabel 4. Agrarische schoolopleiding, ingedeeld
naar leeftijdsgroepen in pro-
centen
Leeftijd aantal middelbaar
lager
geen
jonger dan 35 jaar 15.210 31
54
15
35 t/m 49 jaar 45.736 22
62
16
50t/m64jaar 48.945 14
57
*29
65 jaar en ouder 10.642 8
41
51
120.533
Tabel 5. Agrarische schoolopleiding van
hoofdberoepen naar bedrijfsomvang
in procenten
Bedrijfsomvang aantal Middelbaar
Lager
Geen
10- 90 s.b.e. 37.492 7
51
42
90 - 130 s.b.e. 20.137 14
62
24
130- 190 s.b.e. 26.191 21
63
16
190 - 250 s.b.e. 17.489 28
60
12
250 en meer s.b.e. 19.224 33
57
10
120.553
Op initiatief van Cebeco-Handelsraad
en dertien regionale, in akkerbouw
gebieden werkzame koöperaties is een
managementinformatiesysteem ont
wikkeld voor de akkerbouwsektor,
COMAK genaamd. Door voor de
overdracht van informatie gebruik te
maken van moderne technieken,
wordt, via COMAK, gestreefd naar
versterking van het ondernemerschap
op akkerbouwbedrijven.
Het COMAK-systeem bestaat uit een
mikrocomputer en programma's voor
bedrijfsmanagement en teeltadvise-
ring. Onderhoud, service en begelei
ding worden verzorgd door de regio
nale koöperaties. Naast direkte aan
koop van het programma en de com
puter, kan COMAK ook op lease
basis ter beschikking worden gesteld.
Het systeem is op de Landbouw RAI
1986 gepresenteerd.
Het COMAK-basisprogrammapakket
is opgebouwd uit de volgende
modules:
- planning van gewassen, mechanisa
tie, werkzaamheden en produkten.
- registratie van de dagelijkse werk
zaamheden.
- attendering werkzaamheden.
- rapportage in de vorm van saldobe
rekeningen, bouwboek, financiële en
bedrijfsekonomische overzichten.
- bemestingsadviezen.
Nadere informatie is te verkrijgen bij
de regionale koöperaties of bij CO
MAK B.V., tel. 010-544362.
Honselersdijk (ANP) - De bloe
menveiling Westland in Honse
lersdijk overweegt in de toekomst
te gaan veilen per beeldscherm
(audiovisueel veilen), dat zou in
het uiterste geval betekenen dat
een veilingtribune waar de kopers
thans hun bloemen en planten
"klokken" niet meer nodig is. In
plaats daarvan zouden zij vanuit
hun eigen bedrijf de produkten
kunnen kopen.
17