De maand februari op het
Zuidwestelijk Veebedrijf
Eigenschappen en gedrag van
Melganzevoet gebundeld in
PAGV-verslag
Rundveehouderij
Schapenhouderij
Pluimveehouderij
Varkenshouderij
Door een hoge veebezetting wordt op verschillende veehouderijbedrij
ven veel drijfmest geproduceerd. Bij een veebezetting van 3.2. grootvee-
eenheden (g.v.e.) per ha zijn veel bedrijven zelfvoorzienend wat fos
faat en kali betreft. Volgens de afgekondigde normen zullen de vee
houders bij een veebezetting van boven de 3.2 g.v.e. per ha ofwel 69
ton drijfmest per ha eigen of gepachte grond een overschotheffing moe
ten betalen.
Elke veehouder zal (op grond van de
Meststoffenwet) een opgave moeten
doen van het aantal en soort dieren,
dat hij gaat houden, alsmede de be-
drijfsoppervlakte en aard van de ge
wassen.
Aan de hand daarvan zal bepaald
worden welk deel van de mest dan in
zijn geval, op grond van de wettelij
ke gebruiksnormen, als een overschot
moet worden gezien. Dit overschot
moet vervolgens aantoonbaar afgezet
worden, waartoe een mestboekhou-
drijf te verdelen en wel op basis van
gaat alsnog om een bedrijfsgerichte
benadering en niet om een een per-
ceelsgerichte benadering.
Drijfmest op grasland en snijmais
Op het bedrijf zal in eerste instantie
getracht worden om de geproduceer
de mest aan te wenden. Voorlopig
mag op grasland en snijmaisland resp.
139 ton en 194 ton rundveedrijfmest
worden aangewend per ha.
De beste manier is om de drijfmest re
gelmatig en goed over het gehele be
drijf te verdelen en wel op basus van
grondonderzoek.
Op de uitslag staat aangegeven hoe
veel fosfaat en kali de verschillende
percelen nodig hebben. De verdeling
van drijfmest zal goed over alle per
celen moeten gebeuren. Houdt hier
bij rekening met de weersomstandig
heden en gesteldheid van de grond.
Breng op grasland per keer uitrijden
niet meer dan 20 ton drijfmest per ha.
Op snijmaisland en bouwland kan
men grotere hoeveelheden geven.
Hetzelfde kan gezegd worden als de
drijfmest wordt ingewerkt in de
grond.
Zeker zo belangrijk als de hoeveelheid
is een gelijkmatige verdeling bij het
uitrijden op het perceel. Met de mixer
kan de mest goed worden gemengd,
zodat een homogeen produkt kan
worden uitgebracht op het land.
Nog te dikwijls komt het voor, dat
eerst de dunnen en later een dikke
massa in strepen op het land komt.
Dit mag niet voorkomen en is ook
niet nodig. Met een goede roer/men-
ginstallatie kan een goede menging
bereikt worden. De kwaliteit van de
dierlijke mest wordt hiermede ver
groot. Bovendien kan een homogeen
produkt beter worden afgezet.
Grasland verzorging
Voor een zo hoog mogelijke op
brengst van ons grasland moeten we
wel zorgen voor een optimale groei
van het gras. Nu het voorjaar weer in
aantocht is, vragen verschillende pun
ten onze aandacht.
- Mollenbestrijding. De beste metho
de is het plaatsen van klemmen in de
gangen, die door de mollen worden
gebruikt. Door vooraf enkele keren
rond het perceel te rijden met de trek
ker, kunnen we na enkele dagen zien
welke gangen weer zijn opgewoeld:
Het inbrengen van mollengif(diploma
vereist) kan ook goede resultaten ge
ven bij de bestrijding van mollen.
- Bijzaaien of doorzaaien van holle
plekken/stand in het grasbestand. Ge
bruik een goed graslandmengsel b.v.
BG 3. Let hierbij op de verschillende
raskenmerken en opbrengst van de
rassen onderling.
- Indien nodig eggen-slepen-rollen
van grasland. Dit kan opgevroren of
stukgereden grasland zijn of
mestresten of molshopen.
- Kontrole en herstellen van de af
rastering en watervoorziening.
Strooi tijdig stikstof op grasland
ln veel jaren wordt eind februari be
gin maart de temperatuursom van on-
Vrijdag 31 januari 1986
geveer 200 graden Celsius bereikt. Zo
dra de grond voldoende droog is dient
men de stikstof op het grasland te
strooien. De grasgroei kan dan aan
vangen, zodat men vroeg gras ter be
schikking krijgt.
Voor de eerste snede beweiden wordt
er 60 - 80 N per ha gegeven en voor
percelen bestemd om te maaien 80 -
120 N per ha.
Houdt rekening met de reeds eerder
gegeven hoeveelheden drijfmest of
stalmest, vooral als deze in het voor
jaar is toegediend. Een globale richt
lijn is elke ton drijfmest is één kg N.
Dus 20 ton/ha is 20 kg N/ha minder
geven in de vorm van kunstmest.
Overdrijf niet met stikstof, dit kost U
geld.
De voeding van drachtige ooien
vraagt deze tijd extra aandacht. Dit
geldt vooral voor de laatste 2 maan
den van de dracht. In die tijd name
lijk gaan de ongeboren lammeren zich
sterk ontwikkelen, waarbij het ge
wicht vier keer zo groot wordt. Dit
vraagt veel energie, die uit het voer ge
haald moet worden. Is dat niet het ge
val dan kunnen er problemen ont
staan, zoals slepende melkziekte e.d.
Wilt U goed voeren, dan zult U met
een paar zaken rekening moeten hou
den, te weten:
- verkleining van de pensinhoud
Dit komt omdat de ongeboren lam
meren steeds meer ruimte in de buik
holte gaan innemen. Dit heeft tot ge
volg dat de pens minder ruimte krijgt
en de opnamekapaciteit minder
wordt. De ooien zullen dan minder
voer opnemen.
- voedingswaarde van het voer
De voedingswaarde van het opgeno
men gras is nu een stuk lager dan die
van voorjaarsgras.
De voedernorm in de laatste twee
maanden van de dracht is voor een
ooi van 80 kg 1.3 a 1.9 kg drogestof
per dag met 1250 VEM en 140 gram
voedernorm ruw eiwit.
De verlichting speelt een grote rol.
derland opgeheven. Vanaf die datum
wordt er in Goes geen sektie meer ver
richt. Al het onderzoek is nu gecen
traliseerd in Gouda. Om sektie-
materiaal in een goed en werkbaar
systeem, naar Gouda te vervoeren,
heeft het bestuur een ophaaldienst in
gesteld.
De bedoeling hiervan is dat de vee
houders sektie-materiaal op de inza-
melplaatsen aanbieden. Van daaruit
gerezen probleem ter hand te nemen.
Op de voorlichtingsdag van de Vere
niging van Varkenshouders zal op een
aantal zaken worden ingegaan zoals:
- wat is goed sektie-materiaal, - wel
ke gegevens zijn belangrijk, - hoe die
nen de symptomen te worden om
schreven, en - wat zegt een uitslag en
hoe moet ik die lezen.
Deze bijeenkomst wordt gehouden op
4 februari 1986 in de Braakman te
Hoek om 13.15 uur.
De voeding van drachtige ooien vraagt extra aandacht.
Voorbeelden van een rantsoen:
g ds VEM g vre
a. 2 kg gemiddeld hooi 1660 1260 160
Dit is voldoende als ze deze hoeveelheid werkelijk opvreten.
b. 1.6 kg matig hooi 1330 910 85
0.4 kg schapebrok 360 380 50
1690
1240
135
Aanpassen of vernieuwen van de licht
installatie
Op pluimveehouderijbedrijven speelt
licht een grote rol. Al naar gelang het
type stal, wordt meer of minder ge
bruik gemaakt van kunstlicht. De
energiekosten kunnen hierbij behoor-
Konsulentschap voor de Rundvee
houderij te Tilburg en
Konsulentschap voor de Varkens-en
Pluimveehouderij te Tilburg
lijk oplopen. Het is dan ook van be
lang dat een lichtinstallatie goed funk-
tioneert. Dit betekent een gelijkma
tige lichtintensiteit, voldoende licht en
lage stroomkosten. Faktoren die hier
bij van invloed zijn, zijn met name:
het lamptype, de ophanghoogte, de
onderlinge afstand en de vervuilings
graad van de lampen. Een vuile lamp
houdt een hoop licht tegen! Voldoet
de huidige lichtinstallatie niet meer,
dan zijn er verschillende aanpassingen
mogelijk.
Gloeilampen vervangen door SL-
lampen
Dit is met name vanuit het oogpunt
van energiebesparing van belang, als
de armaturen en leidingen verder nog
goed zijn. SL-lampen leveren een
besparing op. Allereerst hebben ze
een veel langere brandduur dan gloei
lampen namelijk 5.000 uur tegen
over 2.000 uur. Verder vragen SL-
lampen minder strQom. Een SL-lamp
van 13 W. geeft even veel licht als een
gloeilamp van 60 W. Ondanks de ho
gere prijs van een SL-lamp (ongeveer
ƒ25,wordt er bij 16 uur licht/dag
minstens ƒ30,per licht punt/jaar
bespaard.
De gehele installatie moet vernieuwd
worden
Leidingen, armaturen, lampen, enz.
worden dan vervangen. Dit zal met
name voorkomen als men met reno
vatie bezig is. De voorkeur gaal uit
naar een regelbare TL-installatie. De
pluimveehouder heeft dan in een don
kerstal de lichtintensiteit altijd in de
hand. Wel moet bedacht worden dat
een regelbare installatie hogere in
vesteringen met zich meebrengt. De
lichtinstallatie kan tegen het dak wor
den aangebracht, waarbij de leidingen
eventueel achter het isolatiemateriaal
worden weggewerkt. Ook kan de be
kabeling op een houten regelwerk
worden aangebracht. Een andere mo
gelijkheid is om de installatie verlaagd
aan te brengen, waardoor het licht
dichter en direkter bij de kip komt.
Voor de ophanging kan staaldraad
worden gebruikt. De leidingen kun
nen worden weggewerkt in speciale
metalen goten. Hiervoor kunnen
eventueel ook oude voergoten worden
gebruikt.
Als de installatie tegen het dak wordt
geplaatst, is het van belang dat de TL-
balken in de dwarsrichting van de stal
worden gemonteerd i.v.m. het
luchtstromingspatroon. Als de TL-
balken verlaagd opgehangen worden,
kan dit in de lengte-richting. De TL-
balken worden tegen het dak geplaatst
met een onderlinge afstand van onge
veer 6 m. h.o.h. In sommige gevallen
worden tegen de lengte-gevel ook TL-
balken geplaatst. Deze moeten verti
kaal hangen ongeveer 5 m. h.o.h. In
verband met de regelapparatuur is hel
van belang, dat TL-lampen van één
wattage worden gebruikt.
J. v. Aerts
ing. M. Westhuis C.R.
ing. G. Meeuwisseu
ing. D. Pullen C.V.P.
De opname van matig is lager dan van
goed hooi door de slechtere kwaliteit
en door de verdringing ten gevolge
van krachtvoeraanvulling die nodig
is.
Ook ruwvoeders zoals voordroogkuil
(minimaal 50% drogestof per kg pro
dukt), snijmais en erwtenstro, kunnen
worden gevoerd. Als U snijmais
voert, moet U er wel op letten dat de
ooien niet gaan vervetten. Het is raad
zaam om naast snijmais hooi of erw
tenstro bij te voeren.
Een maatstaf voor de juiste voeding
is de konditie van de ooi. Gaat de
konditie achteruit, dan moet er een
meer gekoncentreerd rantsoen wor
den gevoerd, dus in de meeste geval
len meer krachtvoer.
Weeg regelmatig wat de schapen op
nemen en bereken het rantsoen met
behulp van het voedernormboekje.
Op 1 november 1985 is de dependan
ce Goes van de Gezondheidsdienst
voor Dieren in West en Midden Ne-
wordt op een vast tijdstip het ingele
verde sektie-materiaal naar Gouda
vervoerd. Dezelfde dag wordt er dan
nog sektie verricht zodat, als er grote
problemen zijn, de dierenarts snel
geïnformeerd kan worden. Nu de mo
gelijkheid aanwezig is om dichtbij
sektie-materiaal in te leveren is het
zinvol hiervan zoveel mogelijk ge
bruik te maken. Een tijdig aanbod is
de beste zekerheid voor een konstant
vervoer. Om een goede en juiste
ziekte-oorzaak vast te stellen, is het
van belang goed sektie-materiaal in te
sturen. Het beste kan dit gedaan wor
den in overleg met uw dierenarts. Sa
men met hem is het mogelijk een goe
de beschrijving van de ziekte of de
symptomen te geven. Bij iedere inzen
ding is het noodzakelijk een aantal ge
gevens te verstrekken, maar ook een
aantal vragen te beantwoorden. Hoe
meer gegevens u verstrekt aan de Ge
zondheidsdienst, des te beter zal het
voor de Gezondheidsdienst mogelijk
zijn om de ziekte-oorzaak op te spo
ren. Dit heeft voor u het voordeel een
betere en snellere bestrijding van het
Onlangs verscheen bij het PAGV te
Lelystad het verslag 'Biologie en eco
logie van Melganzevoet'. Dit verslag
behandelt beknopt de eigenschappen
en het gedrag van een van de lastigste
onkruidsoorten in de Nederlandse ak
kerbouw.
Aan de kieming, de opkomst en de
groei van Melganzevoet wordt in het
verslag relatief veel aandacht besteed.
Het hoofdstuk 'Kieming en opkomst'
geeft aan welke faktoren de kieming
en opkomst van Melganzevoet beïn
vloeden. Ook behandelt dit hoofdstuk
de zogenaamde opkomstperiodiciteit.
Het hoofdstuk 'Groei' behandelt on
der andere de groei van Melganzevoet
als monokuituur, de groei in gewas
sen, tijd van vruchtvorming en van
vruchtval, hoeveelheid geproduceer
de zaden en de verschillende manie
ren van verspreiding van melganze-
voetzaad.
Het verslag geeft bovendien aan hoe
Melganzevoet zich in verschillende ty
pen akkerbouwgewassen gedraagt.
Tot slot worden teelt maatregelen
besproken ter onderdrukking of
bestrijding van Melganzevoet.
Al eerder in 1985 verschenen bij hel
PAGV gelijksoortige uitgaven over
Kleefkruid en Zwarte nachtschade.
De verslagen van Melganzevoet,
Zwarte nachtschade en Kleefkruid
zijn verkrijgbaar na storting of over
making van ƒ10,00 per eksemplaar op
postrekeningnummer 22 49 700 ten
name van het PAGV te Lelystad, on
der vermelding van het betreffende
verslagnummer. Voor Melganzevoet
is dit: verslag nr. 47; voor Zwarïe
nachtschade: verslag nr. 35; en voor
Kleefkruid: verslag nr. 19.
13