Nederlandse akkerbouw niet de
eerste om grond uit produktie te
nemen
Rabobank ziet perspektief voor
Nederlandse akkerbouw
Jaarverslag PR 1985 anders
dan anders
H.E. van de Kerk, Rabobank:
Vrije produkten moeten het maken
Aan 't werk
met Fagon
De Nederlandse akkerbouw zal niet de eerste in Europa zijn om grond
uit produktie te nemen. Het peil van de agrarische ondernemers hier is
van dien aard dat zij sneller dan de doorsnee-kollega in de Europese
Gemeenschap in staat zullen zijn een lonende onderneming voort te
zetten. Dat is de mening van de heer H.E. van de Kerk, hoofd-direkto-
raat bedrijven van Rabobank Nederland. Aanleiding voor zijn uitspraak
is de pas verschenen Bedrijfstakstudie "Akkerbouw" van de Rabobank.
"Ekonomisch gezien komt het uit produktie nemen van de grond pas
aan de orde als er niet meer lonend geproduceerd kan worden. Zolang
dat nog kan, waarom dan niet?"
Van de Kerk twijfelt geen sekonde
aan de toekomst van de Nederlandse
akkerbouwsektor: "Waar men in
vrijheid binnen een gemeenschap
pelijke markt met buitenlandse kol
lega's kan konkurreren, kan de Ne
derlandse land- en tuinbouw de toets
der kritiek doorstaan. Zo is mijn er
varing," zegt Van de Kerk. "Kijk
bijvoorbeeld naar de tuinbouw en
naar de varkenshouderij. In die sek
toren is men steeds in staat geweest
voor een alsmaar toenemende pro
duktie afzet te vinden. In een periode
van een té groot aanbod heeft dat wel
als konsequentie voor de producen
ten dat de prijzen laag zijn; maar
juist in die situatie zijn de Neder
landse agrariërs in staat om dóór te
gaan en anderen van de markt te
verdringen, waarna dan een herstel
van marktprijs kan volgen. Kenne
lijk kunnen de Nederlandse boeren
en tuinders goede kwaliteit voor een
lagere prijs produceren dan hun
EG-kollega's. Dat geldt ook voor de
teelt van aardappelen en uien.
Daarom ben ik het eens met de kon-
klusie van deze bedrijfstakstudie dat
het perspektief voor de Nederlandse
akkerbouwers wat beter lijkt dan dat
van hun kollega's elders in de EG.
Wanneer je helemaal afhankelijk
bent van de marktordeningsproduk-
ten zoals granen, dan kun je op je
vingers natellen datje een reeks van
uiterst moeizame jaren tegemoet
gaat".
Hoge grondprijzen duiden op grote
rek
relatief wel gunstig lijken, op het
ogenblik zorgen de lage aardappel
prijzen voor een forse domper. Hoe
veel financiële rek is er nog op de
bedrijven aanwezig?
Het antwoord van de Rabobank-
man is duidelijk: "Als ik de ontwik
keling van de grondprijzen zie in
land- en tuinbouw, trek ik de kon-
klusie dat die rek nog vrij groot is. En
de akkerbouw vormt geen uitzonde
ring".
Van de Kerk is ervan overtuigd dat
de stijging van de grondprijzen door
de boeren zelf wordt veroorzaakt. In
het verleden waren het mensen van
buiten de agrarische sektor die de
prijzen opdreven, maar daar is nu
geen sprake van, volgens hem.
"Kennelijk is de boer die nu grond
koopt, bereid zich grote offers te ge
troosten om de toekomst van zijn
bedrijf zeker te stellen. Misschien
speelt ook wel een soort beleggings
optiek mee van; 't zou in de toekomst
nog wel eens duurder kunnen wor
den. Maar volgens mij is voor de
boeren hét doorslaggevend motief
om grond te kopen het vergroten van
de kapaciteit terwille van het opzet
ten of behouden van een modern
bedrijf. Voor mij is dit een aanwij
zing dat de boeren zelf vertrouwen in
de toekomst hebben, anders zou de
grondprijs wel een wat gematigder
ontwikkeling te zien geven". Aldus
van de Kerk, die het derhalve onjuist
zou vinden wanneer de overheid de
ze ontwikkeling van de grondprijzen
door wettelijke maatregelen zou wil
len tegenhouden. "Ik denk datje de
markt zijn werk moet laten doen",
zegt hij.
Eigen baas
"Mijn konklusie is dat boeren en
tuinders erg veel waarde hechten aan
het inrichten, het instand houden
van hun eigen arbeidsplaats. Hij wil
daar zelf de volledige beschikking
over hebben. Hij is bereiö vermogen
en arbeid in te zetten voor zijn eigen
bedrijf. Daarbij is men bereid ge
noegen te nemen met een geringere
beloning dan zuiver bedrijfsekono-
misch berekend noodzakelijk zou
moeten zijn".
Van de Kerk voegt er aan toe dat
voor het verlenen van krediet niet de
prijs van de grond het eerste belang
H.E. v.d. Kerk
is. "Voor ons als bank is het krite-
rium levert het bedrijf zoveel op, dat
de boer aan z?n verplichtingen kan
voldoen en er ook nog behoorlijk van
kan leven. Bij het beoordelen van de
zekerheidspositie zullen onze ban
ken zich niet in de war moeten laten
brengen door schommelingen in de
markt. Men moet rustig zijn eigen taxa-
tiebeleid blijven voeren voor de melk
veehouderij de grondprijs er een
element bij heeft gekregen: de prijs
voor het leveringsrecht van de melk".
Vertrouwen
De bedrijfstakstudie Akkerbouw
verschijnt op een moment dat deze
sektor door een dal gaat. De diskus-
sies in Brussel over het markt- en
prijsbeleid veroorzaken grote onze
kerheid, terwijl de prijsvorming van
de produkten ronduit slecht is te
noemen. De konklusies van deze
studie steekt de sektor een riem on
der het hart. "Voor ons als Rabobank
geeft deze studie geen enkele aanlei
ding om te twijfelen aan de beheers
baarheid van onze financiering in de
akkerbouw. Wij hebben vertrouwen
in deze sektor en in de óhdernemers
daarin werkzaam. Je moet deze stu
die - die deel uitmaakt van een serie
geregelde onderzoeken in diverse
sektoren - zien als een foto van de
situatie op dit moment", zegt Van de
Kerk.
Dergelijke onderzoeken zijn ook be
doeld om de kennis van de sektoren
binnen het eigen bankbedrijf op peil
te houden.
Binnenlandse konkurrentie
Zoals de Nederlandse akkerbouwers
konkurreren met hun kollega's el
ders in de EG, is er ook sprake van
een kompetitie tussen verschillende
producenten in eigen land. Dat is
bijvoorbeeld het geval wanneer ak
kerbouwers meer vollegronds-
groenten, traditioneel behorend tot
het produktie-assortiment van de
tuinbouw, in hun bouwplan opne
men. Van de Kerk daarover: "In de
vrije produkten is er sprake van
konkurrentie tussen alle producen
ten in het hele EG-gebied, dus ook in
het binnenland. En dan zie je dat de
produktie toch daar blijft hangen -
juist vanwege de minder goede jaren
- waar deze het meest efficiënt plaats
kan vinden.
Bij krappe marges worden hoge
eisen gesteld aan de bedrijfsvoering,
zowel kwaliteit als kosten betreffen
de. Belangrijk punt daarbij is op
welke schaal bijvoorbeeld mechani
satie efficiënt toegepast kan worden.
Ik ben ervan overtuigd dat daarom
de schaalvergroting door zal gaan.
Door de onderlinge konkurrentie
vindt er een selektie plaats waarbij
die ondernemers overblijven die in
staat blijken te zijn het beste produkt
tegen de laagste kosten aan te bie
den".
Kijkend naar het buitenland zegt
Van de Kerk: "Nederlandse boeren
en tuinders zijn meer bereid tot sa
menwerken dan hun buitenlandse
kollega's. Denk maar aan de koöpe-
raties hier. Daardoor is de afzet beter
geregeld. Voeg daarbij de snelle
doorstroming van onderzoekresulta
ten via onderwijs en voorlichting
naar de praktijk, dan heb je de basis
voor de goede uitgangspositie van de
Nederlandse agrariërs. Mede vanuit
de situatie kunnen de producenten
hier relatief meer aandacht aan hun
individuele bedrijf besteden en dit in
een open konkurrentie blijven be
nutten. Dat geldt zeker ook voor de
akkerbouw".
Bartele A. Bokma
Het perspektief voor de Nederlandse akkerbouwers lijkt wat beter dan
dal van hun kollega's elders in de EG. Dil koml omdal in ons land een
vrij groot deel van de grond wordt beteeld met zogenaamde vrije pro
dukten zoals konsumptie-aardappelen, pootaardappelen en uien. De
sterke positie van ons land in deze teelten lijkt in de nabije toekomst
meer mogelijkheden te bieden dan de positie van landen met veel
gewassen waarvan de prijs via een EG-marktordening tot stand komt.
Het EG-beleid voor deze produkten (met name granen) is de komende
jaren vooral gericht op meer marktevenwicht, hetgeen vooralsnog tot
een aanhoudende prijzendruk zal leiden. Natuurlijk geldl er voor de
vrije produkten wel een groter prijsrisiko.
Tot deze konklusie komt Rabobank
Nederland in een zojuist verschenen
bedrijfstakstudie over de Neder
landse akkerbouw. Nederland is de
grootste exporteur ter wereld van
zowel konsumptie- en pootaardap
pelen, als van uien. De totale ex
portwaarde van deze produkten be
droeg in 1984 circa 2 miljard.
Verwacht mag worden dat de animo
voor de teelten van deze vrije pro
dukten elders in de EG zal toene
men.
De Rabobank vindt het mede daar
om van groot belang dat de goede
uitgangspositie die de Nederlandse
akkerbouwer zowel bezit in de teelt
als bij de afzet en verwerking van
deze vrije produkten, verder wordt
versterkt.
Welkome aanvulling
De teelt van eiwitrijke gewassen,
zoals groene erwten en veldbonen,
kan een welkome aanvulling worden
voor het bouwplan van de akker
bouwer. Daarvoor zullen wel pro-
duktievere rassen nodig zijn dan de
huidige. Gezien de grote vraag naar
eiwitrijke veevoedergrondstoffen
lijkt er in de EG plaats voor 2,5 tot 3
miljoen ha. van deze peulvruchten.
In 1985 is in Nederland de teelt van
groene erwten al fors uitgebreid.
Overigens is prijssteun van de EG
nog onontbeerlijk om tot verdere
teeltuitbreiding te kunnen komen,
aldus de Rabobank.
De kennis van de akkerbouwers, van
de daarmee verbonden handel en
industrie en van de onderzoekinstel
lingen staat internationaal op een
hoog peil. Deze unieke positie en de
schaarste aan grond in ons land zijn
redenen om ons in Nederland te
richten op hoogwaardige gewassen
die van teelt tot eindprodukt veel
kennis en zorg vereisen. Voor het
verhogen van de rentabiliteit zijn
bouwplan, rassenkeuze en optimali
sering van teelt en oogst belangrijke
faktoren. Verbeteringen in de land
bouwmechanisatie onder andere met
behulp van de micro-elektronica,
kunnen de efficiency verhogen.
Om het vakmanschap op peil te
houden en de juiste beslissingen te
nemen is aktieve deelname aan stu-
dieklubs en goede registratie van het
gebeuren in eigen bedrijf zeer be
langrijk. Ook hierbij speelt de com
puter een steeds grotere rol.
In tegenstelling tot andere sektoren
in de land- en tuinbouw is het aan
deel van het familiekapitaal in het
vreemde vermogen van akkerbouw
bedrijven vrij hoog gebleven. Dit
aandeel schommelt de laatste jaren
tussen de 30 en 40%; bij de melkvee
houderij bedraagt dit aandeel 12% en
bij de intensieve veehouderij slechts
7%. Van het totaal door banken aan
akkerbouwers verstrekte bedrag is
circa 90% afkomstig van de Rabo-
banken.
Kleine bedrijven
De akkerbouw beslaat in Nederland
thans ruim 700.000 ha. In 1960 was
dat nog bijna 1 miljoen ha. Op deze
oppervlakte worden door ongeveer
60.000 bedrijven akkerbouwgewas
sen geteeld. Hiervan kunnen onge
veer 10.000 bedrijven worden aan
gemerkt als gespecialiseerde akker
bouwbedrijven. Er van uitgaande dat
een akkerbouwbedrijf tegenwoordig
een minimumoppervlakte van zeker
dertig hektare moet hebben, kan -
volgens het rapport - de konklusie
worden getrokken dat van de ca.
10.000 gespecialiseerde akkerbouw
bedrijven er 4000 in feite te klein van
omvang zijn.
Over de situatie op deze bedrijven
meldt het rapport: Deze te kleine
bedrijven zijn, om een redelijk inko
men te behalen, veelal genoodzaakt
om zich toe te leggen op de teelt van
arbeidsintensieve gewassen. Omdat
hiertoe de mogelijkheden niet altijd
aanwezig zijn, werd de laatste jaren
in toenemende mate een tak van in
tensieve veehouderij (varkens,
pluimvee) aangetrokken. Sinds eind
1984 zijn, als gevolg van overheids
maatregelen die verband houden
met de mestproblematiek, deze al
ternatieven aanzienlijk beperkt.
De problematiek van de kleine ak
kerbouwbedrijven komt in diverse
Onder het motto "Een alternatief
erbij" heeft het KNLC vorig jaar
een plan uitgewerkt voor de fi
nanciering van agrarische bedrij
ven, bekend onder de naam "Fa
gon". Deze naam staat voor "Fi
nanciering agrarisch onroerend
goed". Doel is institutionele be
leggers te interesseren voor de
agrarische sektor. Kern van het
plan is het uitgeven van bedrijven
in erfpacht met recht van (te-
rug)koop. Van de Kerk, hoofd
direktoraat bedrijven van Rabo
bank Nederland is heel positief
over dit plan, dat nu in CLO-ver-
band wordt besproken. "Zodra
die diskussie ten einde is, dan
moeten wij er gewoon mee aan
het werk", zegt Van de Kerk. "De
grootste kunst zal zijn om beleg
gers te vinden. Maar 't is de
moeite van het proberen waard.
Wij kijken hier heel serieus naar.
Ik zie ook niet in dat dit alterna
tief negatief uitwerkt op pacht of
eigendom in land- en tuinbouw".
akkerbouwgebieden voor, zowel in
de Veenkoloniën als in sommige de
len van Zeeland, maar ook in een
jonger akkerbouwgebied als de
Noordoostpolder.
Begin januari verscheen het jaar
verslag van het Proefstation voor de
Rundveehouderij, Schapenhouderij
en Paardenhouderij (PR) te Lelystad
over 1985. De opzet van dit jaar
verslag is anders dan in voorgaande
jaren, toen steeds een greep werd ge
daan uit de belangrijkste onderzoe
kresultaten.
Voor het verslag over 1985 leek het
nuttig na 15 jaar PR eens in hoofd
lijnen een meer totaal overzicht te ge
ven van het praktijkonderzoek dat bij
het PR in uitvoering is en van de
voorlichtingsaktiviteiten. Behalve aan
de huidige stand van zaken is in ver
schillende hoofdstukken ook aan het
verleden en de toekomst in het kort
aandacht besteed.
Kort en bondig wordt een overzicht
gegeven van het praktijkonderzoek op
het gebied van gras en graslandge
bruik, voederwinning, jongvee-
opfok, voeding melkvee, vleesvee en
schapen, paardenhouderij, veterinaire
aspekten, melkwinning, energiebespa
ring, mestverwerking, automatise
ring, boekhoudsystemen, be
drijfsplanning en ekonomie. Ook
biedt het verslag inzicht in de bege
leiding en coaching van regionale
voorlichters door het PR, de eksploi-
tatie en het beheer van de Waiboer-
hoeve en PR-aktiviteiten in het bui
tenland. Verder wordt verslag gedaan
van de jubileumviering in 1985 (25
jaar Waiboerhoeve, 15 jaar PR).
Het verslag telt 130 bladzijden en is
rijkelijk met foto's geïllustreerd. Het
is verkrijgbaar door storting van ƒ15,-
op giro 2307421 van het Proefstation
PR te Lelystad, met vermelding van:
zend mij PR 1985.
Vrijdag 24 januari 1986
7