WÊHÊK
h iyü!
Voorstel Staatssekretaris
Ploeg: Verhoging basispacht
gebouwd en ongebouwd
met 15%!
w
Regelmatige wetswijziging
Ekstra ophokplicht voor duiven
in Noord-Brabant
Fiskale konsekwenties
Slot
Sympathie
aantal eerstejaars
Afname
L.H.
Stijging lasten
Rendement
D'66 tegen koncentratie zeven waterschappen
Ondernemen gaat voortdurend gepaard met het doen van keuzes. Dit
geldt in zijn algemeenheid, dus ook voor de land- en tuinbouw. In
onderstaand artikel worden enkele keuze's aangestipt zowel in de pe
riode dat is komen vast te staan dat geen van de kinderen het ouder
lijk bedrijf wil overnemen als de beslissingen rond de beëindiging.
In de laatste jaren van het onderne
merschap kan men indien geen opvol
ger aanwezig is zijn beleid in twee
richtingen voeren nl. voortzetting op
een wijze dat een derde de onderne
ming zo kan voortzetten of het bedrijf
afbouwen. In het eerste geval zullen
de noodzakelijke investeringen en be-
drijfsaanpassingen steeds plaats vin
den. In het laatste geval blijft dit ach
terwege, zodat snel een achterstand
wordt opgelopen, met als konsekwen-
tie dat het bedrijf door buurtbedrij-
ven kan worden opgeslokt.
Voor de zittende ondernemer is het
van belang in welke situatie hij er het
best uitkomt op termijn. Het is niet
ondenkbaar dat de totale opbrengst
van een up to date gehouden bedrijf
de meerdere kosten die zijn gemaakt
ruimschoots dekt.
Wanneer het moment van beëindiging
is aangebroken moet worden afgewo
gen welke wijze het beste past in de
gegeven situatie.
In landinrichtingsgebieden zijn er mo
gelijkheden om van de regeling af
koop potentiële toedeling de z.g. 10
x de pachtwaarderegeling gebruik te
maken. Daarnaast bestaat nog de sa
neringsregeling welke in belangrijke
mate is toegesneden op beëindiging in
landinrichtingsgebieden. Daarbuiten
is op een leeftijd van 55-65 jaar ook
van de sanering gebruik te maken.
Deze regelingen, ook al zijn ze toepas
baar. hoeven niet altijd een betere sta
kingsopbrengst op te leveren dan de
normale wijzen van bedrijfsbeëindi
ging in de vorm van verkoop, ver
pachting of in erfpacht uitgeven of
kombinaties hiervan. De gevolgen bij
verkoop of verpachting mogen be
kend worden verondersteld.
Bij bedrijfsbeëindiging zonder opvol
ger zal met de fiskus moeten worden
afgerekend. De winst over het laatste
boekjaar wordt, ondanks dat wordt
gestopt, op de gebruikelijke wijze met
de normale afschrijvingen vastgesteld.
Vervolgens wordt de z.g. stakings
winst bepaald. Dit is het verschil in
waarde van de bedrijfsmiddelen bij
verkoop en de boekwaarde. Dit waar
deverschil is meestal belast. Een uit
zondering hierop vormt de winst op
de landbouwgrond. In een aantal ge
vallen is dit (deels) belast.
Tot de stakingswinst moet ook wor
den gerekend de fiskale oudedagsre-
serve. Al met al kan dit bedrag aar
dig oplopen. Van de stakingswinst is
éénmalig een bedrag van ƒ20.000,00
vrijgesteld voor de belastingheffing.
De rest kan worden belast volgens het
bijzondere tarief, dat wil zeggen dat
afhankelijk van het inkomen in de
vier jaren voor de beïndiging een per
centage van 20-54% aan inkomsten
belasting wordt geheven.
Indien het bedrijf niet verkocht
wordt, maar wordt verpacht dan
moet toch met de fiskus worden af
gerekend. De grond en gebouwen
gaan dan van de bedrijfsbalans over
naar de privébalans. Er wordt dan
met de fiskus afgerekend op basis van
een getakseerde waarde (waarde in het
ekonomisch verkeer).
Men kan de belasting over de sta
kingswinst voorlopig ontlopen door
gebruik te maken van de z.g. stam-
rechtvrijstelling. Simpel gezegd komt
het er op neer dat met het bedrag van
de belaste stakingswinst aan een ver
zekeringsmaatschappij betaalt, welke
een levenslange uitkering betaalt die
in het jaar van ontvangst wordt be
last. De stamrechtvrijstelling is wel
aan een maksimum gebonden. Bij
60-jarige leeftijd is dit bedrag thans
ruim ƒ600.000,00. Het hangt van het
verwachte inkomen, het aantal levens
jaren en het stakingstarief op dit mo
ment af of al niet direkt afrekenen
voordelig is.
Naast de inkomstenbelasting speelt
bij staking verder het punt van de ont
vangen WIR-premies. Indien gepre
mieerde bedrijfsmiddelen aan het be
drijfsvermogen worden onttrokken
binnen een termijn van 6 of 8 jaar (dit
laatste voor gebouwen) dan dient (een
gedeelte van) de ontvangen WIR te
w orden terugbetaald. De hoogte is een
zelfde percentage, als bij de aankoop,
van de opbrengst prijs.
Bij het staken van de onderneming
zullen de premies voor de volksverze
keringen bij een leeftijd boven de 65
jaar niet meespelen. Bij iemand jon
ger dan 50 jaar wel. Valt de staking
na dat de vijfenzestig jarige leeftijd is
bereikt dan hoeft geen premie te wor
den voldaan. Staakt men eerder dan
wordt over het normale inkomen plus
de belaste stakingswinst de premie ge
heven over maksimaal ƒ63.750,00.
In dit artikel zijn diverse facetten van
het beïndigen van het ondernemer
schap in de land- en tuinbouw aan
geroerd. Mogelijk roept dit stuk meer
vragen bij u op dan het heeft beant
woord. Ook in dat geval is het doel
bereikt. Uw Sociaal Ekonomisch
Voorlichter en uw boekhouder kun
nen u verder uit de droom helpen.
W. Wigchering
Staatssekretaris Ploeg heeft aan de
Kommissie van Advies voor het
Grond- en Pachtprijspeil advies ge
vraagd over de verhoging van de
pacht zoals hij zich die voorstelt. Het
pachtnormenbesluit moet zoals be
kend in 1986 weer worden aangepast.
Het voorstel van de heer Ploeg luidt
als volgt:
1Verhoging van de basispacht onge
bouwd met 15% op grond van:
- gestegen eigenaarslasten in de peri
ode 1982-1985 van 4,3%;
- rendementsverbetering verpachter;
2. Verhoging van de toeslagen/af-
t rek ken
voorgesteld wordt de toeslagen/af
trekken te verhogen met dezelfde be
dragen die ook in 1983 zijn gehan
teerd, te weten:
ontsluiting ƒ5,00;
waterhuishouding ƒ20,00;
verkaveling ƒ15,00;
3. Verhoging van de pacht gebouwd
voor:
- veeteelt- en gemengde bedrijven
15%;
akkerbouwbedrijven 15%;
op grond van stijging van de eige
naarslasten van de veeteelt- en ge
mengde bedrijven en de akkerbouw
bedrijven van respektievelijk 4,7% en
5,2% en rendementsverbetering voor
de verpachter.
4. Verder wordt voorgesteld de bedra
gen genoemd voor drainage, waterin
filtratie en ruilverkavelingsrente elk te
v erhogen met ƒ5,00.
Ploeg stelt zich voor het gewijzigde
Pachtnormenbesluit 1977 op een zo
danig tijdstip in het Staatsblad te pu
bliceren dat de wijziging met ingang
van 15 oktober 1986 in werking kan
treden.
In het fiskaal tijdschrift 'Vakstudie Nieuws' wordt periodiek een op
somming gegeven van het stadium van behandeling waarin een aantal
wetsvoorstellen verkeren. Het aantal in behandeling zijnde voorstel
len per 17 december 1985 bedroeg zestien stuks, terwijl te verwachten
is dat nogeens twintig wetsvoorstellen binnen niet al te lange tijd zul
len worden ingediend.
Dit grote aantal wijzigingen maakt
het u en mij bijzonder lastig om bij
te houden hoe de wet op een bepaald
moment precies luidt. Praten we
daarbij over 1983, over 1984 of over
1985? Het kan een groot verschil zijn.
Denk maar aan de tweeverdienersre
geling of anders gezegd: de toepassing
van de belastingvrije sommen voor
belastingplichtigen. Het is dan ook
een hele toer om te voorkomen dat er
fouten worden gemaakt. De verzuch
ting van de meest gezaghebbende fis-
kalist in Nederland prof. H.J. Hof-
stra, oud-minister van Financiën is
dan ook terecht als hij aangeeft dat
het teveel ad hoe maatregelen zijn.
Hij bepleit een pas op de plaats om
in rust het slagveld te kunnen over
zien. Zijn gedachten gaan daarbij
sterk uit naar een geheel nieuwe re-
daktie van de huidige wet inkomsten
belasting inklusief integratie met de
premies volksverzekeringen. Het is
dan ook niet zo verwonderlijk dat
prof. Hofstra is opgënomen in de
Kommissie-Oort die zich moet bera
den over voorstellen tot vereenvoudi
ging van ons belastingstelsel. In mei
van dit jaar moet een eerste konsept
daarvan gereed zijn.
Regelmatige wetswijziging betekent,
behalve kans op fouten, ook een ver
zwaring van de taak van de fiskaal ad
viseur die moet proberen toch de
juiste wettekst bij het goede jaar toe
te passen. Maar ook de belastingad
ministratie kent het zelfde probleem.
Vrijdag 24 januari 1986
Een groeiend aantal duiven zorgt jaarlijks voor grote schade in de Bra
bantse land- en tuinbouw terwijl hun uitwerpselen kerken en monu
menten vervuilen. Jagers die duiven willen schieten lopen echter het
risiko aansprakelijk te worden gesteld wanneer zij een kostbare, tam
me duif treffen.
Om die vrees bij de jagers weg te kunnen nemen stelden Provinciale
Staten in 1982 de Verordening Ophokplicht Duiven Noord-Brabant
vast.
Ook zij hebben te maken met de ver
anderingen terwijl het aantal ambte
naren niet of nauwelijks toeneemt.
Dit heeft dan weer tot gevolg dat som
mige aanslagen door de tijd gedreven
maar gekorrigeerd worden opgelegd
zonder dat voldoende overleg met de
belastingplichtige of zijn gemachtig
de heeft plaats gevonden. Dat deze
werkwijze niet altijd de sympathie van
de belastingplichtige heeft zult u be
grijpen.
En dat hierdoor ook de kans op het
inroepen van de belastingrechter
wordt vergroot zal ook begrijpelijk
zijn. De ingewikkelde wetgeving
maakt het daarom een ieder lastig en
het wordt hoogtijd dat daaraan iets
(of veel) wordt gedaan. De roep om
vereenvoudiging is allerwege hoor
baar. Maar dan zullen wij ons ook
moeten realiseren dat het uit is met al
lerlei bijzondere regeltjes om tege
moet te komen aan specifieke wensen
van bepaalde bevolkingsgroepen.
Een belastingwet op de maat van ie
ders wensen is onmogelijk. Ik hoop
dat de regering die zal aantreden na
de verkiezingen van dit jaar de moed
heeft een zodanige vereenvoudiging
aan te brengen dat dit een wezenlijke
verbetering betekent en dat zij zich
niet door groepen uit de samenleving
laat verleiden tot uitzonderingsbepa
lingen. Ik ben benieuwd.
B. Veerbeel
In overleg met het ministerie van
Landbouw en Visserij, het Land
bouwschap, de Nederlandse Postdui-
venorganistie en de Koninklijke Ne
derlandse Jagersvereniging stellen Ge
deputeerde Staten jaarlijks een tijd
vak vast waarin een ophokplicht
geldt. Deze periode loopt van 15
maart tot en met 31 mei.
Ondanks de jaarlijkse ophokplicht en
de mogelijkheid om wilde duiven af
te schieten, blijft het duivenbestand
zich uitbreiden. De provincie hoopt
de schade en overlast terug te dringen
door in 1986 de duivenhouders twee
maal te verplichten hun duiven bin
nen te houden en jagers daarmee de
gelegenheid te geven wilde duiven af
te schieten.
De oude periode blijft gehandhaafd
maar daarnaast is een ekstra ophok
plicht ingesteld van 6 tot en met 17
januari.
Een intensief afschietbeleid in de
nieuwe periode zal leiden tot een klei
ner duivenbestand voordat het broed-
seizoen begint.
De ophokplicht geldt niet voor de
tijd, gelegen tussen 6.00 uur en 8.00
uur 's morgens en tussen 18.00 uur en
een half uur na zonsondergang, op
zaterdagen, zondagen en op algemeen
erkende feestdagen.
Grondeigenaren die schade aan de ge
wassen vrezen kunnen in genoemde
tijdvakken een ekstra beroep doen op
de jagers aan wie zij de jacht hebben
verpacht.
Bij het ministerie van Landbouw en
Visserij kunnen daarnaast vangver-
gunningen worden aangevraagd.
Aan de Landbouwhogeschool staan
momenteel 203 studenten méér inge
schreven dan het vorig studiejaar, on
danks het feit dat de instroom met 74
studenten afnam tot 1080. Het totaal
aantal ingeschreven studenten be
draagt nu 7291, waarvan er 382 een
beperkt aantal vakken volgt.
Het aandeel van de vrouwelijke stu
denten is dit jaar met één procent
gestegen van 33 tot 34 procent; in de
propaedeuse is dit percentage zelfs
veertig procent.
De grootste studierichting is nog
steeds veeteelt met 648 studenten, ge
volgd door biologie met 624, milieu
hygiëne met 537, levensmiddelentech
nologie met 481 en voeding met 478
studenten.
De heer Ploeg verdedigt zijn voorstel
als volgt:
'In de eerste plaats moet bij de ver
hoging der pachtnormen rekening ge
houden worden met de stijging van de
eigenaarslasten zowel voor los land
(ongebouwd) als gebouwd. Deze zijn
in de afgelopen drie jaren sedert 1983
relatief weinig gestegen.
De eigenaarslasten voor los land,
voornamelijk bestaande uit water
schapslasten, vertonen een stijging
van 4,3%. De eigenaarslasten voor
het gebouwd, voornamelijk bestaan
de uit afschrijving en onderhoud, as
surantie, waterschapslasten en onroe-
rendgoedbelasting, vertonen een stij
ging van 5,2% voor akkerbouwbe
drijven en 4,7% voor weidebedrijven.
Bij deze cijfers betreffende de stijging
van de eigenaarslasten voor los land
en gebouwd is rekening gehouden met
de inflatie over de afgelopen drie ja
ren. Deze cijfers zijn voorts tot stand
gekomen op basis van een zelfde be
rekeningswijze als bij de aanpassing
van de pachtnormen in 1983 is ge
hanteerd.
In de tweede plaats moet rekening ge
houden worden met het rendement
van de verpachter. Gekonstateerd kan
worden dat het pachtareaal in de af
gelopen jaren regelmatig is terugge
lopen. De daling heeft goeddeels
plaatsgevonden in de verpachterska-
tegoriën land- en tuinbouw, waaron
der (schoon)ouders en partikulieren.
Wel kan hierbij opgemerkt worden
dat in de land- en tuinbouw de be
drijfsovername van (schoon)-ouders
door kinderen in toenemende mate
plaatsvindt via een gefaseerde bedrijf
sovername via maatschap in plaats
van overdracht via pacht.
Daarnaast is recentelijk eveneens een
daling opgetreden in het pachtareaal
bij institutionele beleggers.
Het rendement van beleggingen in de
grond (netto-pacht) blijft duidelijk
achter bij het rendement van andere
beleggingen.
In de voorgaande wijzigingen van het
Pachtnormenbesluit 1977 was gezien
de relatief grote stijging van de eige
naarslasten te weinig ruimte om de
rendementspositie van de verpachter
te verbeteren. Omdat de stijging van
de eigenaarslasten de afgelopen drie
jarige periode relatief gering is, is er
ruimte om in de komende wijziging
van het Pachtnormenbesluit 1977
naast de eigenaarslasten thans tevens
de rendementspositie aandacht te
geven.
Artikel 3 van de Pachtwet bepaalt
overigens ook dat bij de vaststelling
(of wijziging) van het Pachtnormen
besluit 1977 'de redelijke belangen
verpachter' mede in acht moeten wor
den genomen. Tevens zij opgemerkt
dat rekening is gehouden met het feit
dat de inkomensontwikkeling op de
agrarische bedrijven de afgelopen drie
jaar niet ongunstig is geweest.
Gelet op de voorgaande overwegingen
wordt voorgesteld bij de komende
aanpassing van het Pachtnormen
besluit 1977 rekening te houden met
de genoemde stijging van de eige
naarslasten alsmede een verbetering
van de rendementspositie van de ver
pachter aan te brengen', aldus Ploeg
in de brief aan de kommissie van
Advies.
In een notitie aan het kollege van G.S.
van Zeeland stelt de Statenfraktie
Zeeland van D'66 dat er wat het toe
komstig waterschapsbestel in Zeeland
betreft geen enkele reden is voor ver
dere koncentratie van de zeven
bestaande waterschappen. Dit zou een
situatie opleveren, waarbij de ontsta
ne nieuwe waterschappen een zeer (te)
groot grondgebied bestrijken. De af
stand tussen bestuur en de belangheb
benden wordt te groot, met als gevolg
een nog geringere betrokkenheid van
de inwoners bij het "waterschapsge-
beuren", hetgeen de demokratisering
zeker niet ten goede komt, aldus de
Statenfraktie.