De eisen in het jaar 2000 van
aardappelen en de konsekwenties
daarvan voor het rassensortiment
Verwerkende industrie
Verse konsumptie
Konsumptiegewoonten
Eisen voor de toekomst
Kwaliteitsprodukt
Konsekwenties voor het
rassensortiment
Genetische manipulatie
aanzienlijke eksport van 1 ritesaardap
pelen alsmede de afnemende vraag
naar 'oude' aardappelen voor verse
konsumptie in de voorzomer, ontstaat
een tekort aan grote knollen (groter
dan 50 mm) en een overschot aan klei
ne (kleiner dan 50 mm). Dit betekent
dat er een toenemende behoefte is aan
een goed bakkend ras met een grove
sortering.
Een aspekt dat niet buiten beschou
wing mag blijven is de gezondheids
kant. De aardappel is een gezond
voedsel, rijk aan mineralen en vitami
nen en met een uitstekende kwaliteit
eiwit. Wel zal steeds belangrijker wor
den, dat er geen aardappelvreemde
stoffen in voorkomen, afkomstig van
bestrijdings- en kiemremmingsmidde-
len etc. Dit vraagt meer resistenties te
gen ziekten en een lange kiemrust,
waardoor respektievelijk bestrij
dingsmiddelen en kiemremmingsmid-
delen niet of in mindere mate nodig
zijn. Voor wat betreft ziekten en pla
gen denken we in de eerste plaats aan
resistentie tegen aardappelmoeheid en
tegen Phytophthora. Een betere re
sistentie tegen deze ziekten betekent
een geringere behoefte aan bestrij
dingsmiddelen, hetgeen zowel de
kostprijs als het milieu ten goede
komt. Verder is er een komplex van
ziekten die het wortel- en vaatstelsel
Ir. C.D. van Loon
middenlate rassen een duidelijk hoge
re prioriteit dan vroege.
Gelet op de lengte van bovenstaande
lijst is het zeker geen gemakkelijke
opgave voor de kwekers om hieraan
zelfs maar grotendeels te voldoen. Als
de eigenschappen resistentie tegen
aardappelmoeheid en Phytophthora,
grote lang-ovale - weinig blauw- en
beschadigingsgevoelige knollen met
een stabiele, goede bakkwaliteit bij el
kaar in één ras kunnen worden ge
kruist, dan lijkt de verwerkende in
dustrie voorlopig uit de voeten te
kunnen.
Daarnaast is er dan behoefte aan een
aardappel voor verse konsumptie met
dezelfde eisen als de hierboven ge
noemde met uitzondering van grof
heid en bakkwaliteit. We gaan er hier
bij vanuit dat het welhaast onmoge
lijk zal zijn om de eisen voor verse
konsumptie en voor de verwerkende
industrie te kombineren in één ras,
hetgeen nog steeds een unieke eigen
schap is van Bintje.
De aardappelverwerkende industrie
vraagt een grondstof van een zodani
ge kwaliteit, dat hieruit tegen zo laag
mogelijke kosten een goed eindpro-
dukt kan worden gemaakt. Frites
vormt, met ca. 75"Vo, verreweg het be
langrijkste produkt van de aardappel-
verwerkende industrie. Daarnaast
worden aanzienlijk kleinere hoeveel
heden aardappelen verwerkt tot chips,
puree en andere produkten.
Behalve ten aanzien van de knolmaat
en de knolvorm die voor fritesaard-
appelen groter dan 50 mm resp.
lang-ovaal moeten zijn, worden in
grote lijnen ongeveer dezelfde eisen
gesteld aan de grondstof van de hier
boven met name genoemde produk
ten. De belangrijkste zijn:
- geen onderhuidse verkleuringen
als gevolg van blauw of rooibe-
schadiging.
- een onderwatergewicht (dro
gestofgehalte) van ca. 370-420 (fri
tes) en bij voorkeur groter dan 400
g voor chips en puree. Een te laag
onderwatergewicht heeft voor fri
tes 't bezwaar dat de staafjes na
het bakken slap zijn in plaats van
krokant, terwijl bovendien relatief
veel olie wordt opgenomen
- een laag suikergehalte; een hoog
suikergehalte geeft de frites een te
donkere kleur na het nabakken,
waardoor de smaak ongunstig
wordt beïnvloed. De Boef van Fri
d'Or heeft een paar jaar geleden
de eisen aan het eindprodukt als
volgt samengevat: 'een fritesstaaf-
je moet lang, krokant en schoon
zijn'. Met schoon werd bedoeld:
geen zwarte vlekken als gevolg van
onderhuidse verkleuringen op de
grondstof en geen grauwverkleu-
In de toekomst kijken is een riskante zaak. Dit geldt zeker in de hui
dige tijd met zijn bijzonder snelle ontwikkelingen. De vraag waaraan
aardappelen in het jr. 2000 zullen moeten voldoen, zal tenminste van
uit de volgende invalshoeken moeten worden bekeken, nl. de kon-
sument, de verwerkende industrie en de teelt. Daarbij zullen we ons
beperken tot in Nederland te telen konsumptie-aardappelen.
Teneinde wat meer zicht op het onderwerp te krijgen, lijkt het zinvol
om eerst eens te kijken welke eisen er anno 1986 aan konsumptie-
aardappelen worden gesteld.
verlaging van het vetgehalte. Dit kan
voor een (klein) deel worden bereikt
door een hoger drogestofgehalte van
de grondstof. Verder is het waar
schijnlijk, dat allerlei nieuwe aardap-
pelprodukten worden ontwikkeld, en
dat meer panklare produkten zullen
worden aangeboden. Dit kan wellicht
ook leiden tot een relatief grotere
De belangrijkste eisen zijn thans:
- een goed uiterlijk, blank; zonder
uitwendige beschadigingen
- vlakke ogen, waardoor het schil
len wordt vergemakkelijkt
- een niet te fijne sortering
- een goede smaak; dit is moeilijk
precies aan te geven, daar smaken
nu eenmaal verschillen. Van be
lang is in elk geval het ontbreken
van een aardappelvreemde smaak
- goede kookkwaliteit; dit is ook
een lastig begrip, waarvoor geen
eenduidige eisen bestaan. De een
wil graag een bloemige aardappel,
de ander verkiest daarentegen een
veel vastere konsistentie. Eén eis
geldt algemeen, nl. dat aard
appelen niet mogen afkoken.
Onder - slechte - kookkwaliteit
wordt ook begrepen een soms op
tredende roodbruine verkleuring
na schillen en een grijskleuring na
koken. Vooral laatstgenoemde
verkleuring geeft de aardappel een
wat onappetijtelijk voorkomen
- het ontbreken van inwendige ver
kleuringen, als gevolg van blauw
en oogstbeschadiging, die de huis
vrouw moet wegsnijden
Uit een enkele jaren geleden onder
huisvrouwen gehouden enquête bleek
ondermeer, dat meer gelet wordt op
gemakkelijk koken dan op de smaak
van de aardappel. Ten aanzien van de
bloemigheid verschillen de wensen
sterk. De jongeren verkiezen in het al
gemeen een vastere aardappel dan de
ouderen. Eén op de vijf huisvrouwen
klaagde over teveel kleine knollen. In
die tijd werd echter nog algemeen de
sortering 35-50 mm aangeboden.
ringen na voorbakken. Een laag
suikergehalte is ook een belangrij
ke eis van de droogindustrie en
vooral van de chipsindustrie.
In ons land wordt het merendeel van
de aardappelen door de konsument in
verse vorm gekocht. Van de totale
konsumptie per hoofd van ca. 83 kg
wordt ca. 21 kg in verwerkte vorm -
voornamelijk frites - genuttigd. De
ze verhouding tussen vers en verwerkt
produkt is de laatste 5 jaar konstant.
In de USA is deze verhouding ca.
50/50. Daar worden dus relatief veel
verwerkte aardappelen gegeten.
De eisen die over 15 jaar door kon
sument en verwerkende industrie
gesteld gaan worden, zullen waar
schijnlijk - evenals de konsumptiege
woonten - sterk worden bepaald door
de maatschappelijke ontwikkelingen.
Meer werkende vrouwen, wat aanne
melijk lijkt, en een toenemende wel
vaart (veel meer onzeker) zullen tot
gevolg hebben, dat meer aardappelen
in verwerkte vorm worden gegeten.
Daarvoor lijkt het op termijn wel no
dig, dat produkten als frites en chips
'gezonder' worden gemaakt, door een
konsumptie in de vorm van be- of ver
werkt produkt. In het algemeen lijkt
de verwachting gewettigd, dat 'kwa
liteit' in het jaar 2000 nog belangrij
ker zal zijn, dan nu reeds het geval is.
Daarbij zal het niet alleen om inwen
dige kwaliteitseigenschappen, zoals
smaak, kookkwaliteit e.d. gaan, maar
vooral ook om het uiterlijk. Het pro
dukt zal 'aantrekkelijk voor het oog'
moeten zijn, wil het worden gekocht.
Dit betekent voor verse aardappelen,
dat blankheid, het ontbreken van be
schadigingen en ondiepe ogen nog be
langrijker zullen worden. Hetzelfde
geldt voor het ontbreken van onder
huidse verkleuringen, verkleuring na
voorbakken en een laag suikergehal
te bij fritesaardappelen.
Een belangrijke vraag is verder of de
groei van onze verwerkende industrie
zich nog verder zal voortzetten. Ge
let op het bovenstaande en op onze
sterke positie op de buitenlandse
markt, lijkt dit niet onmogelijk, mits
we een kwaliteitsprodukt blijven le
veren. Een probleem, dat zich nu al
steeds vaker manifesteert is de on
gunstige maatverdeling bij het ras
Bintje. Als gevolg van de sterk toe
genomen verwerking tot frites en de
van de aardappelplant aantasten en
daardoor een sterk opbrengstverla-
gend effekt kunnen hebben. Ik denk
hierbij aan o.a. Verticillium, Rhizoc-
tonia, zwartbenigheid en stengelnat-
rot, zw; spikkel en schurft. Er zijn
aanwijzingen, dat deze ziekten als ge
volg van onze hoge teeltfrekwentie
steeds meer schade veroorzaken.
Ten aanzien van de rijptijd van nieu
we rassen hebben middenvroege tot
Uit het bovenstaande kan worden af
geleid aan welke eisen aardappel! as
sen in het jaar 2000 zullen moeten vol
doen. Samengevat luidt de (lange)
wenslijst als volgt:
op het terrein van de kwaliteit:
- grote langwerpige knollen
- blank en vlakogig
- weinig gevoelig voor stootblauw
en beschadiging
- niet afkokend
- goede bakkwaliteit
- stabiel van kwaliteit
- een tamelijk hoog drogestof
gehalte
Behalve het kweken van nieuwe ras
sen is er wellicht nog een weg die tot
betere rassen kan leiden. We mogen
namelijk niet uitsluiten, dat er over 15
jaar ook bij de aardappel resultaten
zijn geboekt met genetische manipu
latie. Met deze nieuwe techniek, die
overigens nog in de kinderschoenen
staat, is het straks wellicht mogelijk
om slechte eigenschappen van
bestaande rassen te vervangen door
betere. Misschien leidt dit nog een tot
een 'Neo-Bintje' met bijvoorbeeld een
goede Phytophthora- of aardappel-
moeheidsresistentie of met grotere
knollen.
resistenties (toleranties) tegen de vol
gende ziekten en plagen:
- Phytophthora
Rhizoctonia
Erwina sp.
Verticillium
- Fusarium
- zwarte spikkel
- Phoma
- Pokschurft
- aardappelmoeheid
ir. C.I). van Loon,
PAGV, Lelystad
Welke eisen worden omstreeks de eeuwwisseling aan de aardappelrassen
gesteld.
Voor onze afzet is kwaliteit van het grootste belang.
Een rassenbezichtiging door de kommissie.
10
Vrijdag 24 januari 1986