De tuinbouwgasprijs en de grillen
van de dollar en de zware stookolie
Toekomst aan grote bedrijven
In de Olie (13)
Studiedag over bedrijfsontwikkeling
Overlevingskans klein
bedrijf
Sneltreinvaart
Inkomenstoeslagen
Centraal Orgaan Mechanisatiebedrij
ven zelfstandig
De zware stookolieprijzen hebben in 1985 het volgende verloop te zien gege-
De tuinbouwgasprijs is met in
gang van het nieuwe jaar fors ge
daald naar bijna 37,3 cent/m3.
In dit artikel wordt ingegaan op
de ontwikkelingen van de zware
stookolieprijs die daartoe hebben
geleid. Tevens wordt de prijsbe
weging van de zware stookolie
over de afgelopen jaren onder de
loep genomen.
J
De gemiddelde zware stookolieprijs
(P) over de zes voorafgaande maan
den bepaalt de tuinbouwgasprijs
voor het nieuwe kwartaal. Het dage
lijks verscliij.nende Amerikaanse
periodiek "Piatt's Oilgram Price Re
port" levert het basismateriaal voor
de berekening van de P. de dollar
notering in Piatt's van de zware
stookolie met 1% zwavel wordt om
gerekend tegen de geldende dollar
koers en vervolgens verhoogd met
een bedrag van 23,— per ton. In dit
bedrag zijn de accijns en de handels-
en transporttoeslagen opgenomen.
Uit de cijfers blijkt dat de zware
stookolieprijs in 1985 spektakulair is
gedaald. In januari 1985 lag de
Platt's-notering nog op 195 Ameri
kaanse dollars per ton terwijl in de
cember nog maar 147 dollar moest
worden neergeteld. Een prijsval van
48 dollar! Ook de koers van de
Amerikaanse dollar heeft een duik
vlucht gemaakt. Na de hoogste koers
in februari van 3,94 voor één dollar
is het vervolgens steeds neerwaarts
gegaan. Eind december kostte de
zelfde dollar 2,77. Een waardever
mindering van ongeveer 30% binnen
één jaar.
Zowel de ontwikkeling van de inter
nationale zware stookolieprijs als de
koers van de dollar hebben de da
lende tendens van de zware stooko
lieprijs in guldens versterkt. De P die
in januari gemiddeld nog op een ni
veau van f721,— per ton lag, sloot
de decembermaand af met 439,-
ofwel 282,— per ton lager.
De zware stookolieprijzen in het
derde en vierde kwartaal van 1985
brengt de tuinbouwgasprijs voor het
eerste kwartaal van 1986 op 37,295
cent/m3 (inklusief de luchtveron
treinigingsheffing van 0,05
cent/m3). De tuinbouwgasprijs in
het vierde kwartaal 1985 bedroeg
41,341 cent/m3. Indien het huidige
prijsniveau van de zware stookolie
zich voortzet, kan per 1 april a.s. de
gasprijs nog verder dalen.
Prijsontwikkeling van 1980
Na de beschouwing over de stooko
lieprijzen in 1985 is het interessant
om nog wat verder terug te blikken.
In onderstaande tabel wordt een
overzicht gegeven van de zware
stookolieprijs per kwartaal vanaf
1980. De prijzen zijn afgeleid van
Piatt's Oilgram (1% S), omgerekend
in guldens en verhoogd met een op
slag van 23,— per ton.
Platt's-notering van de Koers Am. Zware stookolieprijs
zware stookolie met een t.o.v. de waaraan de tuinbouw-
zwavelpercentage van 1% Ned. gulden gasprijs is gekoppeld
in per ton (P) in gids per ton
1985
le kwartaal
187,9 3,68
714,8
2e kwartaal
156,2 3,48
567.5
3e kwartaal
148,9 3,20
500,2
4e kwartaal
150,6 2,91
461,6
in guldens/ton
1980
1981 1982 1983
1984
1985
le kwartaal
391
572 517 473
596
715
2e kwartaal
392
561 523 501
592
568
3e kwartaal
380
547 503 549
613
500
4e kwartaal
492
534. 520 561
666
462
Deze zijn ten dele veroorzaakt door
de fluktuaties op de internationale
stookoliemarkt en voor een deel door
de koersbeweging van de dollar. Ook
als het effekt van de dollarkoers bui
ten beschouwing wordt gelaten, blijft
een sterk fluktuerende stookolieprijs
(in dollars) over. Deze schommelin
gen laten nauwelijks een relatie zien
met de prijzen van de grondstof van
de stookolie: de ruwe olie. De stook
oliemarkt is een aparte deelmarkt,
waar vraag en aanbod de prijs bepa
len. De op deze markt verhandelde
hoeveelheden stookolie zijn de afge
lopen jaren sterk teruggelopen. De
nog maar zeer geringe omvang van
de stookoliemarkt is de stabiliteit
niet ten goede gekomen. Het lijkt
onvermijdelijk dat relatief sterke
prijsschommelingen ook in de toe
komst deze deelmarkt zullen blijven
beheersen.
Landbouwschap
Drs. P. van der Struijs
Ondernemers krijgen in de toekomst te maken met een grotere regel
geving. Het is de taak van de ondernemer om binnen zijn mogelijkhe
den te zoeken naar nieuwe aktiviteiten. De kansen die er zijn dienen
aangepakt te worden. Akkerbouw- en veehouderijbedrijven zullen zich
in de toekomst moeten richten op een grotere produktieomvang per
man. De arbeidsproduktiviteit dient te stijgen. Grote bedrijven kun
nen voorts gebruik maken van de resultaten van het wetenschappelijk
onderzoek en kunnen door middel van automatisering een meer effi
ciënt bedrijfsbeheer voeren. 'Kennis is hierbij heel belangrijk; kennis
is de toekomst'.
De intensivering van het grondgebruik is de na de oorlog zeer snel gestegen.
Dit zei professor drs. J. de Veerm di-
rekteur van het Landbouw-
Ekonomisch Instituut, op een studie
dag over bedrijfsontwikkeling van de
Volkshogeschool Bergen.
De intensivering van het grondge
bruik ging volgens De Veer in het ver
leden niet samen met een beperking
van de produktie-inzet van grond en
arbeid. De Veer: 'Hierdoor heeft de
EG enorme overschotten gekreeërd.
Momenteel staan er voorraden op de
EG-balans voor ƒ30 miljard. In wer
kelijkheid zijn deze voorraden maar
ƒ8 miljard waard. De grootste zorg
van de EG is hoe de budgetlasten te
verlagen'.
Volgens De Veer dient men op lange
termijn af te koersen op de meer ef
ficiënte bedrijven in de meer efficiënte
gebieden. Nederland heeft hierbij een
goede uitgangspositie; veel sektoren
zijn niet afhankelijk van het door de
EG gevoerde markt- en prijsbeleid.
'We kunnen anderen van de markt
verdringen', zo betoogde De Veer.
'Daarnaast zouden we ons in het be
leid op een grotere zelfvoorziening op
het gebied van veevoer kunnen
richten'.
Een andere spreekster tijdens deze
studiedag was mevrouw drs. N. So-
mers, verbonden aan de vakgroep
Voorlichtingskunde van de Land
bouwhogeschool. Zij verricht mo
menteel een onderzoek omtrent over
levingskansen van kleine bedrijven.
Somers wees haar gehoor erop, dat er
de laatste jaren een landbouw is ont
staan met twee snelheden. Aan de ene
kant de bedrijven met de eksplosieve
groei in bedrijfseenheden, aan de an
dere kant een groep bedrijven met een
sterk traditionele bedrijfsvoering, die
langzaam zijn uitgebreid, de zoge
naamde 'langzaamaan groeiers'. Als
voorbeeld noemde drs. Somers een
melkveehouderijbedrijf van 15 a 20
ha met 30 tot 35 melkkoeien. 'Binnen
Prof. De Veer
de huidige moderne landbouw wordt
deze laatste groep wel eens negatief
omschreven als gerommel in de mar
ge, 'de wijkers'. Voor de eerste groep
geldt schaalvergroting en specialisa
tie, gestimuleerd door de overheid via
struktuurmaatregelen en voorlichting.
Daarnaast gesteund door de toeleve
rende industrie via kwantumkor
tingen.
'Kleine bedrijven kozen voor diversi-
fikatie: veel verschillende takken op
één bedrijfje', zo betoogde zij. Vol
gens haar worden deze bedrijven ge
kenmerkt door lange werkuren, een
sober leefpatroon en vooral te weinig
aandacht van de kant van voorlich
ting en landbouworganisaties. Drs.
Somers sprak van onderwaardering
voor deze kategorie van bedrijven.
'Een herwaardering, sociaal-
ekonomisch gezien, maar ook ten
aanzien van een flinke slok werkge
legenheid, wat deze bedrijven waar
borgen, is nodig'.
Zij pleitte verder voor een ruimer be
grip van de term bedrijfsontwikke
ling: 'Alle vormen van bedrijfsaan-
passing - agrarisch en niet-agrarisch
- om onder veranderde omstandighe
den te streven naar bedrijfskontinuï-
teit'. Deze bedrijfskontinuïteit kan
volgens haar gerealiseerd worden
voor deze groep bedrijven via stimu
lering van marktverkennend onder
zoek naar nieuwe gewassen, een ren
tesubsidieregeling voor bedrijven klei
ner dan 120 SBE, opvulling van de
leegstand op kleine bedrijven en
ekstra voorlichtingsaandacht.
'Gewaakt moet worden voor het af
wentelen van de problematiek naar
deze groep bedrijven', aldus drs. So
mers. Hiermee doelde zij overduide
lijk op de problematiek rond de su
perheffing. 'Voor deze groep bedrij
ven werkt de kwotering struktuurbe-
vriezend. Bedrijfsinnovatie, nevenak-
tiviteiten als rekreatie, beheersland-
bouw en verwerking van eigen pro-
dukten dienen dan ook een grote pri
oriteit te krijgen. Dit is een voorwaar
de om deze groep bedrijven te laten
overleven, waarbij tegelijk een groot
stuk werkgelegenheid blijft behou
den', aldus drs. Somers.
Tijdens de diskussie werd gekonsta-
teerd, dat grote bedrijven in sneltrein
vaart kleine bedrijven gaan opkopen.
Het NAJK pleit hierbij duidelijk voor
herverdeling van de vrijgekomen
kwota. Veertigduizend melkveehou
derijbedrijven van de in totaal zestig
duizend behoren tot de kleinere (klei
ner dan 79 SBE) bedrijven, met een
derde van het totaal aantal koeien.
Een deel van deze bedrijven verdwijnt
door onder andere het ontbreken van
een opvolger. Henk Bielderman van
NAJK zei daarover: 'Wil je mogelijk
heden kreeëren, dan moet je de pro
blemen van de ene helft met de vrij
komende mogelijkheden van de an
dere helft oplossen. Het NAJK pleit
hierbij voor toedeling van melk aan
bedrijven met een kwotum, kleiner
dan 250.000 kg, eventueel te realise
ren door een ekstra korting voor de
grotere bedrijven in de toekomst, vol
gens het in Duitsland gehanteerde,
systeem. Uitgangspunt blijft hierbij
de zorg voor behoud van werkgele
genheid en aandacht voor de natuur-
en milieuproblematiek. Kwotacertifi-
katen, waarbij de boer een bepaalde
hoeveelheid tegen een gegarandeerde
prijs mag leveren, vormen de prakti
sche uitvoering'.
Een aantal aanwezigen stelde, dat niet
alleen de produktieomvang, maar
ook de financiële mogelijkheden en de
saldoresultaten van een bedrijf bepa
lend dienen te zijn bij een toetsing van
een hoger kwotum. De regelgeving die
dit met zich meebrengt kan gemakke
lijk voorkomen worden door toepas
sing van inkomenstoeslagen, wat uit
eindelijk hetzelfde inkomen oplevert,
aldus een andere aanwezige in de zaal.
De Veer reageerde daar als volgt op:
'Inkomenstoeslagen en een eventue
le ekstra korting voor grotere bedrij
ven bevordert samenwerking niet.
Onderzoek van het LEI heeft uitge
wezen dat op twee- en driemansbe-
drijven er per volledige arbeidskracht
meer verdiend wordt. Hierdoor kan
aan meer vermogensvorming worden
Het Centraal Orgaan Mechanisatiebe-
drijven (COM) is per 1 januari 1986
een zelfstandige landelijke organisa
tie geworden.
Na 'een samenwerkingsverband onder
de naam COM gedurende een perio
de van meer dan 10 jaar tussen de Bo-
vag afdeling Mechanisatiebedrijven
en de sectie Mechanisatiebedrijven
Smecoma is tot integratie van de bei
de afdelingen besloten.
gedaan, waardoor bedrijven minder
snel marginaal worden'. Dat de tegen
stellingen eerder groter dan kleiner
dreigen te worden door de huidige
overproduktie was voor een ieder wel
duidelijk.
De Veer zei, dat het LEI al een aan
tal jaren heeft gewaarschuwd voor de
nu ontstane problematiek. 'Echter, de
politieke wil ontbrak, ook binnen de
organisaties, om hieruit konklusies te
trekken', aldus De Veer. Afsluitend
werd gesteld dat een heroverweging
van struktuurbeleid en voorlichtings
beleid, waar de overheid reeds een be
gin mee heeft gemaakt, hard nodig is.
J.K. van Hateren,
Sj. de Boer
Het COM heeft als branche
organisatie haar secretariaat bij de
Metaalunie te De Bilt. Het aantal bij
het COM aangesloten mechanisatie
bedrijven in de land- en tuinbouw be
draagt 750.
Door de voormelde integratie is het
COM nu de enige representatieve or
ganisatie ter behartiging van de belan
gen van de bedrijven in deze be
drijfstak.
Vrijdag 24 januari 1986
15