Nu ook ingekuild graan
als voer voor rundvee
"Perspectief is
ver te zoeken"
Mellema erg somber:
Afrijpingsfase
Duits onderzoek
Oogsttijdstip
Doorbraak GPS pas na
betere oogsttechniek
Inkuilen
korte wenken
veehouderij
TABEL 1
Enige analyse-resultaten1) van graansilage (GPS) in Nederland (oogst 1985) vóór het
inkuilen
Het afgelopen jaar is op een aantal plaatsen in Nederland graan ge
oogst als voedermiddel voor rundvee. De grote belangstelling die bes
taat voor deze teelt in Duitsland heeft de aandacht getrokken van
loonwerkers. Tijdens de eerste oogstdemonstratie in Nederland die
deze zomer werd gehouden, leek de kwaliteit van het inkuilprodukt
alleszins acceptabel. Omdat de oogst bij deze teelt al vrij vroeg kan
plaatsvinden, hoeft dit geen problemen op te leveren voor het uitvoeren
van andere loonwerkzaamheden. Intussen zijn ook voederanalyses ge
maakt, zodat een betere beoordeling van deze voederteelt mogelijk is.
Van dë granen zijn gerst en tarwe
beter geschikt als veevoer dan haver.
Als men vroeg wil oogsten in ver
band met de inzaai van een nagewas
of eventueel herinzaai van gras. ver
dient wintergraan de voorkeur. Op
laaggelegen gronden, waar de snij-
mais niet tot hoge opbrengsten in
staat is, kan een tussenteelt met zo^
mergraan uitgevoerd worden. Ge
zien de slechte weersomstandighe
den van het afgelopen groeiseizoen
moest ook de oogst van graansilage
dit jaar uitgesteld worden. De afrij
ping heeft onder minder optimale
omstandigheden plaatsgevonden
dan in andere jaren het geval zou zijn
geweest, zo mag verondersteld wor
den. Juist in de maanden juni en juli,
normaal gesproken de maanden met
veel zomerse dagen, waren er veel
regenbuien. Omdat van de granen
bekend is, dat ze vrij goed bestand
zijn tegen koude en natte weersom
standigheden waren de verwachtin
gen bij de betrokkenen toch hoog
gespannen.
In Duitsland wordt de graansilage al
een aantal jaren toegepast onder de
naam GPS. De teelt verschilt weinig
met die van zaadproduktie. Voor
GPS wordt vanwege de extra kosten
de gewasbescherming tot een mini
mum beperkt. Het oogsten vindt
twee a drie weken eerder plaats om
de voederwaarde van het zaad en de
stengels zo optimaal mogelijk te be
nutten. In beide gevallen streeft men
naar een hoog korrelaandeel.
Uitgaande van een korrelopbrengst
van circa zes ton per hektare en een
korrel/stro-verhouding van 1:1 is de
totale drogestof-opbrengst per ha
ongeveer 11 ton. De ha-opbrengst
kan vergroot worden door kort na de
oogst een nagewas of gras in te zaai
en.
De voederwaarde van GPS wordt
vooral bepaald door de afrijpingsfa
se en de verhouding korrel/stro. Het
drogestofgehalte van de totale plant
neemt vanaf de bloei tot het einde
van de deegrijpe stadium toe van 20
tot 45 procent en dat van de korrel
van 30 tot 60 procent. Gelijktijdig
neemt ook het korrelaandeel toe. Dit
betekent dat het ruw-eiwitgehalte en
het ruwe-celstofgehalte dalen, terwijl
het gehalte aan oplosbare, koolhy
draten toeneemt. De verteerbaarheid
van het ruw-eiwit en de ruwe celstof
wordt minder. In zijn totaliteit bete
kent dit, dat het gehalte aan netto
energie tot het begin van de deeg
rijpheid toeneemt. Hierna loopt het
eiwitgehalte en het gehalte aan net
to-energie weer terug.
Duitse gegevens geven aan dat, als
het korrelaandeel bij het begin van
de deegrijpheid boven de 40 procent
komt, men bij (winter)gerst een
energiewaarde kan bereiken van 600
StE (720-840 VEM). Hoewel tot aan
het eind van het deegrijpheidssta-
dium het korrelaandeel nog kan toe
nemen, loopt door de afname van de
verteerbaarheid van het stro het net
to-energiegehalte van het totale ge
was terug. Dit geldt zowel voor tarwe
als voor gerst. Door verandering van
de maaihoogte kan men de korrel/
stro-verhouding en daarmee de voe
derwaarde van het geoogste voer
duidelijk beïnvloeden.
Volgens Duits onderzoek komen in
de praktijk grote verschillen in voe
derwaarde voor. Bij een korrelaan
deel van 30 tot 50 procent varieerde
het ruwe-cefstofgehalte van 20 tot 33
procent, wat overeenkomt met een
12
voederwaarde van 450 tot 600 StE.
Ook in ons land zijn grote verschillen
in voederwaarde vastgesteld. In de
tabellen 1 en 2 zijn enige resultaten
vermeld van analyses, die in Neder
land zijn uitgevoerd bij de oogst van
gerst als graansilage. Deze cijfers la
ten zien, dat gerstsilage een lagere
voederwaarde heeft dan snijmaissi-
lage. Zowel de VEM-waarde als het
eiwitgehalte is lager. Bij de beoorde
ling van de analyseresultaten uit
Nederland moet worden opge
merkt dat voor de berekening van de
voederwaarde, de verteerbaarheid
voor de organische stof is geschat.
Het is mogelijk dat een kleine bij
stelling van de VEM-waarde in po
sitieve zin noodzakelijk is.
Met betrekking tot opbrengst, voe
derwaarde en inkuilbaarheid wordt
in Duitsland gesteld, dat het opti
male tijdstip voor de oogst is bij een
ds-gehalte van ca. 40 procent, wat
ongeveer overeenkomt met 45 pro-
Met de komst van de veldhakse-
laars is de mogelijkheid ontstaan
wintergerst met succes in te kui
len.
In Duitsland is het vooral de fir
ma Claas geweest die zich met de
verbetering van de oogsttechniek
van GPS heeft beziggehouden.
De ervaring heeft tot nu toe ge
leerd dat één veldhakselaar circa
150 ha GPS in één seizoen kan
bewerken. Naar het inzicht van
de Duitse rundveehouders geeft
GPS vooral mogelijkheden op de
wat armere zandgronden.
ds
ruw
ruwe
ruw as
VEM
VRE
eiwit
celstof
g/kg
g/kg
g/kg
g/kg
per kg
g/kg
490
77
324
49
632
37
610
85
239
57
741
46
560
69
298
63
654
30
460
78
278
61
668
39
440
73
381
36
576
33
Voederwaarde in de drógestof
TABEL2
Analyse-resultaten') van GPS in Nederland (oogst 1985) na het inkuilen
ds
ruw
ruwe
ruw as
VEM
VEVI
VRE
NH3-
eiwit
celstof
fractie
g/kg
g/kg
g/kg
g/kg
per kg
per kg
g/kg
in produkt
340
113
301
70
654
610
69
4
415
95
266
64
712
683
51
6
cent ds in de aar. Het drogestofge
halte is echter sterk afhankelijk van
de weersomstandigheden en derhal
ve geen duidelijke maatstaf. In de
praktijk kan men beter werken met
de richtlijn, dat het gunstigste oogst
tijdstip is aan het begin van de deeg-
rjpheid. Het stro tussen de knopen
begint dan wat geel te worden, de
knolen zelf zijn echter nog groen. Dit
tijdstip ligt ongeveer 2 a 3 weken
voor het korrelrijpe stadium.
De oogst van graansilage moet
plaatsvinden met de veldhakselaar,
uitgevoerd met een maaibord. De
verkleining van het gewas kan door
Voederwaarde in de drogestof
een speciale wrijfbodem worden
verbeterd. Voor het verkrijgen van
een goed inkuilresultaat is het be
langrijk dat de knopen en de buis-
struktuur van de stengel worden
verbroken en dat de korrels worden
verschroot. Het beste resultaat wordt
verkregen met speciale hakselaar-
trommels, extra kneusinrichtingen of
wrijfplaten. Bij een drogestofgehalte
van het voer van meer dan 40 pro
cent is het aan te raden, door de in
bouw van een speciale wrijfbodem,
een nog intensievere ontsluiting te
bewerkstelligen.
Bij het transport en het inkuilen zijn
dezelfde werktuigen en machines te
gebruiken, die ook bij andere silage
worden gebruikt. Het vastrijden van
het voer in de kuil verloopt niet
moeilijk. Het moet wel zorgvuldig en
bij voorkeur in dunne lagen plaats
vinden. De benodigde siloruimte
bedraagt 40 a 50 m3 per ha uitgaande
van een ruimtebehoefte van 1,5
m3/ton vers produkt en een toeslag
van ca. 10 procent. Bij zwaar aanrij
den met een shovel kan een hogere
dichtheid worden bereikt (750
kg/m3 vers produkt bij 38 procent
ds). Als richtwaarde kan men bij een
ds-gehalte van 38-40 procent uitgaan
van een natte dichtheid van 700 kg
produkt/m3 ofwel 275 kg ds/m3.
Om het gevaar van nabroei bij ope
ning van de silo te voorkomen moet
met een voldoende hoge voersnel-
heid worden gewerkt. Evenals bij
andere ingekuilde produkten geldt
ook hier, dat de afmetingen van de
kuil aangepast moeten zijn aan de
voerbehoefte en het rantsoen in de
winter.
Ir Ing. A. Bosma,
1MAG Wageningen
"Het is bijzonder moeilijk een nieuwjaarsrede te houden, waarin nog
enig perspectief bespeurbaar is. Grond uit produktie en medeverant-
woordelijkheidsheffingen zijn begrippen die bij iedere agrarische bij
eenkomst vallen. Te veel van dit, te veel van dat! Te veel aan eieren, te
veel aan diepgevroren slachtpluimvee en een steeds moeilijker export
met almaar toenemende eisen en een opeenstapeling van beperkende
bepalingen met betrekking tot de produktiemethoden". Aldus een
sombere voorzitter van het produktschap voor Pluimvee en Eieren, J.T.
Mellema. In zijn woensdag jl. gehouden nieuwjaarsrede vergeleek hij de
huidige situatie met de landbouwcrisis in de tachtiger jaren van de
vorige eeuw.
Honderd jaar geleden was er, door
een betere organisatiestructuur en
vermeerdering van kennis, nog veel
op te lossen. Nu schijnt zelfs onze
kennis zich tegen ons te keren, zo
klonk het uit de mond van Mellema.
"De pluimveehouder is erin geslaagd
een gespecialiseerd bedrijf te ont
wikkelen, dat geen beslag legt op
cultuurgrond en dat niet afhankelijk
is van klimatologische omstandighe
den. Hoe ervaart hij het dan om via
de mestheffing te worden aangesla
gen met een onredelijk hoge heffing,
omdat hij geen eigen grond heeft om
op zijn bedrijf geproduceerde mest
uit te rijden?". De voorzitter van het
produktschap trok in dit verband
zelfs een vergelijking met de oud
testamentische Job die zich, zittend
op de mestvaalt, afvroeg waarom hij
zo werd bezocht buiten zijn schuld
om. Mellema uitte in zijn nieuwjaars
toespraak veel kritiek op de manier
waarop de ministers Braks en Win-
semius tot hun voorstellen zijn geko
men. "Het is mijns inziens niet alleen
de primaire producent die wordt be
laagd, maar de hele verticale kolom.
Alle verzwarende produktievoor-
schriften raken ook de schakels voor
én na de boer. Het overleg over de
mestproblematiek, dat de ministers
uitsluitend hebben gevoerd met het
Landbouwschap wordt door mij dan
ook als onjuist en onvoldoende ge
kwalificeerd. Het is namelijk een ver-
Boeren zijn voor het eerst, in plaats
van collega's, eikaars concurrenten
geworden. De tegenstellingen tussen
akkerbouwers en veehouders wor
den steeds groter en ook tussen de
veehouders onderling ontstaan
spanningen die we tot nu toe niet
hebben gekend. Het al of niet invoe
ren van heffingen op graanvervan-
gers en super- en medeverantwoor
delijkheidsheffingen zijn daar dui
delijke voorbeelden van. De voorzit
ter van het Landbouwschap is niet
meer een woordvoerder die namens
alle boeren het woord kan voeren".
De voorzitter van het Produktschap
voor Pluimvee en Eieren herinnerde
aan zijn voorstel om de verticale
pbo's meer te profileren. Hij vroeg de
in het produktschap vertegenwoor
digde organisaties, daar vorm en in
houd aan te geven. "Persoonlijk ben
ik van mening dat het dringend
noodzakelijk is een forum te creëren,
waarbinnen vele problemen waar we
mee te maken hebben en zullen krij
gen aan de orde kunnen komen". Al
dus Mellema, die meent dat daarmee
de kleiner wordende invloed van de
landbouw weer groter kan worden.
Ing. J. T. Mellema
tikaal probleem en vereist daarom
een breder overleg".
Landbouwschap
Duidelijk werd dat Mellema voor de
pluimveesector het Landbouwschap
niet als de belangrijkste belangenbe
hartiger ziet. "In toenemende mate
wordt landbouwpolitiek een vertica
le aangelegenheid. De eensgezind
heid van boeren vermindert ook.
Van het REGISTREREN VAN
ALLE AKTIVITEITEN OP
HET GRASLAND kan veel ge
leerd worden. Weet U nog hoeveel
stikstof U vorig jaar gestrooid
heeftGemiddeld misschien wel
genoeg maar.... hoe is de verdeling
over de percelen? Hoeveel drijf-
mest hebbende de verschillende per
celen gekregen en wanneer? Hoe
was de voedervoorziening? Deze,
en nog veel meer punten kunnen
kritisch bekeken worden.
Bij het opstellen van het grasland
gebruiksplan voor het komende
seizoen is deze informatie waarde
vol.
MEST, EEN PROBLEEM? De
ze vraag zullen veel veehouders
zich stellen. De Landbouwvoor-
lichtingsdienst besteedt deze
maanden veel aandacht aan dit
onderwerp. Middels groepsbijeen
komsten zal gediskussieerd wor
den over de nieuwe wetgeving en
de gevolgen op bedrijfsniveau.
Deelname aan deze diskussie-
groepen verschaft U inzicht in de
konsekwenties voor Uw eigen be-
drijf
HET KOPPELINGSPROJEKT
MELKKONTROLE- VEEVOE
DING (KMV) is een voeradvies-
systeem waarbij om de drie of vier
weken, of zonodig vaker, een
kompleet voe radvies gegeven
wordt. fDit advies geeft naast de
benodigde hoeveelheid krachtvoer
onder meer aanwijzingen omtrent
het gewenste eiwitgehalte van het
krachtvoer, de ruwvoerverdeling
en de ruwvoeropname. Het advies
wordt berekend op basis van gege
vens van de melkproduktiekon-
trole en de door U opgegeven hoe
veelheden voer en de voederwaar
decijfers van het voer. Als geen
voederwaardecijfers bekend zijn
wordt gerekend met gemiddelde
waarden. Deelname aan het kop-
pelingsprojekt kan meer profijt
opleveren van de gegevens van de
melkproduktiekontrole en het
ruwvoederonderzoek.
Bij een herkauwer wordt met het
verteren van voedsel veel warmte
geproduceerd. Dit is vooral het
geval bij hoogproduktieve koeien.
Als de omgevingstemperatuur te
hoog is, kunnen vooral deze dieren
moeilijk de overtollige warmte
kwijt, waardoor de voedselopname
terugloopt. Voor een goede voeder-
opname is het dus van belang dat
koestallen voldoende fris zijn.
Zorg daarom ook tijdens vorst
voor een GOEDE VENTILA TIE
en een kleppensysteem, waarbij de
ingebrachte lucht niet rechtstreeks
op de koeien valt.
Vrijdag 1U januari 1986