De akkerbou v
REPORTAGE
Enquête
Promoten
Afzet
Pioniersfunctie
60
Alle veranderingen is geen verbetering. De
waarheid van deze aloude volkswijsheid
wordt doorgaans onder boeren maar al te
goed beseft: waar je mee vertrouwd bent en
wat z'n deugdelijkheid heeft bewezen, dat
vervang je niet zomaar door iets onbekends.
Niettemin gonst het vandaag de dag in agra
rische bladen en geschriften en op boeren-
vergaderingen van geruchten over veran
deringen die wel degelijk op verbetering
gericht zijn. Veranderingen van het bouw
plan in bij voorbeeld het Friese akkerbouw
gebied. De komst van het vierde gewas.
In het Friese bouwplan nemen de laatste tien
jaren niet alleen de zogenaamde kleine ge
wassen als graszaad, peulvruchten en vooral
snijmaïs beduidend meer oppervlakte in be
slag, ook de oppervlakte vollegrondsgroente
neemt geleidelijk weer toe. Dat is een con
clusie uit de pas verschenen brochure „Be
drijfsontwikkeling in de akkerbouw in Fries
land, uitgave 1985", samengesteld onder re
dactie van ing. M. van der Galiën, bedrijfs-
takdeskundige akkerbouw bij het Consulent
schap voor de Rundveehouderij en de Ak
kerbouw te Leeuwarden.
De toenemende belangstelling voor de volle-
grondsgroenteteelt richt zich, blijkens een in
1984 gehouden enquête onder akkerbou
wers, vooral op de gewassen winterworte
len, witlof, meestal pennenteelt, broccoli,
spruitkool, bewaarkool en bloemkool.
Renze Hoekstra te Sint Jacobiparochie, die
samen met z'n vader Hendrik en z'n broer in
maatschapsverband een akkerbouw- annex
loonbedrijf runt, voegt daar nog een lijstje
aan toe: zaai- en plantuien, knolselderij, rode
bieten, knolvenkel, koolrapen.
Voor veel akkerbouwers gaat het hier om
nieuwe gewassen, die ze aantrekken om de
bedrijfsresultaten te verbeteren. Dat kan te
maken hebben met meer arbeidsaanbod op
de bedrijven, maar ook met het zoeken van
een alternatief voor granen, al zullen die in
de vruchtwisseling nooit geheel gemist kun
nen worden. Van der Galiën noemt in z'n bro
chure als redenen ook de aardappelmoeheid
en de superheffing op de melk.
Het vermoeden bestaat dat het hier om ver
anderingen kan gaan, die het „plaatje" blij
vend zullen wijzigen. De Friese landbouwor
ganisaties hebben daarom samen met het be
drijfsleven en financieringsinstellingen werk
groepen gevormd die onder het motto „Pak
een tweede tak", bedrijven niet alleen in
de akkerbouw maar ook in de veehouderij
in dit veranderingsproces begeleiden.
Dat er naast deze gestructureerde begelei
ding, die overigens nog grotendeels een stu
die-karakter heeft, ook plaats is voor spon
taan partikulier initiatief, bewijzen de aktivi-
teiten van de Hoekstra's.
Hun akkerbouwbedrijf omvat 40 ha beste
Bildtse kleingrond. Ze gebruiken een derde
deel voor aardappelen, een derde deel voor
bieten en granen en een derde deel voor vol
legrondsgroente, waarvan de helft voor uien.
Met laatstgenoemd gewas hebben ze al een
jaar of tien ervaring, maar daarnaast hebben
ze de laatste jaren met een aantal andere ge
wassen geëxperimenteerd.
Renze en Piet Hoekstra vertellen: „Naast de
uien hebben we nog een paar hektare kool
rapen die via een adresje naar een super
markt gaan. We hebben het ook geprobeerd
met knolselderij. Dat laatste hebben we sterk
gepromoot, zodat hier in de buurt op een ge
geven moment wel dertig hektare stond.
Toen ging de grootste afnemer failliet en 't
was afgelopen.
De prijs viel trouwens ook tegen. Een andere
poging was witte koolrapen, maar dat bleek
erg link: je moet ze in één week oogsten en
er is maar één fabriek waar ze naar toe kun
nen. Te kwetsbaar dus. Diezelfde handelsre
latie kan nu overigens bloemkool hebben
waarvoor ongeacht de maat 70 cent per kg
wordt betaald."
Het verhaal maakt duidelijk dat de Hoekstra's
het niet alleen over hun eigen bedrijf heb
ben, maar ook over collega's. Dat komt door
de vraag naar mechanisatie, vooral op het ge
bied van het zaaien.
Op Renze Hoekstra hij is de man die ook in
loonwerk het zaaien verzorgt is van liever
lee steeds meer een beroep gedaan om de
op het eigen bedrijf opgedane ervaring ook
bij anderen toe te passen. Van het zaaien van
uien ging dat naar witlof- en wortelzaaien en
alles wat er verder nog kwam. Een oude
„Stanhay", die voor diverse gewassen werd
aangepast, vormde het begin en nu staan er
vijf precisiezaaimachines, waarvan twee
pneumatische speciaal voor witlof, om het
groentezaaien tot in wijde omgeving te ver
zorgen. „We hebben zelfs vorig jaar al eens
een machine beschikbaar gesteld om in
Drenthe schorseneren te zaaien."
Daarnaast heeft het bedrijf nog drie uienzaai-
machines en een omgebouwde tulpenplan
ter waarmee het plantwerk in de groentesec
tor wordt gedaan.
Om het allemaal een beetje de moeite waard
te maken, hebben de Hoekstra's zich be
ijverd om de oppervlakten zo groot mogelijk
te maken. Dat betekende in feite in stukje
propaganda voor de vollegrondsgroenteteelt
in de streek. Ze ontdekten dat het meest
kwetsbare stadium dat van de afeet is. Een
vlotlopend afeetkanaal betekent continuïteit.
Dat is goed voor de boer en gunstig voor het
loonbedrijf. Waar dat kanaal niet bestond,
gingen de Hoekstra's er op uit om het te zoe
ken en dikwijls met succes.
Nu is het zover dat Renze stelt: „Als er geen
afeet is, dan tref ik geen voorzieningen; dan is
het toch met een paar jaar afgelopen en dan
zagen we onszelf uit de boom."
Die afeet kan op verschillende manieren. De
meeste akkerbouwers willen graag rooien en
afvoeren zonder meer. Zoals bij de teelt van
witlofpennen (dit jaar in Friesland ruim 90 ha)
en in de meeste gevallen ook bij winterpeen
(109 ha) gebeurt. Bij de Hoekstra's wijzen ze
er wel op dat niet alleen uien, maar ook wor
telen, rapen en rode biet zich uitstekend in
luchtgekoelde ruimte laten bewaren en dat
zulks voor de handel extra mogelijkheden
biedt. Eigen ervaring vormt ook hier het be
wijs.
Dit bedrijf, dat toch al bekend stond om z'n
belangstelling voor bijzondere werkzaamhe
den genoemd kunnen worden de machi
nale vlasoogst en de drooginrichting voor
graszaad is terecht gekomen in de positie
die onlangs door secretaris J. Olthaar van de
afdeling Landbouwambachten van het Land
bouwschap werd omschreven als de „pio
niersfunctie van het loonbedrijf', een functie
die hij rechtstreeks in verband bracht met de
ontwikkeling van „het vierde gewas op de
akkerbouwbedrijven'
De Hoekstra's denken dat het vierde gewas
in deze omgeving zeker toekomst heeft. Uit
breiding zal hen vanzelfsprekend ook zeer
welkom zijn. Ze kunnen dan de grenzen van
het werkgebied wat nauwer trekken en dat
komt het tarief ten goede. De boeren hebben
daar soms toch al zo'n moeite mee. Dat
groente meer opbrengt dan bieten, dat we-
CLO magazine januari 1986